ECLI:NL:RBOVE:2021:4508

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
08.056266.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het dealen van cocaïne met een gevangenisstraf van 22 maanden

De rechtbank Overijssel heeft op 2 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man die werd beschuldigd van het dealen in cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De man had in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021 cocaïne bereid, verstrekt en verkocht in Zwolle en Heeten. Hij had een klantenbestand van meer dan 100 afnemers en benaderde hen actief om drugs te verkopen. Tijdens de zitting op 18 november 2021 werd de vordering van de officier van justitie, mr. M. Hoekstra, besproken, evenals de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. M.G. Pekkeriet-Bischop. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kon worden op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de impact op de volksgezondheid. De verdachte werd als strafbaar verklaard voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een hogere straf op dan de strafeis van de officier van justitie, gezien de leidende rol van de verdachte in de drugslijn en de omvang van zijn activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.056266.21 (P)
Datum vonnis: 2 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, alleen of met anderen, cocaïne heeft bereid, verstrekt en verkocht in de periode 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021 in Zwolle en/of Heeten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021, te Zwolle en/of te Heeten, althans (telkens) in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekt en/of vervoerd en/of afgeleverd aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verkocht aan [getuige] en/of [naam 5] en/of [getuige 3] en/of [naam 7] en/of [getuige 12] en/of [getuige 9] en/of[getuige 7] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] en/of [getuige 8] en/of een of meer andere personen, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie stelt dat de ten laste gelegde periode bewezen kan worden op basis van de verschillende getuigenverklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de bewezenverklaring, overeenkomstig de overgelegde pleitnota, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve ten aanzien van de ten laste gelegde periode.
De raadsvrouw stelt dat van de verklaring van haar cliënt uitgegaan moet worden. Hij heeft verklaard dat hij in september of oktober 2020 met het verkopen van cocaïne is begonnen. Zijn verklaring wordt ondersteund door een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat het telefoonnummer dat door hem voor de drugshandel werd gebruikt op 15 november 2020 voor het eerst actief is geworden. De raadsvrouw stelt dat de verklaring van haar cliënt ook ondersteund wordt door de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] . De raadsvrouw komt tot de conclusie dat een kortere periode bewezen kan worden verklaard en wel vanaf september of oktober 2020 tot en met 17 mei 2021.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het bewezen verklaarde feit de hieronder aangeduide redengevende inhoud van de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2021, voor zover inhoudende:
Ik heb cocaïne gedeald. Vanaf november 2020 gebruikte ik daarvoor een telefoon. Ik gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik dealde onder de naam [alias] . Het was mijn drugslijn en anderen bezorgden voor mij. Ik bezorgde ook weleens zelf. Ik ken de namen die in de tenlastelegging staan.
- het proces-verbaal van verhoor verdachte opgemaakt op 16 juni 2021, pagina’s 234, 235, voor zover inhoudende:
(…) Ik heb zelf nooit gemixt. (…) op hun adressen maakte in de cocaïne weleens klaar. (…)
V: Hoe verloopt het kookproces?
A: Dit doe je in ammoniak. (…) Je mengt de twee met elkaar, daarna verwarm je het en ontstaat er uitgekookte. (…) zodra je ziet dat het poeder een belletje wordt, weet je dat het klaar is. (…)
De hieronder genoemde processen-verbaal met daarin de verklaring van de personen over het kopen van cocaïne bij “ [alias] ” “ [alias] ” “ [alias] ” “ [alias] ” “ [alias] ” of via het telefoonnummer [telefoonnummer] en/of over het leveren door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] :
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] opgemaakt op 18 mei 2021, pagina 146-148;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] opgemaakt op 17 mei 2021, pagina 257-260;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] opgemaakt op 18 mei 2021, pagina 264-268;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 7] opgemaakt op 18 mei 2021, pagina 275-277;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] opgemaakt op 19 mei 2021, pagina 149-150;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] opgemaakt op 19 mei 2021, pagina 152-154;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina 171-174;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina 175-178;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] opgemaakt op 9 juni 2021, pagina 186-188;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] opgemaakt op 28 mei 2021, pagina 192-195;
  • het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 19 mei 2021, pagina 313;
  • het proces-verbaal van bevindingen observatie 14 april 2021 opgemaakt op 22 april 2021, pagina 337;
  • het proces-verbaal NFiDENT opgemaakt op 6 mei 2021, inclusief bijlagen rapportages NFI, pagina’s 56 tot en met 68.
Dealperiode
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan het, bewerken, verstrekken en verkopen van cocaïne. De rechtbank neemt hierbij de verklaringen van getuigen [getuige 9] en [getuige 12] in aanmerking. Deze getuigen verklaren op 19 mei 2021 dat zij al 1 tot 1,5 jaar ( [getuige 9] ) en 1,5 jaar ( [getuige 12] ) cocaïne bij verdachte kopen.
