ECLI:NL:RBOVE:2021:4485

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
08/963525-19 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ouders en kinderen voor mensensmokkel en deelname aan criminele organisatie

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee ouders en hun vier kinderen, die zijn veroordeeld voor mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de familie gebruik maakte van valse reisdocumenten en zich voordeed als iemand anders om een Syrische persoon toegang te verschaffen tot Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten tussen 28 en 31 december 2018 in Athene en Grootebroek handelingen hebben verricht die in strijd zijn met de wet, waaronder het begeleiden van de Syrische persoon en het verstrekken van instructies over de reis. De rechtbank legde celstraffen op variërend van 3 tot 30 maanden, waarbij één van de kinderen werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de Koninklijke Marechaussee naar mensensmokkel, waarbij ook andere verdachten betrokken waren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van mensensmokkel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963525-19 (LP) (P)
Datum vonnis: 30 november 2021
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [adres]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021 en 16 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: mensensmokkel;
  • feit 2: het voorhanden hebben van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

Zij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december
2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon
met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] , althans een ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
*uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en/of
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en/of
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en/of
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) / financiën met betrekking tot
de reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
2.
Zij op of omstreeks 19 februari 2019 te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of
meerdere reisdocument(en) en/of identiteitsbewij(s)(zen) en/of
rijbewij(s)(zen) als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 2] -, en/of
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 3] -, en/of
-een nationaal paspoort van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van
[medeverdachte 1] - , en/of
-een nationaal rijbewijs van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van [medeverdachte 3]
-, en/of
-een nationale identiteitskaart van Griekenland - met nummer [nummer] , ten
name van [naam 5] en/of
-een nationaal rijbewijs van Griekenland - met nummer [nummer] , ten name van
[medeverdachte 2] -,
waarvan zij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 28 augustus 2018 is de Koninklijke Marechaussee het opsporingsonderzoek 27Weribone gestart. Dat onderzoek is gestart naar aanleiding van twee incidenten op Schiphol van mogelijke mensensmokkel, die onderzocht zijn binnen het opsporingsonderzoek Rochedale. Binnen dat onderzoek werden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] als verdachten aangemerkt. Deze twee incidenten vonden plaats op respectievelijk 21 januari 2017 met betrekking tot [naam 6] en op 8 februari 2017 met betrekking tot [naam 7] , waarbij beide personen hebben geprobeerd om met behulp van een vals reisdocument via Schiphol Nederland in te reizen. Binnen het voorbereidend opsporingsonderzoek 27YWeribone is ook onderzoek gedaan naar een smokkelincident dat was gemeld aan de oostgrens van Nederland en daarbij kwam onder meer de naam van [medeverdachte 3] , verdachtes vader, naar voren.
Om zicht te krijgen op verdachten werden gedurende het opsporingsonderzoek 27Weribone (telecom)gegevens gevorderd, zijn telefoongesprekken afgeluisterd en werden observaties uitgevoerd, op grond waarvan de verdenking is ontstaan dat [medeverdachte 3] , zijn echtgenote [medeverdachte 4] en meerdere van hun kinderen zich in georganiseerd verband bezighielden met mensensmokkel. Tijdens de actiedag op 19 februari 2019 zijn bij de doorzoekingen in de woningen van [medeverdachte 3] en dochter/medeverdachte [medeverdachte 5] onder meer diverse valse/vervalste reisdocumenten, id-bewijzen en rijbewijzen aangetroffen. [2] Bij de onderzochte mensensmokkelincidenten is onder meer gebruik gemaakt van de “look-a-like”- methode, waarbij een te smokkelen persoon gebruik maakt van een op naam van een andere persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon lijkt dan wel probeert te lijken om vervolgens te reizen als ware hij of zij degene aan wie het document ook daadwerkelijk is verstrekt.
