ECLI:NL:RBOVE:2021:4572

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
08/157192-21 en 08/139784-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor brandstichting en diefstal van een AED-apparaat

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De vrouw stak op 15 juni 2021 een vuilniszak in brand achter haar woning in Almelo, waardoor een houten veranda en een deel van haar woning vlam vingen. Dit leidde tot gevaar voor de buren die sliepen. Daarnaast heeft de vrouw op 29 mei 2021 een AED-apparaat van de Nederlandse Spoorwegen gestolen en beledigde zij de politie tijdens haar aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de brandstichting opzettelijk was en dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen was te duchten. De vrouw weigerde ook mee te werken aan een bloedonderzoek na haar aanhouding, wat haar vervolging verergerde. De rechtbank hield rekening met haar psychische problemen en verslavingsproblematiek, maar oordeelde dat haar daden strafbaar waren. De opgelegde straf is mede gebaseerd op de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor haar problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/157192-21 en 08/139784-21 (P)
Datum vonnis: 7 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle Zuid 1.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. M.S. Flokstra, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/157192-21
feit 1:opzettelijk brand heeft gesticht, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
feit 2:opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift van een ambtenaar in functie.
parketnummer 08/139784-21
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een AED-apparaat;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/157192-21
1.
zij op of omstreeks 15 juni 2021 te Almelo opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een spuitbus en/of (een berg) afval/vuilnis, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een woning en/of een tuin geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer(dere) naastgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een of meer(dere) bewoner(s) van voornoemde naastgelegen woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer(dere) bewoner(s) van voornoemde naastgelegen woning(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 16 juni 2021 te Borne opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e wetboek van strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 1] , belast met de
uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar haar had bevolen of van haar
had gevorderd medewerking te verlenen aan het afnemen van bloed, hieraan geen gevolg te geven;
parketnummer 08/139784-21
1.
zij op of omstreeks 29 mei 2021 te Almelo een AED, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 29 mei 2021 te Almelo opzettelijk een of meer(dere) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant] , birgadier bij de politie en/of [verbalisant] , hoofdagent bij de politie en/of [verbalisant] , surveillant bij de politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: 'vieze flikkers' en/of
'kankerwouten', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Parketnummer 08/157192-21
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, waarbij zowel gemeen gevaar voor goederen als levensgevaar voor een ander bewezen verklaard kunnen worden. Ook het onder 2 ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet op de brandstichting heeft gehad, waarbij sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. Volgens de raadsvrouw is echter niet bewezen dat de brandstichting levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander tot gevolg heeft gehad, zodat verdachte van dit gevolgbestanddeel partieel vrijgesproken moet worden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat het proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie voldoende is om tot bewezenverklaring te komen.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Feitelijke toedracht van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft vanaf september 2020 in een tussenwoning aan de [adres 1] gewoond. Zij ontving ambulante begeleiding van de zorgonderneming [zorgonderneming] BV.
In de avond van 15 juni 2021 heeft verdachte, terwijl zij onder invloed was van GHB, speed en cannabis, achter haar woning met een spuitbus en een aansteker een vuilniszak in brand gestoken. Deze brand is vervolgens overgeslagen op de zich achter de woning bevindende houten veranda, de schuttingen aan beide zijden van de achtertuin en de achtergevel van de woning.
Buren hebben de brand opgemerkt en vervolgens de brandweer gebeld. Door het bluswerk van de brandweer heeft de brand niet (via de hardboard plafonddelen en de balklaag daarboven) de houten dakconstructie bereikt.
Dezelfde avond is verdachte op verdenking van de brandstichting aangehouden. In het politie arrestantencentrum in Borne heeft zij vervolgens – nadat een indicatieve speekseltest had uitgewezen dat ze amfetamine had gebruikt – geweigerd om mee te werken aan een bloedafname door een GGD-arts. Verdachte heeft dit geweigerd ook nadat de hulpofficier van justitie [naam 1] haar gevorderd had om mee te werken aan dit onderzoek.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat ze de vuilniszak in brand heeft gestoken en dat ze niet heeft meegewerkt aan een bloedonderzoek. Ze wist niet precies wat een bloedonderzoek inhield en ze had al verteld dat ze verdovende middelen had gebruikt.
