ECLI:NL:RBOVE:2021:4484

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
08/963506-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ouders en kinderen voor mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee ouders en hun vier kinderen, die zijn veroordeeld voor mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de familie gebruik maakte van valse reisdocumenten en zich voordeed als anderen om migranten toegang te verschaffen tot Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 23 januari 2019 tot en met 26 januari 2019 in Nederland, samen met anderen, een persoon met de Syrische nationaliteit behulpzaam zijn geweest bij het verkrijgen van toegang en verblijf in Nederland, terwijl zij wisten dat dit wederrechtelijk was. De verdachten kregen celstraffen opgelegd variërend van 3 tot 30 maanden, met uitzondering van één van de kinderen die werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De zaak kwam voort uit een opsporingsonderzoek van de Koninklijke Marechaussee naar mensensmokkel, waarbij meerdere verdachten betrokken waren. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de familieleden bij de mensensmokkel en de criminele organisatie bewezen verklaard, en de verdachten zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen en geldboetes.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963506-19 (P)
Datum vonnis: 30 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021 en 16 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feiten 1 en 4 telkens: mensensmokkel;
  • feit 2: het voorhanden hebben van valse/vervalste reisdocumenten en/of een vals/vervalst rijbewijs;
  • feit 3: deelname aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

Zij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 26 januari 2019
te Eindhoven en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] , althans een
ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
*uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in,
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s)::
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coordinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en/of
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-naar Eindhoven Airport gereden om diens mededader en/of bovengenoemde
(gesmokkelde) persoon op te halen en/of
-contact te onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling/financiën met betrekking tot
bovengenoemde reis
-contact onderhouden met en/of inlichtingen verschaft en/of instructies
gegeven aan de ouders van bovengenoemd persoon, met betrekking tot de bij
en/of tegenover de politie af te leggen verklaring
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis en/of dat verblijf
wederrechtelijk was;
2.
Zij op of omstreeks 19 februari 2019 te Den Helder, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer
reisdocumenten en/of identiteitsbewijzen als bedoeld in artikel 1 van de Wet
op de identificatieplicht voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
-een Schengenvisum met nummer [nummer 1] , op naam van [verdachte] en/of
-een Schengenvisum met nummer [nummer 2] , op naam van [naam 2] en/of
-een internationaal rijbewijs met nummer [nummer 3] , op naam van [verdachte]
,
waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren;
3.
Zij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [medeverdachte 3] en/of
- [medeverdachte 4] en/of
- [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het
plegen van mensensmokkel (artikel 197a Wetboek van Strafrecht).
4.
Zij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december
2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon
met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 3] , althans een ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
*uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en/of
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en/of
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en/of
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) / financiën met betrekking tot
de reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat
die toegang of doorreis wederrechtelijk was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 28 augustus 2018 is de Koninklijke Marechaussee het opsporingsonderzoek 27Weribone gestart. Dat onderzoek is gestart naar aanleiding van twee incidenten op Schiphol van mogelijke mensensmokkel, die onderzocht zijn binnen het opsporingsonderzoek Rochedale. Binnen dat onderzoek werd [medeverdachte 5] (broer van verdachte) als verdachte aangemerkt. Deze twee incidenten vonden plaats op respectievelijk 21 januari 2017 met betrekking tot [naam 4] en op 8 februari 2017 met betrekking tot [naam 5] , waarbij beide personen hebben geprobeerd om met behulp van een vals reisdocument via Schiphol Nederland in te reizen. Binnen het voorbereidend opsporingsonderzoek 27Weribone is ook onderzoek gedaan naar een smokkelincident dat was gemeld aan de oostgrens van Nederland en daarbij kwam onder meer de naam van [medeverdachte 1] (vader van verdachte) naar voren.