In het kader van het onderzoek 27Weribone zijn thans als verdachten gedagvaard:
[medeverdachte 3] (vader), [medeverdachte 4] (moeder) en hun kinderen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 6]
.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde en te veroordelen voor het onder 1 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (smokkel van [naam 1] ):
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft van het onder 1 ten laste gelegde de feitelijke gedragingen bekend, - kort samengevat - inhoudende dat hij op 28 december 2018 (alleen) van Nederland per vliegtuig naar Athene is gereisd en dat hij op 31 december 2018 samen met [naam 1] (ook [alias naam 1] genoemd) van Athene per vliegtuig is gereisd naar Eindhoven Airport, waarbij [naam 1] reisde op het paspoort van medeverdachte [medeverdachte 4] , zijn echtgenote. Om [naam 1] op zijn echtgenote te laten lijken heeft hij haar, voorafgaand aan de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport, de kleding van zijn echtgenote laten aantrekken en ook haar de oorbellen en sieraden van zijn echtgenote laten dragen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de reis met [naam 1] heeft gemaakt omdat hij van zijn schulden en van bedreigingen af wilde. Hij helpt de mensen op een humanitaire manier. Soms krijgt hij 500 euro en soms 400 euro. Voor de smokkel van [naam 1] zou hij 3.500 euro ontvangen die een zekere [naam 8] hem zou betalen. [3]
[naam 1] heeft over de smokkelreis onder meer verklaard dat zij in Athene via [naam 8] in contact is gebracht met ene [naam 9] . Deze [naam 9] heeft de papieren geregeld om weg te komen uit Athene en heeft haar tot in het vliegtuig begeleid. Ze moest nog leren de handtekening van [medeverdachte 4] op te schrijven voor het geval dat ze in Nederland zouden worden aangehouden. Nadat aan haar een foto was getoond van [medeverdachte 3] verklaarde zij dat dit volgens haar de man was die haar vertelde dat hij [naam 9] heette en haar de gehele reis had begeleid. Nadat ze in Nederland waren staande gehouden en zij een handtekening in een boekje moest zetten, vertelde hij haar dat ze de handtekening moest opschrijven die ze geoefend had. [naam 1] herkende zichzelf ook op de foto die haar getoond werd van haar aankomst in Nederland. Zij was toen samen met de man die voor haar liep en ze moest van hem steeds bij hem lopen.
Op verzoek van [naam 9] heeft zij in Athene twee dagen voor haar vertrek haar haren geblondeerd. Zij heeft voor de reis naar Nederland 4.500 euro betaald. Dat geldbedrag moest ze achterlaten bij een soort verzekeringsbureau in Athene. In het vliegtuig naar Nederland heeft [naam 9] een foto van haar gemaakt.
Zij moest haar geblondeerde haar aan [naam 9] laten zien en hij had ook oorbellen meegenomen die zij in moest doen van hem. Voor zover ze zich kan herinneren heeft ze tijdens de reis het paspoort waarop zij reisde niet in handen gehad. [4]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van gezamenlijk overleg over voornoemde reis tussen [medeverdachte 3] en zijn dochters [medeverdachte 5] en [verdachte] (verdachte) voorafgaand aan het vertrek vanuit Athene, tijdens de vliegreis en direct na aankomst op Eindhoven Airport, waarbij tussen hen onderling onder meer afspraken zijn gemaakt over het opvangen van [naam 1] op Eindhoven Airport en over de wijze van vervoer van [naam 1] vanaf Eindhoven Airport. [5]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.58 uur is [medeverdachte 3] gebeld door verdachte en heeft zij tegen hem onder meer gezegd: “Ik heb je het nummer gestuurd en ik heb erbij [omschrijving] geschreven maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.”. Daarop heeft [medeverdachte 3] geantwoord met: “Hoe?” en heeft verdachte vervolgens gezegd: “Ik heb het nummer naar je gestuurd en ik heb erbij geschreven zoals je gevraagd hebt, maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.” [6]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 14.18 uur is [medeverdachte 3] gebeld door dochter [medeverdachte 5] en heeft hij tegen [medeverdachte 5] onder meer gezegd dat zij aan haar moeder moet doorgeven dat zij maar moet bellen met die ene vrouw over het tijdstip van vertrek en aan haar moet doorgeven dat hij een rode tas en een kleine zwarte tas bij zich heeft. [7] [medeverdachte 3] was bij zijn vertrek vanaf Eindhoven Airport naar Athene op 28 december 2018 in het bezit van een rode tas en een kleine zwarte tas. [8]
Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte toen al op de hoogte was van de voorgenomen mensensmokkel van [naam 1] .