Met betrekking tot het opzet op de brandstichting
Voor bewezenverklaring van opzettelijke brandstichting hoeft het opzet van verdachte slechts gericht te zijn op het stichten van brand en níet op het teweegbrengen van gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander.
De rechtbank stelt vast dat verdachte willens en wetens brand heeft gesticht door met een spuitbus en een aansteker een vuilniszak in brand te steken.
Uit het door psycholoog J. Kluin over verdachte opgemaakte rapport blijkt dat verdachte ten tijde van de brandstichting kampte met een combinatie van intellectuele beperkingen, persoonlijkheidsproblematiek en ernstige verslavingsproblematiek. Volgens de psycholoog is bij verdachte sprake geweest van een sterke, maar niet volledig onontkoombare dwang om te handelen zoals zij heeft gedaan.
De rechtbank leidt uit de bevindingen van de psycholoog af dat bij verdachte geen sprake is geweest van het ontbreken van ieder inzicht in de draagwijdte en mogelijke gevolgen van haar gedragingen. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat verdachte in het geheel geen opzet op de brandstichting heeft gehad.
Met betrekking tot de gevolgbestanddelen van de brandstichting
-
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat als gevolg van de brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten de naastgelegen woningen, te duchten was.
-
Levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
Voor bewezenverklaring van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel daadwerkelijk te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband dus niet van belang.
Uit het forensisch onderzoek blijkt dat de brand zonder interventie van de brandweer via de gevelopeningen aan de achterzijde van de woning en op de eerste verdieping naar binnen had kunnen gaan. Via de hardboard plafonddelen van de eerste verdieping en de balklaag daarboven had de brand vervolgens de houten dakconstructie kunnen bereiken.
Uit een terzake opgemaakt proces-verbaal van bevindingen blijkt verder dat de bewoner van de aangrenzende woning aan de [adres 1] ten tijde van de brandstichting thuis was en lag te slapen. Hij is gewekt door zijn zoon, nadat die de brand opgemerkt had.
De rechtbank acht op grond van deze feiten en omstandigheden bewezen dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels levensgevaar voor een ander voorzienbaar, en aldus te duchten was.
Met betrekking tot de weigering om aan een bloedonderzoek mee te werken
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte niet voldaan heeft aan de vordering van hulpofficier van justitie [naam 1] om aan een bloedonderzoek mee te werken. De hulpofficier heeft verdachte uitgelegd dat zij verdacht werd van brandstichting en dat de bloedafname nodig was om onderzoek te kunnen doen naar verdachtes gebruik van verdovende middelen.
De conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Parketnummer 08/139784-21
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde geen opmerkingen gemaakt.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft zij partiële vrijspraak bepleit van de belediging van hoofdagent [verbalisant] .
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 29 mei 2021, pagina 4.
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank acht op grond van het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] bewezen dat verdachte hen op 29 mei 2021 te Almelo heeft beledigd met de woorden ‘vieze flikkers’ en ‘kankerwouten’. Verdachte heeft de drie genoemde verbalisanten met deze woorden uitgescholden, nadat zij door hen was aangehouden op verdenking van diefstal van een AED-apparaat en door hen geboeid werd.
De rechtbank leidt uit het genoemde proces-verbaal af dat alle drie genoemde verbalisanten bij de aanhouding en het omdoen van de handboeien bij verdachte betrokken zijn geweest en dat de beledigingen van verdachte tegen de drie verbalisanten, dus ook tegen verbalisant [verbalisant] , gericht zijn geweest. Het verweer van de raadsvrouw tot partiële vrijspraak, voor zover het verbalisant [verbalisant] betreft, wordt verworpen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/157192-21, feiten 1 en 2 en parketnummer 08/139784-21, feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/157192-21
1.
zij op 15 juni 2021 te Almelo opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een spuitbus en afval/vuilnis, ten gevolge waarvan een woning en een tuin gedeeltelijk zijn verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten naastgelegen woningen, en
levensgevaar voor een ander, te weten een bewoner van één van voornoemde naastgelegen woningen, te duchten was;
2.
zij op 16 juni 2021 te Borne opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e wetboek van strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten [naam 1] , belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar van haar had gevorderd medewerking te verlenen aan het afnemen van bloed, hieraan geen gevolg te geven;
parketnummer 08/139784-21
1.