Om zicht te krijgen op verdachten werden gedurende het opsporingsonderzoek 27Weribone (telecom)gegevens gevorderd, zijn telefoongesprekken afgeluisterd en werden observaties uitgevoerd, op grond waarvan de verdenking is ontstaan dat [medeverdachte 1] , zijn echtgenote [medeverdachte 2] (moeder van verdachte) en meerdere van hun kinderen zich in georganiseerd verband bezighielden met mensensmokkel. Tijdens de actiedag op 19 februari 2019 zijn bij doorzoekingen in de woningen van [medeverdachte 1] en verdachte onder meer diverse valse/vervalste reisdocumenten, id-bewijzen en rijbewijzen aangetroffen. [2] Bij de onderzochte mensensmokkelincidenten is gebleken dat onder meer de “look-a-like”- methode werd/was toegepast, waarbij een te smokkelen persoon gebruik maakt van een op naam van een andere persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon lijkt dan wel probeert te lijken om vervolgens te reizen als ware hij of zij degene aan wie het document ook daadwerkelijk is verstrekt.
In het kader van het onderzoek 27Weribone zijn thans als verdachten gedagvaard:
[medeverdachte 1] (vader), [medeverdachte 2] (moeder) en hun kinderen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3]
.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat voor wat betreft het voorhanden hebben van het internationale rijbewijs (feit 2, 3e gedachtestreepje) geen veroordeling kan volgen, omdat dit een fantasiedocument betreft en geen vals document is in de zin van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten integrale vrijspraak bepleit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (smokkel van [naam 1] ) :
Op 26 januari 2019 is verdachte aangehouden op Eindhoven Airport, nadat zij samen met het minderjarige kind [naam 1] vanuit Athene per vliegtuig naar Nederland was gevlogen en had geprobeerd om samen met [naam 1] Nederland in te reizen. Daarbij maakte zij voor [naam 1] gebruik van het reisdocument van [naam 2] , de zoon van verdachte. Daartoe is de hiervoor omschreven “look-a-like” smokkelmethode toegepast.
Verdachte heeft daarover tegenover de Marechaussee op 28 januari 2019 een bekennende verklaring afgelegd. Zij heeft toen ook verklaard dat haar broer [medeverdachte 5] wist dat zij deze mensensmokkel ging uitvoeren, dat zij hem heeft gevraagd om haar van het vliegveld in Eindhoven op te komen ophalen, dat hij alles wist en dat hij het geregeld heeft. [3]
Broer [medeverdachte 4] heeft tegenover de politie erkend betrokken te zijn geweest bij deze mensensmokkel. Hij wist ervan dat zijn zus dit ging doen. Het geld dat de vader van [naam 1] hiervoor had betaald stond op zijn naam. Hij had 1.200 euro gevraagd en heeft 1.000 euro gekregen. [4]
[medeverdachte 5] is gelijktijdig met verdachte aangehouden, toen hij haar met [naam 1] kwam afhalen op Eindhoven Airport. In de mobiele telefoon van [medeverdachte 5] zijn onder meer foto’s aangetroffen van [naam 2] , alsmede een foto van [naam 1] in het vliegtuig.
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 5] is een bericht aangetroffen van 26 januari 2019, waarin [medeverdachte 2] vraagt of zijn zus (vermoedelijk verdachte) al is vertrokken, waarop [medeverdachte 5] antwoordt met: “Het is goed gegaan, oke”, waarna [medeverdachte 2] vraagt: Hebben ze een foto in het vliegtuig gemaakt.” [5]
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 5] zijn ook de vliegtickets van verdachte en “ [naam 2] ” aangetroffen. [6]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van een gezamenlijk overleg tussen onder meer verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en tussen [medeverdachte 6] en [naam 6] over de voorbereiding en uitvoering van voornoemde reis, voorafgaand aan het vertrek van verdachte vanuit Nederland, tijdens de vliegreis en na aankomst (en aanhouding) van verdachte met [naam 1] op Eindhoven Airport.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende.
