In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], de gemeente Enschede te gebieden de afsluiting van een olifantenpaadje ongedaan te maken. Dit pad, dat liep van de [straatnaam 1] naar de [straatnaam 2], was door de gemeente afgesloten op 30 augustus 2021. Eisers, beiden op leeftijd en slecht ter been, stelden dat de afsluiting hen zou dwingen om een langere omweg te maken, wat hun mobiliteit zou bemoeilijken. Ze beriepen zich op een recht op buurweg, zoals vastgelegd in artikel 719 BW (oud), en stelden dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door het pad te sluiten zonder een alternatief te bieden.
De gemeente Enschede verweerde zich door te stellen dat eisers geen spoedeisend belang hadden, aangezien de alternatieve route slechts 90 meter langer was en beter begaanbaar. De gemeente betwistte ook dat er sprake was van een recht op buurweg, omdat eisers niet direct aan het pad woonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van een recht op buurweg en dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld door het pad te sluiten. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de afweging van belangen tussen de privacy van de familie [A], die aan het pad woont, en de belangen van eisers. De gemeente had een zorgvuldige belangenafweging gemaakt en de voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen. De zaak illustreert de complexiteit van geschillen rondom openbare paden en de rechten van omwonenden.