zij op 29 mei 2021 te Almelo een AED, die aan een ander toebehoorde, te weten aan de Nederlandse Spoorwegen, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 29 mei 2021 te Almelo opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant] , brigadier bij de politie en [verbalisant] , hoofdagent bij de politie en [verbalisant] , surveillant bij de politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'vieze flikkers' en 'kankerwouten'.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezen-verklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in haar verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 184, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/157192-21
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
parketnummer 08/139784-21
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van zeventien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, wordt opgelegd. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden te worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf van niet meer dan één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die
uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ’s avonds opzettelijk brand gesticht achter haar woning door een vuilniszak met inhoud in brand te steken. Na het in brand steken van de vuilniszak is verdachte haar woning ingelopen en heeft zich verder niet om de brand bekommerd. Daardoor is de brand overgeslagen naar de houten veranda met overkapping achter de woning en ook naar de achterzijde van de woning, waar zich de keuken bevond. Als gevolg van de brand is er gevaar ontstaan voor de belendende woningen. Bovendien is sprake geweest van levensgevaar voor een buurman, die ten tijde van de brandstichting in zijn woning lag te slapen.
Vervolgens heeft verdachte, nadat zij op verdenking van de brandstichting was aangehouden, geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek, teneinde vast te stellen of en zo ja, in welke mate zij onder invloed was van verdovende middelen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een AED-apparaat van de Nederlandse Spoorwegen. Nadat zij op verdenking daarvan was aangehouden en werd geboeid, heeft zij de politieagenten, die bij de aanhouding betrokken waren, beledigd door hen uit te schelden voor ‘vieze flikkers’ en ‘kankerwouten’.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de Justitiële Documentatie van verdachte van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat zij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Deskundigenrapportage
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van J. Kluin, GZ-psycholoog van 28 september 2021.
De psycholoog heeft vastgesteld dat verdachte intellectuele beperkingen heeft en functioneert op LVB-niveau. Zij voldoet daarnaast aan de criteria van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Ook is sprake van een ernstige verslavingsproblematiek (GHB, ketamine, cannabis, alcohol en tabak). Verdachte heeft verder een angststoornis (paniekstoornis met agorafobie) en zij kampt met depressieve en psychotische klachten.
Het maken van brand lijkt volgens de psycholoog in een zekere staat van depersonalisatie te zijn gebeurd. Verdachte keek als het ware toe op de situatie, zonder georganiseerd of planmatig te handelen. Tegelijkertijd zijn er ook momenten van beschouwing en overweging geweest. Op het moment van de brandstichting lijkt verdachte geen aandacht te hebben gehad voor de mogelijke risico’s voor anderen. Dit gebrek aan vooruitblikken op mogelijke gevolgen van het eigen handelen is passend bij zowel de ernstige verslavingsproblematiek, de persoonlijkheidsproblematiek als de intellectuele beperkingen. Al met al komt de psycholoog tot de conclusie dat gesproken kan worden van een sterke maar niet volledig onontkoombare dwang om te handelen zoals verdachte heeft gedaan.
Aan de rechtbank wordt in overweging gegeven om de brandstichting en het weigeren van de bloedafname in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op acuut algemeen geweld wordt ingeschat als laag. Indien er geen interventies als
toezicht en behandeling worden ingezet wordt het risico op algemeen geweld op middellange
en langere termijn ingeschat als matig.
Van belang is om een delictanalyse en terugvalinterventieplan op te stellen ten behoeve van risicomanagement. Voorts dient het probleeminzicht van verdachte verbeterd te worden door psycho-educatie over haar problematiek en is behandeling nodig van de persoonlijkheids-problematiek, de verslavingsproblematiek, de psychotische klachten en de stemmings- en angstklachten.
In overweging wordt gegeven om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met begeleiding vanuit de reclassering, met als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling gevolgd door verblijf in een instelling voor begeleid wonen.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasserings-rapport van Y. Slot van Reclassering Nederland van 15 oktober 2021.