- Op 23 januari 2019 omstreeks 18.16 uur wordt verdachte gebeld door
[medeverdachte 5] en zegt zij tegen [medeverdachte 5] onder meer dat hij haar morgen rond zeven uur moet gaan brengen. [medeverdachte 5] vraagt aan verdachte vervolgens of hij de foto van die jongen mag zien, waarop zij tegen hem zegt dat zij hem de foto van die jongen stuurt en het nummer van die man en dat ze hebben afgesproken: “5, zijn deel is 500 van die 5.” en “Hij heeft voor mij de tickets gekocht, heen en terug voor 365 euro.”. Verdachte zegt verder tegen [medeverdachte 5] : “Dat zijn zijn prijzen 500” en dat [medeverdachte 5] niet lager mag gaan dan 5. [7]
- Uit camerabeelden van Schiphol blijkt dat [medeverdachte 5] op 25 januari 2019 verdachte heeft weggebracht naar Schiphol. [8]
- Op 23 januari 2019 omstreeks 18.49 uur zegt [medeverdachte 5] in een telefoongesprek met verdachte onder meer dat hij met die man heeft gepraat en tegen hem heeft gezegd: “Jullie geven het kindje aan haar af in het hotel en de rest is aan Allah.”. [9]
- Op 26 januari 2019 belt [medeverdachte 4] meerdere malen met [medeverdachte 5] en wordt besproken dat ze het geld op de terugweg kunnen halen, wordt er gesproken over een code en zegt [medeverdachte 4] onder meer dat er 4.000 euro ligt en dat er 2.700 of 2.600 euro overblijft. [10]
- Op 26 januari 2019 omstreeks 21.22 uur wordt [medeverdachte 6] gebeld door [naam 6] die tegen haar zegt: “Ze zijn aangehouden” en dat hij de politie naar beneden heeft zien lopen met de reiskoffer en de handtas van [verdachte] (verdachte). [11]
- Op 26 januari 2019 omstreeks 21.53 uur belt [medeverdachte 4] met [naam 6] en zegt hij tegen hem dat hij de moeder van de jongen heeft gebeld, dat het een humanitaire actie is en dat ze niets over het geld moeten zeggen. [12]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen (onder meer) verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang van [naam 1] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat door verdachten uit winstbejag is gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a Sr te houden.
Gelet op de hiervoor weergegeven bedragen waarover in het kader van de mensensmokkel wordt gesproken is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 2 (voorhanden van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen):
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in Den Helder op 19 februari 2019 zijn onder meer de in de tenlastelegging onder feit 2 vermelde twee Schengenvisa (op naam van respectievelijk [verdachte] en [naam 2] ) en een internationaal rijbewijs (op naam van [verdachte] ) aangetroffen [13] en in beslag genomen. [14]
Uit het door de ID-Desk van de Koninklijke Marechaussee uitgevoerde identiteit- en documentenonderzoek is gebleken dat de Schengenvisums vals zijn [15] en dat het internationale rijbewijs op naam van verdachte een fantasiedocument is. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 november 2021 verklaard dat zij aan de twee Schengenvisums is gekomen toen zij probeerde om met haar kind uit Turkije te komen. Het rijbewijs heeft zij via internet gekocht. Zij ontkent te hebben geweten dat deze documenten vals of vervalst waren. [17]
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte de twee Schengenvisums heeft aangeschaft kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van valse reisdocumenten, waarvan verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die documenten redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals waren
.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor wat betreft het voorhanden hebben van een vals/vervalst internationaal rijbewijs op haar naam, aangezien dit document een fantasiedocument betreft en daarom geen vals document is in de zin van artikel 231 Sr.
Feit 4 (smokkel van [naam 3] ):
De rechtbank zal eerst feit 4 bespreken en daarna feit 3, dat ziet op deelname aan de criminele organisatie.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vader [medeverdachte 1] heeft van het onder 4 ten laste gelegde de feitelijke gedragingen bekend, - kort samengevat - inhoudende dat hij op 28 december 2018 (alleen) van Nederland per vliegtuig naar Athene is gereisd en dat hij op 31 december 2018 samen met [naam 3] (ook [alias naam 3] genoemd) van Athene per vliegtuig is gereisd naar Eindhoven Airport, waarbij [naam 3] reisde op het paspoort van [medeverdachte 2] , zijn echtgenote. Om [naam 3] op zijn echtgenote te laten lijken heeft hij haar, voorafgaand aan de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport, de kleding van zijn echtgenote laten aantrekken en ook haar de oorbellen en sieraden van zijn echtgenote laten dragen.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de reis met [naam 3] heeft gemaakt omdat hij van zijn schulden en van bedreigingen af wilde. Hij helpt de mensen op een humanitaire manier. Soms krijgt hij 500 euro en soms 400 euro. Voor de smokkel van [naam 3] zou hij 3.500 euro ontvangen die een zekere [naam 7] hem zou betalen.
