ECLI:NL:RBOVE:2021:4509

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
08.110456.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een koerier in een drugslijn voor het dealen van cocaïne

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De man was werkzaam als koerier voor een drugslijn en was betrokken bij de handel in cocaïne. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een openbare terechtzitting op 18 november 2021, waar de officier van justitie, mr. M. Hoekstra, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Vlug, zijn verdediging heeft gevoerd.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de verdachte cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervoerd en verkocht aan verschillende getuigen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, wat heeft geleid tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de drugslijn en de impact van drugshandel op de samenleving. De verdachte is medeverantwoordelijk voor de negatieve gevolgen van de handel in harddrugs. De rechtbank heeft de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opgelegd om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout gaat. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de relevante bepalingen van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.110456.21 (P)
Datum vonnis: 2 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, alleen of met anderen:
feit 1:cocaïne heeft gedeald in de periode 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021 in Zwolle, ……..Heeten, Lemelerveld, Dalfsen en/of Wezep;
feit 2:17,25 gram cocaïne aanwezig had op 8 februari 2021 in Zwolle;
feit 3: 4,2 gram cocaïne aanwezig had op 3 mei 2021 in Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021, te Zwolle en/of te Heeten en/of te Lemelerveld en/of te Dalfsen en/of te Wezep, althans (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekten/of vervoerd en/of afgeleverd en/of verkocht aan [getuige 1] en/of [naam 1] en/of [getuige 2] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [getuige 5] en/of [getuige 6] en/of [getuige 7] en/of [getuige 8] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of een of meer andere personen, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2hij op of omstreeks 8 februari 2021, te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 68 ponypacks met in totaal ongeveer 17,25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorendelijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3hij op of omstreeks 3 mei 2021. te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal netto) 4,20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie stelt dat ten aanzien van feit 1 op grond van de verklaring van verdachte en getuigen slechts een verkorte periode bewezen kan worden, namelijk van 17 december 2020 tot en met 17 mei 2021.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van mening dat ten aanzien van feit 1 slechts de verkorte periode bewezen kan worden. De raadsman heeft verder geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
Feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2021;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] opgemaakt op 18 mei 2021, pagina’s 146 tot en met 148;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] opgemaakt op 17 mei 2021, pagina’s 257 tot en met 260;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] opgemaakt op 8 juni 2021, pagina’s 160 tot en met 162;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] opgemaakt op 26 mei 2021, pagina’s 163 tot en met 165;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] opgemaakt op 3 juni 2021, pagina’s 182 tot en met 185;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] opgemaakt op 19 mei 2021, pagina’s 149 tot en met 150;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] opgemaakt op 19 mei 2021, pagina’s 152 tot en met 154;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina’s 171 tot en met 174;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina’s 175 tot en met 178;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina’s 186 tot en met 188;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] opgemaakt op 28 mei 2021, pagina’s 192 tot en met 195;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] opgemaakt op 8 februari 2021, proces-verbaalnummer PL0600-2021060064-3, pagina’s 72, 73;
  • het proces-verbaal van bevindingen observatie 14 april 2021 opgemaakt op 22 april 2021, pagina’s 332 tot en met 343;
  • het proces-verbaal NFiDENT opgemaakt op 6 mei 2021, inclusief bijlagen rapportages NFI, pagina’s 56 tot en met 68.
Feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2021;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 29 maart 2021, pagina’s 50 tot en met 55;
  • het proces-verbaal NFiDENT opgemaakt op 6 mei 2021, inclusief bijlagen rapportages NFI, pagina’s 56 tot en met 68.
Feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2021;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 20 mei 2021, pagina’s 19 tot en met 21.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij in de periode van 17 december 2020 tot en met 17 mei 2021, te Zwolle en/of te Heeten en/of te Lemelerveld en/of te Dalfsen en/of te Wezep, tezamen en in vereniging met een of meer anderen telkens opzettelijk heeft verstrekt en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of verkocht aan [getuige 1] en [naam 1] en [getuige 2] en [naam 2] en [naam 3] en [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 5] en [getuige 6] en [getuige 7] en [getuige 8] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] , een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2hij op 8 februari 2021, te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderenopzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal ongeveer 17,25 gram, van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3hij op 3 mei 2021 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderenopzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer in totaal netto 4,20 gram, van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2 en 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 240 dagen waarvan 41 dagen voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van drie jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat een gevangenisstraf tijdens de coronapandemie extra zwaar is. De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne gedurende een periode van zes maanden. Vanwege het dealen heeft verdachte ook tweemaal cocaïne bij zich gehad. Verdachte was onderdeel van ‘ [drugslijn] ’ en zijn rol in deze organisatie was die van koerier; hij was een van de personen die de door gebruikers bestelde cocaïne bij hen afleverde.
De rechtbank houdt verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die ermee gepaard gaat. Een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt haar oorsprong direct of indirect in de productie, handel en het gebruik van drugs. Verdachte heeft door zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2021. Er is geen sprake van voor deze zaak relevante eerdere veroordelingen.
In het reclasseringsrapport van 29 juli 2021 heeft de reclassering geadviseerd, in het geval een straf aan verdachte wordt opgelegd, een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of reclasseringstoezicht niet nodig.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. [2]
De rechtbank zal de hoogte van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijkstellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten en kiest voor ‘snel geld verdienen’ zal de rechtbank het overig gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2 en 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
40 (veertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.
Mr. N.J.C. Monincx en mr. A.S. Metgod zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON12021005 / 2021078279. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan drie maanden, doch minder dan 6 maanden, met enige regelmaat