ECLI:NL:RBOVE:2021:4638

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
08-007503-17 ontneming (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel van een rechtspersoon in de landbouwsector

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een ontnemingsbeslissing gedaan in de zaak tegen [veroordeeld bedrijf 1] V.O.F. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot terugbetaling van € 322.954,81 aan de Staat, als wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, gedurende de periode van 1 januari 2016 tot en met juni 2017, niet-toegelaten biociden heeft verkocht en toegepast, wat heeft geleid tot financieel voordeel. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van bewijsmiddelen, waaronder facturen en rapporten van opsporingsambtenaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de inkoopkosten en andere bedrijfskosten van de veroordeelde. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting waar de raadsman van de veroordeelde aanwezig was, maar de veroordeelde zelf niet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, met de opmerking dat deze verplichting kan vervallen indien medeveroordeelden aan hun betalingsverplichtingen voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-007503-17 ontneming (P)
Datum vonnis: 9 december 2021
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officieren van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeeld bedrijf 1] V.O.F.,handelend onder de naam
[veroordeeld bedrijf 1] ,
gevestigd aan [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officieren van justitie vorderen dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 322.954,81.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 10 maart 2021 is beslist dat de behandeling van de ontnemingsvordering voor onbepaalde tijd zal worden aangehouden. De rechtbank heeft op 10 maart 2021 termijnen gesteld voor de schriftelijke ronde die vooraf zal gaan aan de behandeling van de ontnemingsvordering ter zitting en beslist dat vervolgens een datum voor de behandeling ter terechtzitting van de ontnemingsvordering zal worden vastgesteld.
In de schriftelijke procedure zijn de volgende processtukken overgelegd:
- een conclusie van eis van 2 maart 2021;
- een nadere conclusie van eis van 3 mei 2021;
- een conclusie van antwoord van 8 juni 2021;
- een conclusie van repliek van 24 juni 2021;
- een conclusie van dupliek van 3 augustus 2021.
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2021. Namens de veroordeelde is op die terechtzitting niemand verschenen. De raadsman van veroordeelde, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat in Ede, is wel verschenen en als bepaaldelijk gevolmachtigde op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting hebben de officieren van justitie mr. E. Duijts en mr. D van Ieperen hun vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft ter zitting zijn standpunten gehandhaafd zoals hij die in zijn conclusie van antwoord en zijn conclusie van dupliek heeft ingenomen, met uitzondering van zijn standpunt met betrekking tot de fiscale implicaties.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 12 april 2021 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, derde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4 en feit 5
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.2.1
Inleiding
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het rapport ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [veroordeeld bedrijf 1] ’ opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden opsporingsambtenaar bij de Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, gedateerd 4 juni 2019 (hierna: het rapport WVV) als uitgangspunt. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel eveneens het onder 3.1 genoemde vonnis in aanmerking. Uit de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat de veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. De rechtbank is bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van de rechtbank uit voornoemd vonnis.
3.2.2
De hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel
3.2.2.1 Algemene vaststellingen
Zoals hiervoor reeds overwogen is de rechtbank bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van de rechtbank zoals die in het vonnis van 12 april 2021 zijn opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen aannemelijk is geworden dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door het verkopen en toepassen van niet-toegelaten biociden die de werkzame stoffen Fipronil en Amitraz bevatten.
Periode
Veroordeelde is onder meer veroordeeld voor overtreding van artikel 43 Wet op de Gewasbestrijdingsmiddelen en biociden gedurende de periode van 1 januari 2015 tot en met 10 augustus 2017. De facturen van [veroordeeld bedrijf 2] en [veroordeeld bedrijf 1] over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 stonden niet ter beschikking van het onderzoeksteam, waardoor er geen specificatie van de opbrengsten, gesplitst in gebruikte middelen, arbeid en overige componenten beschikbaar was. De factuur met de laatste datering die is gebruikt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is van juni 2017.
Gelet hierop zal de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaan van een periode van 1 januari 2016 tot en met juni 2017.
