5.2.In deze wrakingsprocedure moet worden beoordeeld of tijdens de behandeling op 15 november 2021 door mr. Pieters sprake is geweest van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid, dan wel dat de bij de verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
Een belangrijk punt voor verzoeker is het gevoel dat de rechter zijn bezwaren tegen het rapport van de raad niet deelde en dat zij zich zonder meer achter het rapport stelde.
Duidelijk is dat verzoeker en de raad tijdens de zitting verschillende standpunten hadden over de juistheid van het rapport. De zitting is bij uitstek de gelegenheid voor de rechter, die uiteindelijk een beslissing zal moeten nemen, om beide partijen hun standpunt te laten toelichten en daarover vragen te stellen. De rechter zal - met het oog op de onpartijdigheid - niet al tijdens de zitting een definitief standpunt kenbaar maken, maar zal de vragen stellen die bij haar zijn gerezen en partijen laten reageren op elkaars standpunten. Uit het verslag van de zitting blijkt dat het ook deze keer zo is verlopen. Dat de rechter zich op zitting niet direct negatief uitsprak over het rapport betekent dus niet dat zij er zonder meer achter stond. Het betekent ook niet dat zij het standpunt van verzoeker deelt. Het is gewoon de gangbare werkwijze om tijdens zitting informatie te verzamelen waarover pas later zal worden geoordeeld. Dat mr. Pieters niet direct is meegegaan met de stelling van verzoeker en dat zij het rapport niet direct als onjuist heeft afgedaan, betekent dus niet dat zij vooringenomen is jegens verzoeker.
Dat verzoeker geen gelegenheid kreeg om zijn kritiek op het raadsrapport naar voren te brengen blijkt niet uit het proces-verbaal. In dat proces-verbaal is vastgelegd dat vanaf het begin van de zitting het raadsrapport onderwerp van gesprek is geweest en dat verzoeker zijn standpunt meerderen keren heeft herhaald. De rechter heeft ook uitdrukkelijk bevestigd dat zij verzoeker gehoord heeft en dat hij zijn punt gemaakt heeft. Dat verzoeker zich tijdens de zitting afvroeg of zijn standpunt wel duidelijk overkwam bij de rechter is wel te begrijpen, maar naar het oordeel van de wrakingskamer heeft mr. Pieters echt voldoende gelegenheid gegeven voor hoor en wederhoor en heeft mr. Pieters zijn standpunt wel degelijk gehoord.
Dat verzoeker tijdens de zitting een proces-verbaal van politie aanbood dat zijn standpunt zou ondersteunen, maar dat de rechter dat niet wilde inzien, kan de wrakingskamer niet afleiden uit het proces verbaal van de zitting. Wel is kennelijk ook gesproken over de strafzaak over de vermeende hennepplantage, die door de strafrechter zou worden behandeld en waar mr. Pieters verder buiten stond.
Voor zover verzoeker de indruk heeft gekregen dat de rechter vooringenomen was omdat zij hem tijdens de zitting een aantal keren heeft aangesproken op de manier van communiceren, zoals voor zijn beurt praten of praten met stemverheffing, geldt dat het voeren van regie tijdens een zitting de taak en verantwoordelijkheid is van de rechter. Tijdens de zitting zijn verschillende partijen aanwezig en het is de rechter die bepaalt wie op welk moment praat. Ook is het van belang om, juist als de gemoederen hoog oplopen, iemand te manen om rustig te blijven.
Dat mr. Pieters verzoeker tijdens de zitting enkele keren heeft gecorrigeerd of tot kalmte gemaand, betekent niet dat zij vooringenomen is over de vraag of het verzoek van de Raad moet worden ingewilligd. Dat verzoeker tot twee keer toe uit de zaal is gezet blijkt niet uit het verslag. De eerste keer had verzoeker zelf aangegeven een einde aan de zitting te willen maken, waarna mr. Pieters hem heeft voorgehouden dat zij het prettiger vond als hij bleef maar dat het hem wel vrijstond om te gaan. Zij heeft daarbij aangegeven dat hij kon terugkeren als hij weer gekalmeerd was.
Ook de tweede keer heeft verzoeker zelf besloten de zaal te verlaten, overigens nadat de mondelinge behandeling al was gesloten. Dat de behandeling is doorgegaan is de wrakingskamer niet gebleken.
Dat vooringenomenheid van mr. Pieters zou blijken uit het feit dat zij tekort is geschoten in het kritisch onderzoeken van aangeleverde stukken, is ook niet gebleken. Of nader onderzoek vereist is, en zo ja welk, is een inhoudelijke beslissing aan de rechter ter beoordeling en is als zodanig niet onderworpen aan het oordeel van de wrakingskamer,
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet tot de conclusie leiden dat het uit handelen van mr. Pieters concrete feiten en omstandigheden blijken waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid voren heeft gebracht. Evenmin is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van mr. Pieters objectief gerechtvaardigd is dan wel dat hij daartoe de schijn heeft opgewekt.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.