Op 31 december 2018 is [medeverdachte 3] blijkens de vluchtgegevens van Athene naar Eindhoven Airport gereisd samen met een vrouw die was geboekt onder de naam “ [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 2] ”. [9]
Omstreeks 15.39 uur die dag is [medeverdachte 3] gebeld door dochter [medeverdachte 5] waarna verdachte het telefoongesprek met hem heeft voortgezet en waarna ook [medeverdachte 4] in het overleg is betrokken. Dit overleg betrof treinreis die [medeverdachte 3] zocht vanuit Eindhoven naar Emmen. Tijdens dit telefoongesprek werd ook gesproken over de oorbellen van [medeverdachte 4] die [naam 1] had gedragen tijdens de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport. [10]
Voorts is er, nadat [medeverdachte 3] met [naam 1] is aangekomen op Eindhoven Airport en zij via de douanecontrole was toegelaten tot Nederland, telefonisch contact geweest tussen hem en zoon [medeverdachte 2] . In dit telefoongesprek heeft [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] onder meer gezegd dat het op het nippertje was, dat ze veilig is aangekomen , maar dat ze wel een half uur staande is gehouden. Daarna heeft [medeverdachte 3] de telefoon op verzoek van [medeverdachte 2] doorgegeven aan [naam 1] en is door [medeverdachte 2] tegen [naam 1] gezegd geen antwoord te geven in het bijzijn van anderen en heeft hij haar vervolgens aanwijzingen gegeven voor de reis vanuit Eindhoven naar Ter Apel. [11]
[medeverdachte 3] heeft tijdens zijn verhoor op 12 maart 2019 onder meer verklaard dat hij, toen hij in Athene was, zijn vrouw heeft verteld dat hij een look-a-like vrouw zou meenemen. Hij heeft verteld dat hij er 800 euro voor heeft gekregen. [12]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.41 uur, waarbij [medeverdachte 3] is gebeld door verdachte, heeft hij tegen haar onder meer gezegd: “Laat je moeder het nummer van de vrouw naar mij sturen.” en “Laat zij erop/erbij schrijven [omschrijving] ”.
Na aankomst van [medeverdachte 3] op vliegveld Eindhoven Airport is hij ook gebeld door de moeder van verdachte die onder meer tegen hem heeft gezegd dat hij de vrouw naar het politiebureau in Eindhoven moet brengen. [13]
[medeverdachte 4] heeft tijdens haar verhoor op 28 februari 2019 onder meer verklaard dat haar man de vrouw is gaan halen vanwege de schulden die zij hadden en omdat de kinderen klaagden dat zij niets konden krijgen. [14]
De rechtbank acht voorts redengevend dat dochter [medeverdachte 5] in een opgenomen telefoongesprek op 23 januari 2019 onder meer heeft verklaard: “mijn ouders zitten in de business.”. [15]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen (onder meer) verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang van [naam 1] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te houden.
Mede omdat [naam 1] heeft verklaard dat zij voor de reis 4.500 euro heeft betaald en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij voor deze mensensmokkel een geldbedrag (van 3.500 euro) zouden ontvangen, nadat deze mensensmokkel feitelijk was voltooid, is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 2 (voorhanden van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen):
Naar het oordeel van de rechtbank is er in het dossier geen bewijs dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde valse documenten aanwezig waren in de woning te Grootebroek, zodat verdachte van het voorhanden hebben van het onder 2 ten laste feit dient te worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, een persoon
met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door, en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) financiën met betrekking tot de
reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 197a Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl zij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met haar mededaders schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij doorgaans misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport veel geld te vragen. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die enkel als bron van financieel gewin worden gezien. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en daarmee het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren, waarbij de echte asielzoekers - politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève - kunnen worden opgevangen, ondermijnd. Daarbij kan worden aangetekend dat die ondermijning zowel het beleid als zodanig als het daarvoor benodigde maatschappelijk draagvlak voor de toelating en opvang van asielzoekers betreft.
Het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden thans een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op te leggen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 oktober 2021, waaruit volgt dat verdachte een blanco strafblad heeft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee met de aanduiding 27Weribone / 27FCF180025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Waar hierna in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] of [medeverdachte 6] , wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 4] , medeverdachte [medeverdachte 2] , medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 5] en medeverdachte [medeverdachte 6] .
3.Relaasproces-verbaal AD Algemeen, map 5, pagina 005, AD Algemeen, map 5, vijfde verhoor verdachte [medeverdachte 3] , bijlage 7, pagina 102-149
4.Proces-verbaal verhoor [naam 1] , map 5, pagina 250-268
5.Tapgesprekken in proces-verbaal van relaas, map 5, pagina 11-115
6.Tapgesprek 358 , TA007, map 5, pagina 14
7.Tapgesprek 362, TA007, map 5, pagina 14-15
8.Proces-verbaal van observeren, map 11, pagina 121
9.Proces-verbaal van bevindingen toekomstige vluchtgegevens, map 5, bijlage 1, pagina 65
10.Gesprek 391, TA007, map 2, bijlage 4, pagina 683
11.Gesprek 390, TA007, map 2, bijlage 2, pagina 680-682
12.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , map 3, pagina 61 e.v.
13.Gesprek 394, TA007, map 2, pagina 684 en bijlage
14.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , d.d. 28-2-2019, nummer 188, map 2, pagina 675
15.Gesprek 5879, TA007, map 2, pagina 673 en bijlage 6,