3.2.2.2 Het door [veroordeeld bedrijf 1] wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Aan de hand van de facturen en de werkbonnen uit de administratie van [veroordeeld bedrijf 1] kan worden vastgesteld hoeveel de verkoop en toepassing van de middelen met de werkzame stof Fipronil en de werkzame stof Amitraz hebben opgebracht. De door [veroordeeld bedrijf 1] gebruikte middelen met de namen Dega-16, Dega 1 L, Dega P, Fyprorein, Fyprocleaner en Mentho-Boast betreffen allemaal niet-toegelaten biociden en bevatten allemaal de werkzame stof Fipronil. [veroordeeld bedrijf 1] paste deze niet-toegelaten biociden direct toe bij de pluimveehouders waar zij de bloedluisbestrijding verzorgde.
In het jaar 2017 is van de middelen Dega 16, Dega L en Dega P in totaal 2.607,50 liter gebruikt door [veroordeeld bedrijf 1] , hetgeen een totaalbedrag van € 392.819,75 heeft opgebracht. In 2016 is een hoeveelheid van in totaal 2.678,50 liters gebruikt van de middelen Fyprorein, Fyproclean, Mentho-Boast, Dega-16 en Dega 16 P en dit heeft tezamen een bedrag van € 507.749,31 opgeleverd.
Met betrekking tot het middel Miteclean, dat de werkzame stof Amitraz bevat, kan op basis van de facturen en werkbonnen worden vastgesteld dat er in 2017 door [veroordeeld bedrijf 1] 943,50 liter van is gebruikt en dat dit heeft geleid tot een opbrengst van € 77.548,75. In 2016 werd er van Miteclean 795 liter gebruikt, hetgeen € 47.952,50 heeft opgeleverd.
Kosten
[veroordeeld bedrijf 1] kocht haar producten in bij de Belgische firma [bedrijf] . Blijkens de facturen die [bedrijf] aan [veroordeeld bedrijf 1] stuurde kostte, een liter Dega 16 in 2016 € 75,05 en in 2017
€ 75,27. Voor een liter Dega 1 L betaalde [veroordeeld bedrijf 1] in 2017 € 132,20 en een liter Dega P kostte zowel in 2016 als in 2017 € 139,62. De middelen Fyprorein, Fyproclean en Mentho-Boast werden alleen in 2016 ingekocht en deze kostten toen respectievelijk € 124,60,
€ 122,80 en € 73,50 per liter. [1]
Het totaal aan inkoopkosten per niet-toegelaten biocide kan aldus worden berekend door de hoeveelheid van het product – zoals blijkens de werkbonnen verkocht – te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per liter. Dit levert de navolgende berekeningen op voor de inkoopkosten in het jaar 2016:
Dega-16 707,50 liter x € 75,05 = € 53.097,88
Dega-16 P 44,50 liter x € 139,62 = € 6.213,09
Mentho-Boast 1.496,50 liter x € 73,50 = € 109.992,75
Fyprorein 251 liter x € 124,60 = € 43.734,60
Fyproclean 79 liter x € 122,80 = € 9.701,20
En met betrekking tot 2017:
Dega 16 2.527,50 liter x € 75,27 = € 190.244,93
Dega 16 L 58 liter x € 132,20 = € 7.667,60
Dega 16 P 22 liter x € 139,62 = € 3.071,64
Wanneer de inkoopkosten van bovenstaande producten worden opgeteld volgt dat het totaalbedrag aan inkoopkosten voor 2016 € 222.739,52 bedraagt en voor 2017 € 200.984,17.
Voor het product Miteclean, bevattende Amitraz, geldt dat de inkoopprijs in 2016 en 2017 gelijk was en € 52,30 bedroeg. Van dat product werd blijkens de werkbonnen in 2016 795 liter gebruikt, zodat dit neerkomt op € 41.578,50 (795 x € 52,30) aan inkoopkosten. In 2017 werden er 945,50 liters Miteclean verkocht, wat betekent dat de inkoopkosten € 49.449,65 (945,50 x € 52,30) waren.
Kosten inhuur derden
[veroordeeld bedrijf 1] huurde regelmatig zzp’ers in om te helpen bij de bloedluisbestrijding. Met die kosten van inhuur van zzp’ers is rekening gehouden bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit de auditfile van de administratie van [veroordeeld bedrijf 1] , die betrekking heeft op boekjaren 2016 en 2017, zijn boekingen gefilterd die zijn geboekt op de grootboekrekening “7110 Inkoop arbeid 21%". In totaal is er in 2017
€ 11.794,50 geboekt op grootboekrekening “7110 Inkoop arbeid 21%” en in 2016 was dit een bedrag van € 13.387,12. Uit onderzoek is gebleken dat tot mei 2016 voor deze boekingen de grootboekrekening "7100 Inkopen hoog” is gebruikt. In de periode van 1 januari tot en met mei 2016 is er voor een bedrag van € 7.426,47 geboekt op de grootboekrekening ”7100 Inkopen hoog”. Daarnaast is er in 2017 op de grootboekrekening “7210 Inkoop arbeid 6%” € 200,-- geboekt. [2] Hieruit volgt dat het inhuren van zzp’ers in 2016 in totaal € 20.813,58 en in 2017 in totaal € 11.994,50 heeft gekost.