In dit rapport is te lezen dat verdachte al langere tijd in beeld was bij de zorg- en hulpverlening en dat zij bekend was met overmatig alcohol- en drugsgebruik. Vele interventies door GGZ Tactus te Almelo hebben tot op heden niet geresulteerd in abstinentie van middelengebruik. Verdachte heeft vanwege haar problematische functioneren in de maatschappij een wettelijk toegewezen mentor en een bewindvoerder. Er is sprake van een WLZ (Wet langdurige zorg)- GGZ indicatie.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van GZ-psycholoog J. Kluin. Ingezet moet worden op een klinische behandeling met aansluitend beschermd dan wel begeleid wonen. Verdachte is aangemeld bij Trajectum, afdeling Berkelland. Ten tijde van het opmaken van het reclasseringsrapport was nog geen bevestiging van plaatsing ontvangen.
De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), beschermd dan wel begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de psycholoog en de reclassering over.
Ter zitting heeft de officier van justitie verklaard dat inmiddels bekend is dat verdachte geplaatst kan worden bij Trajectum. Nog niet duidelijk is wanneer die plaatsing zijn beslag kan krijgen.
In aanvulling hierop heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de plaatsingsbeschikking inmiddels is afgegeven en dat zij van een medewerker van Trajectum heeft begrepen dat verdachte waarschijnlijk binnen enkele weken kan worden geplaatst.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar wat in vergelijkbare zaken aan straf is opgelegd. Daarnaast is het naar het oordeel van de rechtbank van groot belang dat verdachte direct aansluitend op haar detentie wordt opgenomen in Trajectum, afdeling Berkelland, en dat zij met justitieel vervoer naar die kliniek wordt gebracht. Verdachte heeft op de dag van de uitspraak van deze strafzaak 175 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Al het vorenstaande in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeventien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/157192-21, feiten 1 en 2, en onder parketnummer 08/139784-21, feiten 1 en 2, ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/157192-21
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens wettelijk voorschrift
gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken
van strafbare feiten;
parketnummer 08/139784-21
feit 1
het misdrijf: diefstal;
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan een ambtenaar
gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen
gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/157192-21, feiten 1 en 2, en onder parketnummer 08/139784-21, feiten 1 en 2, bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt en blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Daarbij houdt zij zich aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft en werkt zij mee aan huisbezoeken;
- zich laat opnemen in Trajectum, afdeling Berkelland, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt 1 (één) jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich ambulant laat behandelen door een nader te bepalen (forensische) polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start ten tijde van of aansluitend op de opname in de kliniek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en aanwijzingen die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de voor de indicatie verantwoordelijke instantie bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd dan wel begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan het klinische traject. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) of een bloedonderzoek gebruiken voor de controle. Tevens kan de alcoholband worden ingezet als controlemiddel. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. V. Wolting en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van D. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.
Buiten staat
Mr. Wolting is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Met betrekking tot parketnummer 08/157192-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021273918. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Bewijsmiddelen feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van D. Spijkerman d.d. 17 juni 2021 (pag. 3), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij deze doe ik aangifte van brandstichting, welke heeft plaatsgevonden aan de [adres 1] .
Ik ben eigenaar van de zorgonderneming, genaamd [zorgonderneming] B.V., gevestigd aan de [adres 2] .
Ik huur de woning, gevestigd aan de [adres 1] van [bedrijf] B.V. en ben bevoegd tot het doen van aangifte.
Een cliënt van ons, genaamd [verdachte] , huurt deze woning van de Zorgonderneming sinds september 2020.
(…)
Dinsdag 15 juni 2021, omstreeks 22.30 uur werd een begeleider gebeld door de wijkagent en werd hem gezegd dat er een brand is gesticht bij de woning achter bij de overkapping. Dit betrof dus de woning van [verdachte] .
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting op 23 november 2021, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik was naar binnen gelopen en achter het huis gegaan. De groene vuilnisbak stond daar en er stonden één of twee vuilniszakken. Ik dacht toen ik kan het vuilnis wel even in de fik steken. Ik had een aansteker. Ik ging daarna naar binnen en toen kwamen de vlammen al omhoog. Het begon met een klein beetje en ik dacht eerst het dooft nog wel, maar het ging heel hard. Ik ging naar binnen en zocht het brandblussertje. Binnen 5 minuten stond de hele overkapping in brand.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 16 juni 2021 (pag. 42), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb gewoon een vuur gemaakt in de hoek van de tuin met een spuitbus. Dit was gewoon afval wat ik in de brand stak. Hierna ging het verder via de golfplaten.
