ECLI:NL:RBOVE:2021:4551

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
273550 KG RK 21-502
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van rechter in kinderzaak

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft op 15 november 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. L. Pieters, de rechter die belast was met de behandeling van een ondertoezichtstelling van zijn 8-jarige zoon. Verzoeker voelde zich benadeeld tijdens de zitting en stelde dat de rechter bevooroordeeld was en niet naar zijn argumenten luisterde. Tijdens de zitting op 29 november 2021 heeft verzoeker zijn gronden voor de wraking toegelicht, waarbij hij stelde dat het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming vol onwaarheden stond en dat hij niet de kans kreeg om zijn standpunt naar voren te brengen. Mr. Pieters heeft in haar verweer aangegeven dat zij verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om te reageren en dat haar rol als rechter het stellen van kritische vragen omvat. De wrakingskamer heeft beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de rechter niet vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 273550 KG RK 21-502
Beslissing van 2 december 2021
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker tot wraking

1.De procedure

1.1.
Op 15 november 2021 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mr. L. Pieters, rechter in deze rechtbank en in haar hoedanigheid van kinderrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder nummer [nummer]
.
1.2.
Mr. Pieters heeft niet berust in de wraking. Zij heeft haar standpunt toegelicht in een notitie die de wrakingskamer op 22 november 2021 heeft ontvangen.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld op 29 november 2021.
De zitting heeft digitaal plaatsgevonden via Skype for business. Verzoeker is verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht. Ook mr. Pieters is verschenen.
1.4.
De beslissing is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Op 15 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoek tot ondertoezichtstelling ten aanzien van [naam 1] , de 8-jarige zoon van verzoeker.
2.2
Tijdens deze zitting op 15 november 2021 waren aanwezig [verzoeker] , evenals [naam 2] , de moeder van [naam 1] , [naam 3] namens de Raad voor de Kinderbescherming en [naam 4] namens de Stichting Jeugdbescherming Overijssel.
2.3
Het wrakingsverzoek is gedaan tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek. Van de zitting van 15 november 2021 is proces-verbaal opgemaakt. Een kopie daarvan is aan verzoeker gestuurd, evenals een kopie van de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. Pieters.

3.Het wrakingsverzoek

Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 29 november 2021 heeft verzoeker de reden voor de wraking als volgt toegelicht.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld en een rapport opgesteld. Het rapport bevat veel onwaarheden en regelrechte leugens. Er staan beschuldigingen in het rapport over een hennepkwekerij die bij de woning van moeder zou zijn gevonden, maar dat is niet waar. In de blokhut bij de woning lagen alleen spullen opgeslagen voor een coffeeshop, maar daarvoor is toestemming gegeven door de burgermeester. Verzoeker geeft aan dat het rapport van de Raad vol staat met leugens.
Tijdens de zitting werd verzoeker steeds onderbroken toen hij dat wilde uitleggen. Tijdens de zitting zat de vertegenwoordiger van de Raad te liegen en te draaien en ze sprak haar eigen rapport tegen.
Verzoeker had de indruk dat de kinderrechter bevooroordeeld was en uitging van de juistheid van het rapport en dat hij iedere letter moest gaan weerleggen waarvoor hij de kans niet kreeg. Hij had het idee dat de rechter achter het rapport stond en niet naar hem luisterde. Verzoeker werd steeds de mond gesnoerd tijdens de zitting, hij werd zelfs twee keer de zaal uitgezet. Hij begrijpt wel dat de kinderrechter tijdens de zitting de orde moet bewaken en dat zij bevoegd is om iemand tijdelijk de zaal uit te zetten, maar had toch het idee dat hij in het algemeen op achterstand stond.
Hij had ook een proces verbaal van politie bij zich, waarmee hij kon aantonen dat er fouten stonden in het raadsrapport, maar de rechter wilde dit proces verbaal niet eens bekijken.
Nadat verzoeker had gezegd de rechter te wraken werd de zitting gewoon voortgezet.
Na de zitting heeft de Raad inmiddels toegegeven dat er fouten zitten in het rapport en dat ze daarmee aan de slag gaan, aldus verzoeker.