De raadsvrouw heeft gesteld dat de verklaringen van deze getuigen onjuist zijn omdat zij stellen dat zij via het telefoonnummer [telefoonnummer] tijdens genoemde periodes drugs kochten, terwijl het telefoonnummer pas vanaf 15 november 2020 voor het eerst actief was.
De rechtbank leest dit niet in de verklaringen terug. De getuigen verklaren niet dat zij altijd bij hetzelfde telefoonnummer drugs hebben besteld, maar dat zij tijdens de door hen genoemde periodes altijd bij dezelfde dealer of hetzelfde contact drugs hebben gekocht. De rechtbank zal deze verklaringen daarom gebruiken voor de bewezenverklaring van de aanvang van de periode.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 mei 2021, te Zwolle en/of te Heeten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verstrekt en/of vervoerd en/of afgeleverd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en verkocht aan [getuige] en [naam 5] en [getuige 3] en [naam 7] en [getuige 12] en [getuige 9] en [getuige 7] en [getuige 10] en [getuige 11] en [getuige 8] , een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 2 en 10 van de Opiumwet (Ow). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat een gevangenisstraf tijdens de coronapandemie extra zwaar is. De raadsvrouw stelt dat haar cliënt bereid is zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden. Ten aanzien van het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] stelt zij dat hierin een werkbare modus gevonden kan worden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne voor de periode van ruim 14 maanden. Verdachte bereidde indien nodig zelf de drugs, verkocht de drugs telefonisch via zijn eigen drugslijn ‘ [alias] ’ en stuurde de personen aan die voor hem drugs afleverden bij klanten. Het klantenbestand van verdachte bestond uit meer dan honderd afnemers. Hieronder bevonden zich kwetsbare verslaafden die verdachte door middel van een SMS-bom zeer regelmatig probeerde te verleiden tot het (opnieuw) kopen van drugs.
De rechtbank houdt verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die ermee gepaard gaat. Een aanmerkelijk deel van de criminaliteit vindt haar oorsprong direct of indirect in de productie, handel en het gebruik van drugs. Verdachte heeft door zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 11 november 2021. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr. van toepassing is en voorts dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare delicten.
In het reclasseringsrapport van 3 november 2021 heeft de reclassering geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijk straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, in het geval een straf wordt opgelegd. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan diagnostiek en zo nodig een ambulante behandeling, het meewerken aan ambulante begeleiding, het meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding, een drugsverbod en een contactverbod met de medeverdachten Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering schrijft dat verdachte een sterke behoefte aan autonomie heeft waardoor hij moeite heeft met het gedwongen karakter van het reclasseringstoezicht. Aan de andere kant volgt uit het rapport dat verdachte meer dan voorheen open staat voor gedragsverandering en meewerkt aan diagnostisch onderzoek. De ontvankelijkheid voor gedragsverandering die de reclassering bij verdachte heeft waargenomen, heeft ertoe geleid dat zij toch met verdachte aan de slag willen gaan in het kader van bijzondere voorwaarden om zo de diverse risicofactoren, bijvoorbeeld op het gebied van financiën, middelengebruik en dagbesteding te verminderen.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het gepleegde feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt bij de bepaling van haar straf op een hogere straf uit dan de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte geen alleen opererende dader was. Hij was de centrale figuur in de drugslijn en
had personen voor hem werken die drugs voor hem afleverden. Het opleggen van een hogere straf doet recht aan de leidende rol van verdachte, de regelmaat waarmee hij dealde en de periode waarin dit gebeurde.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte na zijn gevangenisstraf behandeling krijgt die gericht is op gedragsverandering. De rechtbank zal daarom ook een deel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het nakomen van de voorwaarden zal veel vragen van verdachte in de zin dat zijn behoefte aan autonomie daarmee op de proef wordt gesteld. De langere voorwaardelijke gevangenisstraf zal voor verdachte een grotere stok achter de deur vormen en als extrinsieke motivatie kunnen dienen op momenten dat verdachte moeite heeft zich te conformeren aan het reclasseringstoezicht.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 62 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
2. meewerkt aan diagnostiek door JusTact of Transfore of een soortgelijke zorgverlener, en zich indien geïndiceerd laat behandelen door JusTact of Transfore of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. zich ambulant laat begeleiden bij Creating Balance of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
4. meewerkt aan het vinden en behouden van dagbesteding;
5. geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door urineonderzoek, de reclassering bepaalt de frequentie van de controles;
6. op geen enkele wijze middellijk of onmiddellijk contact opneemt en/of onderhoudt met medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.
Mr. N.J.C. Monincx en mr. A.S. Metgod zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.