4.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning (met fotobladen), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 17 juni 2021 (pag. 19 e.v., fotobladen pag. 23 t/m 28), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 16 juni 2021 om 12:01 uur kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] .
(…)
Perceel [adres 1] betrof een tussenwoning in rij, dateerde uit 1949, was opgetrokken uit bakstenen en had betonnen vloerdelen.
De woning bevond zich tussen meerdere woningen en was voorzien van een voor en achtertuin. De woning bestond uit 2 woonlagen en een vliering. De keuken was naar achteren toe uitgebouwd.
In de achtertuin was met een houten constructie een veranda gerealiseerd welke op vlonders stond.
Deze veranda was L-vormig om de uitgebouwde keuken opgebouwd en in 3 ruimten opgedeeld, te weten: een afsluitbaar deel, een niet afsluitbaar deel en een open deel met een terras voorzien van een L-vormige lounge set opgebouwd uit palletmateriaal. De gehele veranda was overdekt met polycarbonaat golfplaten.
(…)
Ik zag dat de gehele houten constructie van de veranda door de brand verwoest was. Ik zag dat zelfs het houten vlondermateriaal sterke verkoling vertoonde.
De polycarbonaat golfplaten waren allemaal door invloed van de brand gesmolten en in draden naar beneden gezakt dan wel verbrand.
De dakconstructie was geheel naar beneden gekomen en plat gevallen.
(…)
De schutting (op de erfgrens) was over een lengte van ongeveer 3 meter geheel weggebrand en de inbranding van de schutting werd naar mate de afstand vanaf het terras naar achteren toe nam af.
Boven de lange kant van de lounge set zat een keukenraam. Dit keukenraam vertoonde sterke inbranding.
De brand had niet in de keuken gewoed maar het keukenblok vertoonde sporen van lichte inbranding.
(…)
Het oppervlak waar ik denk dat het vuur begonnen is betreft ongeveer vier tot zes vierkante meter. Binnen deze 4 vierkante meter trof ik de resten van vuilnis (of afval) aan en de resten van de container.
Gemeen gevaar voor goederen:
Door de brand waren vele goederen aangetast; naast de tuinset was dit de overkapping met de vloerelementen, de schuttingen zowel links als rechts van de tuin en ook de achtergevel van de keuken werd door de brand aangetast.
De brand had reeds het keukenraam vernield en stond op het punt de keuken op de begane grond te betreden. De schade is beperkt gebleven tot het keukenblok maar de vuurlast aanwezig in de keuken was veel groter. Zonder interventie van de brandweer had de keuken van de geheel verloren gegaan aan de brand. In de woonkamer was weinig vuurlast aanwezig waardoor de brand in de woonkamer moeizaam uit had kunnen breiden. Desondanks had de brand via de gevelopeningen aan de achterzijde van de woning en op de eerste verdieping naar binnen kunnen gaan. Via het hardbord plafonddelen van de eerste verdieping en de balklaag daarboven had de brand de houtendakconstructie
kunnen bereiken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 1 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 1 juli 2021 telefonisch contact gehad met betrokken [naam 2] , [geboortedatum 2] , naar aanleiding van de brand op 15 juni 2021 bij de [adres 1] .
Ik heb betrokkene gevraagd of hij thuis was toen er brand op [nummer] was en of hij schade aan zijn woning heeft naar aanleiding van de brand. Ik hoorde betrokkene verklaren:
Ik was thuis, [adres 1] , tijdens de brand. Ik sliep zelf maar mijn zoon van (13) heeft de brand wel meegekregen.
Bewijsmiddelen feit 2
6.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 16 juni 2021 (pag. 29 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, besloten een speekseltest uit te voeren bij verdachte [verdachte] en zagen dat de indicatieve test aangaf dat verdachte [verdachte] amfetamine zou hebben gebruikt. Wij, verbalisanten, lieten een GGD-arts op het arrestantencomplex te Borne komen om bloed bij verdachte [verdachte] af te nemen.
Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde verdachte [verdachte] tegen de GGD-arts zeggen dat zij niet mee wilde werken aan de bloedafname.
7.