[naam 3] heeft over de smokkelreis onder meer verklaard dat zij in Athene via [naam 7] in contact is gebracht met ene [naam 8] . Deze [naam 8] heeft de papieren geregeld om weg te komen uit Athene en heeft haar tot in het vliegtuig begeleid. Ze moest nog leren de handtekening van [medeverdachte 2] op te schrijven voor het geval dat ze in Nederland zouden worden aangehouden. Nadat aan haar een foto was getoond van [medeverdachte 1] verklaarde zij dat dit volgens haar de man was die haar vertelde dat hij [naam 8] heette en haar de gehele reis had begeleid. Nadat ze in Nederland waren staande gehouden en zij een handtekening in een boekje moest zetten, vertelde hij haar dat ze de handtekening moest opschrijven die ze geoefend had. [naam 3] herkende zichzelf ook op de foto die haar getoond werd van haar aankomst in Nederland. Zij was toen samen met de man die voor haar liep en ze moest van hem steeds bij hem lopen.
Op verzoek van [naam 8] heeft zij in Athene twee dagen voor haar vertrek haar haren geblondeerd. Zij heeft voor de reis naar Nederland 4.500 euro betaald. Dat geldbedrag moest ze achterlaten bij een soort verzekeringsbureau in Athene. In het vliegtuig naar Nederland heeft [naam 8] een foto van haar gemaakt.
Zij moest haar geblondeerde haar aan [naam 8] laten zien en hij had ook oorbellen meegenomen die zij in moest doen van hem. Voor zover ze zich kan herinneren heeft ze tijdens de reis het paspoort waarop zij reisde niet in handen gehad. [18]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van gezamenlijk overleg over voornoemde reis tussen [medeverdachte 1] en zijn dochters [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 6] voorafgaand aan het vertrek vanuit Athene, tijdens de vliegreis en direct na aankomst op Eindhoven Airport, waarbij tussen hen onderling onder meer afspraken zijn gemaakt over het opvangen van [naam 3] op Eindhoven Airport en over de wijze van vervoer van [naam 3] vanaf Eindhoven Airport. [19]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.58 uur is [medeverdachte 1] gebeld door dochter [medeverdachte 6] en heeft zij tegen hem onder meer gezegd: “Ik heb je het nummer gestuurd en ik heb erbij [omschrijving] geschreven maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.”. Daarop heeft [medeverdachte 1] geantwoord met: “Hoe?” en heeft [medeverdachte 6] vervolgens gezegd: “Ik heb het nummer naar je gestuurd en ik heb erbij geschreven zoals je gevraagd hebt, maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.” [20]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 14.18 uur is [medeverdachte 1] gebeld door verdachte en heeft hij tegen haar onder meer gezegd dat zij aan haar moeder ( [medeverdachte 2] ) moet doorgeven dat zij maar moet bellen met die ene vrouw over het tijdstip van vertrek en aan haar moet doorgeven dat hij een rode tas en een kleine zwarte tas bij zich heeft. [21] [medeverdachte 1] was bij zijn vertrek vanaf Eindhoven Airport naar Athene op 28 december 2018 in het bezit van een rode tas en een kleine zwarte tas. [22]
Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte toen al op de hoogte was van de voorgenomen mensensmokkel van [naam 3] .