4.Het standpunt van mr. Pieters

Mr. Pieters heeft als volgt gereageerd op de gronden van het verzoek. Verzoeker had al voorafgaand aan de zitting telefonisch bij de griffie aangekondigd de rechter te zullen gaan wraken. Daaruit blijkt dat het verzoek niets te maken heeft met de manier waarop mr. Pieters de zaak heeft behandeld. Tijdens de zitting is aan verzoeker gevraagd om te reageren op wat in het rapport staat. Dat betekent niet dat de rechter achter het rapport staat, zij vraagt juist om een reactie omdat er nog een besluit moet worden genomen en de reactie van verzoeker van belang is daarvoor. Ook aan de Raad zijn tijdens de zitting kritische vragen gesteld. Zonder het stellen van vragen kan de kinderrechter haar werk niet goed doen. Verzoeker was tijdens de zitting heel emotioneel. De rechter heeft hem herhaaldelijk aangesproken op zijn manier van communiceren tijdens de zitting. Het voeren van regie en bewaken van de orde tijdens de zitting horen ook bij de taken van de rechter. Hoe de rechter daarin optreedt heeft niets te maken met vooringenomenheid of met de inhoud van de zaak.
Mr. Pieters kan zich niet herinneren dat verzoeker aandacht vroeg voor een proces-verbaal van politie waarmee hij onjuistheden in het rapport zou kunnen aantonen. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt ook niet dat dat ter sprake is geweest.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien – geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak – de bij de partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
In deze wrakingsprocedure moet worden beoordeeld of tijdens de behandeling op 15 november 2021 door mr. Pieters sprake is geweest van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid, dan wel dat de bij de verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
Een belangrijk punt voor verzoeker is het gevoel dat de rechter zijn bezwaren tegen het rapport van de raad niet deelde en dat zij zich zonder meer achter het rapport stelde.
Duidelijk is dat verzoeker en de raad tijdens de zitting verschillende standpunten hadden over de juistheid van het rapport. De zitting is bij uitstek de gelegenheid voor de rechter, die uiteindelijk een beslissing zal moeten nemen, om beide partijen hun standpunt te laten toelichten en daarover vragen te stellen. De rechter zal - met het oog op de onpartijdigheid - niet al tijdens de zitting een definitief standpunt kenbaar maken, maar zal de vragen stellen die bij haar zijn gerezen en partijen laten reageren op elkaars standpunten. Uit het verslag van de zitting blijkt dat het ook deze keer zo is verlopen. Dat de rechter zich op zitting niet direct negatief uitsprak over het rapport betekent dus niet dat zij er zonder meer achter stond. Het betekent ook niet dat zij het standpunt van verzoeker deelt. Het is gewoon de gangbare werkwijze om tijdens zitting informatie te verzamelen waarover pas later zal worden geoordeeld. Dat mr. Pieters niet direct is meegegaan met de stelling van verzoeker en dat zij het rapport niet direct als onjuist heeft afgedaan, betekent dus niet dat zij vooringenomen is jegens verzoeker.
Dat verzoeker geen gelegenheid kreeg om zijn kritiek op het raadsrapport naar voren te brengen blijkt niet uit het proces-verbaal. In dat proces-verbaal is vastgelegd dat vanaf het begin van de zitting het raadsrapport onderwerp van gesprek is geweest en dat verzoeker zijn standpunt meerderen keren heeft herhaald. De rechter heeft ook uitdrukkelijk bevestigd dat zij verzoeker gehoord heeft en dat hij zijn punt gemaakt heeft. Dat verzoeker zich tijdens de zitting afvroeg of zijn standpunt wel duidelijk overkwam bij de rechter is wel te begrijpen, maar naar het oordeel van de wrakingskamer heeft mr. Pieters echt voldoende gelegenheid gegeven voor hoor en wederhoor en heeft mr. Pieters zijn standpunt wel degelijk gehoord.
Dat verzoeker tijdens de zitting een proces-verbaal van politie aanbood dat zijn standpunt zou ondersteunen, maar dat de rechter dat niet wilde inzien, kan de wrakingskamer niet afleiden uit het proces verbaal van de zitting. Wel is kennelijk ook gesproken over de strafzaak over de vermeende hennepplantage, die door de strafrechter zou worden behandeld en waar mr. Pieters verder buiten stond.
Voor zover verzoeker de indruk heeft gekregen dat de rechter vooringenomen was omdat zij hem tijdens de zitting een aantal keren heeft aangesproken op de manier van communiceren, zoals voor zijn beurt praten of praten met stemverheffing, geldt dat het voeren van regie tijdens een zitting de taak en verantwoordelijkheid is van de rechter. Tijdens de zitting zijn verschillende partijen aanwezig en het is de rechter die bepaalt wie op welk moment praat. Ook is het van belang om, juist als de gemoederen hoog oplopen, iemand te manen om rustig te blijven.
Dat mr. Pieters verzoeker tijdens de zitting enkele keren heeft gecorrigeerd of tot kalmte gemaand, betekent niet dat zij vooringenomen is over de vraag of het verzoek van de Raad moet worden ingewilligd. Dat verzoeker tot twee keer toe uit de zaal is gezet blijkt niet uit het verslag. De eerste keer had verzoeker zelf aangegeven een einde aan de zitting te willen maken, waarna mr. Pieters hem heeft voorgehouden dat zij het prettiger vond als hij bleef maar dat het hem wel vrijstond om te gaan. Zij heeft daarbij aangegeven dat hij kon terugkeren als hij weer gekalmeerd was.
Ook de tweede keer heeft verzoeker zelf besloten de zaal te verlaten, overigens nadat de mondelinge behandeling al was gesloten. Dat de behandeling is doorgegaan is de wrakingskamer niet gebleken.
Dat vooringenomenheid van mr. Pieters zou blijken uit het feit dat zij tekort is geschoten in het kritisch onderzoeken van aangeleverde stukken, is ook niet gebleken. Of nader onderzoek vereist is, en zo ja welk, is een inhoudelijke beslissing aan de rechter ter beoordeling en is als zodanig niet onderworpen aan het oordeel van de wrakingskamer,
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet tot de conclusie leiden dat het uit handelen van mr. Pieters concrete feiten en omstandigheden blijken waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid voren heeft gebracht. Evenmin is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van mr. Pieters objectief gerechtvaardigd is dan wel dat hij daartoe de schijn heeft opgewekt.
Het wrakingsverzoek zal ongegrond worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
Verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, A. van Holten en W.M.B. Elferink, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Reesink en uitgesproken op 2 december 2021.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.