Overige kosten
Zoals gezegd zijn kosten volgens vaste jurisprudentie alleen aftrekbaar indien:
- veroordeelde deze niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben;
- deze kosten in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict; en
- daadwerkelijk gemaakt (betaald) zijn.
Naast de inkoopkosten van biociden en de kosten voor de inhuur van derden heeft [veroordeeld bedrijf 1] nog meer kosten gemaakt. Gelet op het feit dat nagenoeg de gehele bedrijfsvoering was gericht op het bestrijden van bloedluis met niet-toegelaten biociden en bijna de gehele omzet daarmee is behaald, is het aannemelijk dat de overige kosten ook een stuk lager waren uitgevallen als deze strafbare feiten niet waren gepleegd. Alle overige kosten, zoals die aan de hand van de balans en winst & verlies rekening kunnen worden vastgesteld, worden daarom in aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel gebracht. Dit betreft, weergegeven in een tabel, de volgende kosten:
Overige kosten
2016 (€)
2017 (€)
Totaal
Bedrijfslasten
Overige personeelskosten
765,78
1.428,25
Afschrijvingen
24.556,08
15.972,00
Autokosten
9.621,82
2.957,29
Algemene kosten
16.651,42
14.672,64
Huisvestingskosten
4.800,00
2.400,00
Kosten inventaris en machines
18.991,00
15.694,88
Verkoopkosten
4.421,10
3.664,06
Overige bedrijfskosten
3.402,47
1.254,71
Totaal bedrijfslasten
83.209,67
58.043,83
Financiële lasten
2.115,51
Totaal financiële baten en lasten
2.115,51
1.176,26
Buitengewone lasten
1.011,26
Totaal financiële baten en lasten
1.011,26
-0,96
Totaal overige kosten
86.336,44
59.219,13
Samenvattend
Het wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 1] bedraagt op basis van het vorenstaande:
2017 (€)
2016 (€)
Totaal (€)
Opbrengst Fipronil
392.819,75
507.749,31
900.569,06
Inkoopkosten Fipronil
200.984,17
222.739,52
423.723,69
Bruto marge Fipronil
191.835,58
285.009,79
476.845,37
Opbrengst Amitraz
77.548,75
47.952,50
125.531,25
Inkoopkosten Amitraz
49.449,65
41.578,50
91.028,15
Bruto marge Amitraz
28.099,10
6.374,00
34.473,10
Totaal bruto marge
219.934,68
291.383,79
511.318,47
Inhuur derden
11.994,50
20.813,59
32.808,09
Overige kosten
59.219,13
86.336,44
145.555,57
Wederrechtelijk verkregen voordeel
148.721,05
184.233,76
322.954,81
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen aldus de omvang van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 1] vast op een bedrag van € 322.954,81.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de pluimveehouders geleden schade dat het voor de hand ligt dat deze schade in mindering zal worden gebracht door de executierechter als bedoeld in artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank ziet geen aanleiding daar in dit stadium rekening mee te houden, omdat een betalingsverplichting nog niet vast staat. Tussen partijen is geen definitieve overeenstemming bereikt over de schadeafwikkeling en evenmin is er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak die tot enige betaling van schade verplicht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 322.954,81.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 322.954,81(driehonderdtweeëntwintigduizendnegenhonderdvierenvijftig euro en eenentachtig eurocent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van een bedrag van
€ 322.954,81(driehonderdtweeëntwintigduizendnegenhonderdvierenvijftig euro en eenentachtig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt te vervallen indien en voor zover een of meer van de medeveroordeelden heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.
Buiten staat
Mr. Orriëns-Schipper en mr. Melaard zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.DOC-10965 tot en met DOC-10966.
2.DOC-11308 tot en met DOC-11311.