Op 31 december 2018 is [medeverdachte 1] blijkens de vluchtgegevens van Athene naar Eindhoven Airport gereisd samen met een vrouw die was geboekt onder de naam “ [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1966”. [23]
Omstreeks 15.39 uur die dag is [medeverdachte 1] gebeld door verdachte, waarna dochter [medeverdachte 6] het telefoongesprek met hem heeft voortgezet en ook [medeverdachte 2] in het overleg is betrokken. Dit overleg betrof de treinreis die [medeverdachte 1] zocht vanuit Eindhoven naar Emmen. Tijdens dit telefoongesprek werd ook gesproken over de oorbellen van [medeverdachte 2] , die [naam 3] heeft gedragen tijdens de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport. [24]
Voorts is er, nadat [medeverdachte 1] met [naam 3] is aangekomen op Eindhoven Airport en zij via de douanecontrole is toegelaten tot Nederland, telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte 1] en zoon [medeverdachte 4] . In dit telefoongesprek heeft [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] onder meer gezegd dat het op het nippertje was, dat ze veilig zijn aangekomen, maar dat ze wel een half uur staande is gehouden. Daarna heeft [medeverdachte 1] de telefoon op verzoek van [medeverdachte 4] doorgegeven aan [naam 3] en is door [medeverdachte 4] tegen [naam 3] gezegd geen antwoord te geven in het bijzijn van anderen en heeft hij haar vervolgens aanwijzingen gegeven voor de reis vanuit Eindhoven naar Ter Apel . [25]
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor op 12 maart 2019 onder meer verklaard dat hij, toen hij in Athene was, zijn vrouw heeft verteld dat hij een look-a-like vrouw zou meenemen. Hij heeft verteld dat hij er 800 euro voor heeft gekregen. [26]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.41 uur, waarbij [medeverdachte 1] is gebeld door dochter [medeverdachte 6] , heeft hij tegen [medeverdachte 6] onder meer gezegd:
“Laat je moeder het nummer van de vrouw naar mij sturen.” en “Laat zij erop/erbij schrijven [omschrijving] .”.
Na aankomst van [medeverdachte 1] op vliegveld Eindhoven Airport is hij ook gebeld door zijn echtgenote [medeverdachte 2] die onder meer tegen hem heeft gezegd dat hij de vrouw naar het politiebureau in Eindhoven moet brengen. [27]
[medeverdachte 2] heeft tijdens haar verhoor op 28 februari 2019 onder meer verklaard dat haar man de vrouw is gaan halen vanwege de schulden die zij hadden en omdat de kinderen klaagden dat zij niets konden krijgen. [28]
De rechtbank acht voorts redengevend dat verdachte in een opgenomen telefoongesprek op 23 januari 2019 onder meer heeft gezegd: “mijn ouders zitten in de business.”. [29]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen (onder meer) verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang van [naam 3] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a van het Sr te houden.
Mede omdat [naam 3] heeft verklaard dat zij voor de reis 4.500 euro heeft betaald en verdachte heeft verklaard dat zij voor deze mensensmokkel een geldbedrag (van 3.500 euro) zouden ontvangen, nadat deze mensensmokkel feitelijk was voltooid, is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 3 (deelname aan een criminele organisatie):
Aan verdachte is ook ten laste gelegd - zakelijk weergegeven - dat zij in de periode van8 december 2018 tot en met 19 februari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit haar, verdachte en/of [medeverdachte 1] (vader van verdachte), [medeverdachte 2] (moeder van verdachte), zus [medeverdachte 3] en/of broer [medeverdachte 4] en/of broer [medeverdachte 5] .
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk.
Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van het misdrijf mensensmokkel (artikel 197a Sr).
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden opgemaakt.
Verdachte is betrokken geweest bij meerdere gevallen van mensensmokkel of een poging daartoe, waarbij verdachte, haar vader, haar moeder, haar broers en een zus telkens hebben samengewerkt om - tegen betaling - de beoogde mensensmokkel naar Nederland te kunnen realiseren.
De daartoe noodzakelijk gedragingen zijn door hen telkens in een georganiseerd samenwerkingsverband uitgevoerd, waarbij de door hen te vervullen al dan niet feitelijk actieve rol mede afhankelijk was van wie er naar Nederland gesmokkeld moest worden.
In meerdere gevallen is bij de mensensmokkel een soortgelijke modus-operandi toegepast door gebruik te maken van de look-a-like methode, waarbij de te smokkelen persoon gebruik maakte van een op naam van een ander persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon leek dan wel probeerde te lijken, als ware hij of zij degene aan wie het reisdocument ook daadwerkelijk was verstrekt. Om dat te realiseren werd voorafgaand aan de reis onder meer met de te smokkelen persoon een bezoek aan de kapper gebracht.
Uit de afgeluisterde/opgenomen telefoongesprekken, zoals hiervoor omschreven en zoals die zich in het dossier bevinden, leidt de rechtbank af dat er voorafgaand, tijdens en na een smokkelreis veelal sprake is geweest van intensief en gezamenlijk overleg over de stand van zaken, het verloop van de smokkelreis en de eventueel nog verder te ondernemen activiteiten ten behoeve van de te smokkelen persoon. De inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken en de informatie uit onderzoek van de inbeslaggenomen telefoons duidt bovendien op betrokkenheid van meerdere andere personen, waaronder andere familieleden, vanuit Griekenland en/of Turkije, welke personen de mensensmokkel mede organiseerden en faciliteerden.