Het proces-verbaal van inspecteur van politie [naam 1] , tevens hulpofficier van justitie, d.d. 17 juni 2021 (pag. 17), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 16 juni 2021 omstreeks 01:00 uur was ik, verbalisant [verbalisant] , werkzaam als Officier van Dienst, tevens Hulpofficier van Justitie. Ik bevond mij in het Politie Arrestanten Complex gevestigd aan de Hosbekkeweg 1 te Borne.
Ik werd door collega [verbalisant] aangesproken. Zij deelde mij mede dat een aangehouden verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een bloedproef in het kader van Wet Middelen Gebruik.
Deze verdachte bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats] en wonende te Almelo, [adres 1] .
(…)
Omdat de verdachte te kennen had gegeven aan collega [verbalisant] , heb ik als dienstdoende Hulpofficier van justitie de verdachte [verdachte] gesproken. Ik heb mij aan verdachte in deze hoedanigheid ook voorgesteld.
Ik heb haar gevraagd of het klopt dat zij geen medewerking verleende aan de bloedproef in het kader van de Wet Middelen Gebruik om het gehalte van THC of andere middelen te kunnen onderzoeken. Ik hoorde dat verdachte [verdachte] hierop antwoordde: "Dat klopt, ik werk daar niet aan mee."
Hierop heb ik verdachte [verdachte] gevorderd medewerking te verlenen aan de bloedproef in het kader van de Wet Middelen Gebruik omdat zij aangehouden is als verdachte van brandstichting en om een onderzoek te kunnen doen naar middelengebruik door bloed van haar af te nemen.
Ik hoorde dat verdachte [verdachte] hierop antwoordde: “Ik weiger hier aan mee te werken. Het maakt me niet uit of ik hierdoor zwaarder gestraft wordt.”
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting op 23 november 2021, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik had GHB en speed gebruikt en ik had een joint gerookt. Ik wilde niet meewerken aan onderzoek van mijn bloed.
Met betrekking tot parketnummer 139784-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021242381. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Bewijsmiddelen feit 2
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 30 mei 2021 (pag. 10), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 29 mei 2021, omstreeks 18.35 uur, bevonden wij verbalisanten ons, gekleed in uniform en belast met handhaving in het politiebureau te Almelo. Op dag, datum en tijd voornoemd werden wij, door het meldcentrum van politie te Hengelo, verzocht te gaan naar de achterzijde van het centraal station te Almelo.
Ter plaatse werden we aangesproken door een medewerker van de Nederlandse Spoorwegen, de latere aangever [aangever] . Wij hoorden dat [aangever] verklaarde dat er een AED was gestolen door een vrouw. Wij zagen dat [aangever] hierbij wees naar een vrouw die een paar meter verder op een bankje zat. Wij hoorden dat [aangever] verklaarde dat hij zag dat de vrouw, de later aangehouden verdachte [verdachte] met de AED in haar handen liep.
(…)
[verdachte] had aan [aangever] toegegeven dat zij de AED weggenomen. [aangever] gaf aan aangifte te willen doen namens de Nederlandse Spoorwegen. Naar aanleiding van het vorenstaande hebben we [verdachte] benaderd en haar medegedeeld dat ze was aangehouden ter zake diefstal.
(…)
Gezien het feit dat verdachte wisselende stemmingen had en erg onberekenbaar overkwam, werd besloten om haar de handboeien aan te leggen. Ik, [verbalisant] , sloeg de handboei om haar rechterpols. Ik [verbalisant] , stond op dat moment aan de linkerzijde van verdachte. Bij het omslaan van de boei om de rechterpols, voelde ik, [verbalisant] , dat verdachte wild met haar rechterarm begon te zwaaien. Wij zagen dat verdachte trachtte weg te lopen en wild met haar linkerarm zwaaide. Ik, [verbalisant] , hield haar rechterarm onder controle. Wij hoorden dat de verdachte hard schreeuwde. Wij hoorden dat ze onder andere schreeuwde: "Vieze flikkers, kankerwouten." Ik, [verbalisant] , pakte verdachte met mijn rechterarm verdachte in een wurggreep en met mijn linkerhand pakte ik de linker pols van verdachte vast. Ik, [verbalisant] assisteerde en pakte de rechterarm van verdachte over van [verbalisant] .
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 mei 2021 (pag. 22), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of ik ook nare dingen tegen uw collega's heb geroepen. Ja, wat krijg ik daarvoor, dertien jaar of zo?

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021242381. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.