ECLI:NL:RBOVE:2021:4518

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
ak_20_2563_v
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen beslissing op bezwaar inzake griffierecht en verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 1 december 2021 uitspraak gedaan over het verzet van het college van burgemeester en wethouders van Enschede tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had op 23 juli 2021 het beroep van opposante, het college van burgemeester en wethouders van Enschede, niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht te laat was betaald. Opposante had verzet ingesteld tegen deze uitspraak, stellende dat de factuur voor het griffierecht als een spookfactuur werd beschouwd door het vreemde kenmerk en dat het belang van de hoofdzaak groot was, wat de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het controleren van de echtheid van de factuur bij opposante lag. Ondanks het grote financiële belang van de hoofdzaak, kon dit niet meegewogen worden in de beoordeling van de ontvankelijkheid. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent betaling van het griffierecht voor iedereen gelijk zijn en dat het niet proportioneel zou zijn om in dit geval een uitzondering te maken. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 23 juli 2021, en dat het verzet ongegrond was, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/2563
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 op het verzet van
het college van burgemeester en wethouders van Enschede, uit Enschede, opposante,
gemachtigde: [naam]

Procesverloop

Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van de minister voor Medische Zorg van 2 november 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 23 juli 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 1 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De minister voor Medische Zorg heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Brandwijk.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Feiten
2. Opposante stelt op 16 december 2020 beroep in tegen het bestreden besluit. Op 23 december 2020 stuurt de rechtbank een factuur voor het verschuldigde griffierecht aan opposante. Bij het kenmerk van de zaak staat vermeld: “
ZWO 20/02563 B&W Enschede vs. DUMMY”. Opposante ontvangt deze factuur op 29 december 2020, maar betaalt de factuur niet. De rechtbank verstuurt een betalingsherinnering aan opposante op 21 januari 2021. Als kenmerk staat opnieuw vermeld: “
ZWO 20/02563 B&W Enschede vs. DUMMY”. Daarnaast is in de herinnering vermeld dat de betaling binnen vier weken na dagtekening van de brief binnen moet zijn bij de rechtbank. De rechtbank ontvangt het verschuldigde griffierecht van opposante op 26 februari 2021. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat het verschuldigde griffierecht te laat is betaald.
Het standpunt van opposante
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de factuur van 23 december 2020 niet is betaald, omdat zij dacht dat het een spookfactuur was door het vreemde kenmerk. Opposante ontvangt vaker spookfacturen van betrouwbare organisaties. Opposante verklaart dat zij deze gang van zaken in juli 2021 al besproken heeft met de griffie van de rechtbank. Zij vindt het niet proportioneel dat een niet-ontvankelijkverklaring buiten zitting pas een half jaar na de start van de procedure volgt. Bovendien is het belang in de hoofdzaak zodanig groot dat het griffierecht daar niet tegen opweegt. De hoofdzaak gaat namelijk over verlaging van de subsidievaststelling voor de exploitatie van sportlocaties met ongeveer € 800.000,00.
Opposante verzoekt de eerste factuur van 23 december 2020 als niet verzonden te beschouwen en de herinnering van 21 januari 2021 als eerste factuur aan te merken. De betaling is dan weliswaar alsnog te laat geweest, maar gebruikelijk is dat na een eerste factuur een herinnering wordt gestuurd. De betaling zou wel binnen de termijn van een herinnering gedaan zijn.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank licht dat toe.
4.1.
Vaststaat dat de eerste factuur van 23 december 2020 niet is betaald en dat de herinneringsfactuur van 21 januari 2021 te laat is betaald. Ook staat vast dat beide facturen hetzelfde kenmerk bevatten. Kennelijk was dit kenmerk bij de herinneringsfactuur geen reden meer om de factuur niet te betalen. De rechtbank is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van opposante is om te controleren of de factuur een spookfactuur is of niet. Door de rechtbank te bellen zou zij snel duidelijkheid hebben kunnen krijgen over de echtheid van de factuur. Ook na ontvangst van de herinneringsfactuur (met hetzelfde kenmerk) had opposante navraag kunnen doen. Dit geldt te meer nu opposante bij haar beroepschrift het bestreden besluit niet had gevoegd, zodat de naam van verweerder bij de rechtbank niet in het systeem gezet kon worden.
4.2.
De rechtbank begrijpt dat het beroep ziet op een zaak met een groot financieel en maatschappelijk belang voor opposante. Dit kan bij de beoordeling van de ontvankelijkheid alleen geen rol spelen. Als de grootte van het belang meegewogen zou mogen worden, kan dat tot rechtsongelijkheid leiden. Particulieren met een kleiner financieel belang zouden dan wel streng aan de regels worden gehouden, terwijl hun belang in die specifieke zaak voor hen net zo zwaar kan wegen als het belang van opposante in dit beroep. De regels rond betaling van het griffierecht zijn voor iedereen net zo streng en die gelden ook voor opposante. Als de beroepszaak voor haar van zo een groot belang was, kon het naar het oordeel van de rechtbank des te meer van haar gevraagd worden dat zij zou hebben nagevraagd of de facturen echt waren.
4.3.
Het is vervelend dat de uitspraak van 23 juli 2021 pas een half jaar na de termijnoverschrijding is gedaan. Dit had sneller gekund. Dat maakt het voorgaande alleen niet anders, omdat het niets verandert aan de termijnoverschrijding bij de betaling van het griffierecht.
4.4.
In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 23 juli 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Scheeper, rechter, in aanwezigheid van J.V. Poeles, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2021.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.