Daarnaast zijn er diverse onderlinge (telefonische) contacten geweest over de financiële aspecten en/of de financiële afwikkeling van de smokkelreis, zoals onder meer rondom de smokkel van [naam 3] , zoals hiervoor gerelateerd.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de mededeling van verdachte aan [medeverdachte 5] in een telefoongesprek op 23 januari 2019 waarin zij kort voor de uitvoering van de smokkelreis met [naam 1] zegt dat zij aan ene “ [naam 9] ” heeft gezegd dat haar ouders in deze business zitten en dat zij er alles over weet. [30]
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat broer [medeverdachte 4] en broer [medeverdachte 5] binnen het georganiseerde samenwerkingsverband min of meer verantwoordelijk waren voor het financiële gedeelte en het faciliteren van de ontvangst van de te smokkelen persoon bij aankomst in Nederland.
Vader [medeverdachte 1] heeft bij de smokkel van [naam 3] vanuit Athene naar Eindhoven een actieve rol vervuld door zelf naar Athene te vliegen om vervolgens met [naam 3] , die zich voordeed als [medeverdachte 2] (moeder van verdachte), terug te vliegen naar Nederland.
Vader [medeverdachte 1] en moeder [medeverdachte 2] waren de actieve deelnemers bij de beoogde smokkel van ene [naam 11] vanuit Griekenland naar Nederland, waartoe zij samen met de kinderen [naam 10] en [medeverdachte 3] waren afgereisd naar Griekenland.
Verdachte heeft zelf feitelijk de smokkel van [naam 1] uitgevoerd en is veelvuldig betrokken geweest bij overleg over de voorbereiding en uitvoering van andere smokkelreizen.
Uit de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht door de officier van justitie kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat naast de in het onderhavige onderzoek aan de orde zijnde gevallen van mensensmokkel sprake is geweest van betrokkenheid bij meerdere andere gevallen van (pogingen tot) mensensmokkel.
De rechtbank acht het in dit verband ook opmerkelijk dat na de aanhouding van het gezin in Griekenland bij de poging tot mensensmokkel van [naam 11] in een telefoongesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] besproken wordt om “niet met lege handen terug te keren. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- Op 10 december 2018 omstreeks 16.53 uur belt [medeverdachte 5] met [medeverdachte 2] en vraagt hij aan haar of ze het paspoort van [naam 12] bij zich hebben, waarop zij hem vraagt of [medeverdachte 4] hen wil bellen en dat zij een kleine kan meenemen, waarop hij zegt: “Vertrekken jullie niet met lege handen.” [31]
- Op 14 december 2018 omstreeks 15.26 uur wordt tussen [medeverdachte 5] en vader [medeverdachte 1] opnieuw een mogelijke nieuwe mensensmokkel besproken. [32]
Gelet op de feitelijke gedragingen en (onder meer) de inhoud van de hiervoor genoemde tapgesprekken en de informatie uit onderzoek van de inbeslaggenomen telefoons is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte en de hiervoor genoemde gezinsleden, met uitzondering van [medeverdachte 3] , telkens welbewust met een crimineel oogmerk hebben gehandeld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat, anders dan men wil doen voorkomen, niet het humanitaire handelen voorop heeft gestaan, maar dat het handelen telkens gericht is geweest op mensensmokkel uit winstbejag. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van een zekere gezinsstructuur waarbinnen incidenteel en/of willekeurig een of meer andere gezinsleden - al dan niet onwetend van het oogmerk - werden betrokken bij een mogelijke mensensmokkel, maar hebben zij onderling telkens gestructureerd samengewerkt met het oog op het realiseren van de mensensmokkel, waartoe stelselmatig gebruik werd gemaakt van de zogenaamde “look-a-like”- methode.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een internationaal opererende organisatie die mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a Sr als oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en voldoende duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft tevens een wezenlijk een aandeel gehad in de mensensmokkel als zodanig en mitsdien in de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk van de organisatie.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 26 januari 2019
te Eindhoven en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in,
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document en/of
-naar Eindhoven Airport gereden om diens mededader en/of bovengenoemde
(gesmokkelde) persoon op te halen en
-contact te onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling/financiën met betrekking tot
bovengenoemde reis en
-contact onderhouden met en/of inlichtingen verschaft en/of instructies
gegeven aan de ouders van bovengenoemd persoon, met betrekking tot de bij
en/of tegenover de politie af te leggen verklaring,
terwijl verdachte en haar mededaders wisten dat die toegang en die doorreis en
dat verblijf wederrechtelijk was;
2.
zij op of omstreeks 19 februari 2019 te Den Helder reisdocumenten en/of
identiteitsbewijzen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
-een Schengenvisum met nummer [nummer 1] , op naam van [verdachte] en
-een Schengenvisum met nummer [nummer 2] , op naam van [naam 2] ,
waarvan zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals waren;
3.
zij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit haar, verdachte, en
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 4] en
- [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen
van mensensmokkel.
4.
zij in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 3] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door, en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) financiën met betrekking tot de
reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen,
terwijl verdachte en haar mededaders wisten dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Beroep op het ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid (feit 1)
Door de verdediging is ten aanzien van de smokkel van [naam 1] een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsvrouw heeft hiertoe - kort samengevat - aangevoerd dat verdachte uit humanitaire motieven heeft gehandeld (en mede om op die manier af te zijn van haar problemen die zij in Turkije had).
De rechtbank overweegt in dit verband dat, ook indien al uitsluitend sprake zou zijn van handelen uit humanitaire overwegingen, dit op zichzelf nog niet tot gevolg heeft dat de materiële wederrechtelijkheid van het onder 1 bewezen verklaarde feit ontbreekt.
In de onderhavige situatie is naar het oordeel van de rechtbank het handelen uit winstbejag duidelijk komen vast te staan, zodat het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid niet aan de orde is.
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140, 197a en 231 Sr.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en 4 telkens:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 2:
het misdrijf: een reisdocument voorhanden hebben, waarvan zij weet dat het vals is, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Beroep op psychische overmacht (feit 1)
Door de raadsvrouw is ten aanzien van de smokkel van [naam 1] vervolgens een beroep gedaan op psychische overmacht als gevolg waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat verdachte de smokkel van [naam 1] heeft uitgevoerd, omdat zij geen weerstand kon en hoefde te bieden aan de dwang en dreigementen die tegen haar werden gepleegd door haar voormalig partner [naam 13] en aan de druk die op haar werd uitgeoefend door haar ouders.
De rechtbank stelt voorop dat voor een beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden om tot het oordeel te komen dat van voornoemde drang sprake was. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr
- een geldboete van € 7.950,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om ingeval van een bewezenverklaring te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 7 dagen, zijnde de totale duur van de voorlopige hechtenis, in combinatie met een taakstraf van maximaal 240 uur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met haar mededaders schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij doorgaans misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport veel geld te vragen. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die enkel als bron van financieel gewin worden gezien. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en daarmee het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren, waarbij de echte asielzoekers - politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève - kunnen worden opgevangen, ondermijnd. Daarbij kan worden aangetekend dat die ondermijning zowel het beleid als zodanig als het daarvoor benodigde maatschappelijk draagvlak voor de toelating en opvang van asielzoekers betreft.
Tevens heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van mensensmokkel, hetgeen een bedreiging vormt voor de Nederlandse samenleving als geheel. Die bedreiging is met name gelegen in de macht die een criminele organisatie uitoefent op haar leden en over delen van de samenleving in het algemeen, maar ook in de facilitering van mensensmokkel in het bijzonder.
Verdachte en haar familieleden hebben slechts met het oog op geldelijk gewin diverse malen misbruik gemaakt van de zwakke en kwetsbare positie waarin asielzoekers verkeren. De rechtbank neemt verdachte haar handelen zeer kwalijk.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 oktober 2021, waaruit volgt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden thans een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen overigens van de zijde van de verdediging is aangevoerd geen aanknopingspunten biedt om tot oplegging van een andere straf te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval het passend en geboden om aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr;
- een geldboete van € 7.950,00, subsidiair 74 dagen vervangende hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
7.5
De in beslag genomen voorwerpen
7.5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van de op de beslaglijst van
4 november 2021 vermelde voorwerpen.
7.5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave aan verdachte van alle inbeslaggenomen voorwerpen.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat op het in beslag genomen geldbedrag van 7.950 euro conservatoir (boete)beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) rust. Dit conservatoir beslag strekt naar het oordeel van de rechtbank onder meer tot bewaring van het recht tot verhaal voor een van de ter zake van bepaalde misdrijven op te leggen in artikel 94a Sv genoemde vemogenssancties. Een op de voet van artikel 94a Sv gelegd beslag dient aldus onder meer de veiligstelling van de verbeurdverklaring door de strafrechter (zie: ECLI:NL:HR2017:116).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de op voornoemde beslaglijst vermelde in beslag genomen creditcards en het in beslag genomen geldbedrag van 7.950 euro moeten worden verbeurd verklaard, omdat de strafbare feiten met behulp van deze creditcards zijn begaan dan wel zijn voorbereid en het geldbedrag geheel of ten dele door verdachte kan worden aangewend en geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten is verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33 en 33a Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 en 4 telkens:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 2:
het misdrijf: een reisdocument voorhanden hebben, waarvan zij weet dat het vals is, meermalen gepleegd.
Feit 3:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 7.950,00 (zegge: negenenzeventighonderdvijftig euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
74 (vierenzeventig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de op de (in kopie aan dit vonnis gehechte) beslaglijst van
4 november 2021 vermelde voorwerpen, te weten:
  • 4 creditcards;
  • een geldbedrag van € 7.950,00 (negenenzeventighonderdvijftig euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee met de aanduiding 27Weribone / 27FCF180025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Waar hierna in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] Al Jazaerli, [medeverdachte 6] of [medeverdachte 3] , wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] , medeverdachte [medeverdachte 5] , medeverdachte [medeverdachte 4] , medeverdachte [medeverdachte 6] en medeverdachte [medeverdachte 3] .
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, map 6, pagina 108-113
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 118, map 6, pagina 220-223
5.Proces-verbaal van relaas, map 6, pagina 45 en proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon, nummer 302, map 6, bijlage 26
6.Proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon, map 6, pagina 129
7.Tapgesprek 5879 -TA012, map 6, pagina 014-015
8.Proces-verbaal van bevindingen nummer 114, map 11, pagina 212-213
9.Tapgesprek 5884 - TA012, map 6, pagina 016
10.Tapsessies 7546, 7552 en 7607, map 6, pagina 203-205.
11.Tapsessie 4 - TA019, map 6, pagina 011
12.Tapgesprek 8, TA019, map 6, pagina 011-013 en pagina 210
13.Proces-verbaal van relaas onderzoek inbeslaggenomen goederen, map 12, pagina 357 e.v. en Verslag van binnentreden, map 12, pagina 365
14.Kennisgeving van inbeslagneming, map 12, pagina 397-399
15.Processen-verbaal van bevindingen 076/19R (map 12, pagina 397-399) en 077/19R (map 12, pagina 394-394)
16.Proces-verbaal van bevindingen 164/19R (map 12, pagina 387-388)
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 november 2021
18.Proces-verbaal verhoor [naam 3] , map 5, pagina 250-268
19.Gesprek Map 2, pagina 782
20.Tapgesprek 358 , TA007, map 5, pagina 14
21.Gesprek 362, TA007, map 2, bijlage 1, pag. 679
22.Proces-verbaal van observeren, map 11, pagina 121
23.Proces-verbaal van bevindingen toekomstige vluchtgegevens, map 5, bijlage 1, pagina 65
24.Gesprek 391, TA007, map 2, bijlage 4, pagina 683
25.Gesprek 390, TA007, map 2, bijlage 2, pagina 680-682
26.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , map 3, pagina 61 e.v.
27.Gesprek 394, TA007, map 2, pagina 684 en bijlage
28.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , d.d. 28-2-2019, nummer 188, map 2, pagina 675
29.Gesprek 5879, TA007, map 2, pagina 673 en bijlage 6,
30.Tapgesprek sessie 5879, map 2, pagina 514
31.Tapgesprek 8618, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 18-19
32.Tapgesprek 8842, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 25-26