ECLI:NL:RBOVE:2021:4483

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
08/963644-18 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ouders en kinderen voor mensensmokkel en deelname aan criminele organisatie

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee ouders en hun vier kinderen, die zijn veroordeeld voor mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de familie gebruik maakte van valse reisdocumenten en zich voordeed als iemand anders om migranten toegang te verschaffen tot Nederland en andere EU-landen. De verdachten kregen celstraffen variërend van 3 tot 30 maanden, waarbij één van de kinderen werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek van de Koninklijke Marechaussee, dat begon na twee incidenten op Schiphol die verband hielden met mensensmokkel. Tijdens het onderzoek werden telefoongesprekken afgeluisterd en werden observaties uitgevoerd, wat leidde tot de ontdekking van een gestructureerde organisatie die zich bezighield met mensensmokkel. De rechtbank concludeerde dat de verdachten uit winstbejag handelden en dat hun acties een bedreiging vormden voor de Nederlandse samenleving. De rechtbank legde gevangenisstraffen op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963644-18 (LP) (P)
Datum vonnis: 30 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021 en 16 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.J. Crombach, advocaat te Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feiten 1, 2 en 5: mensensmokkel;
  • feit 3: het voorhanden hebben van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen;
  • feit 4: deelname aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de - ter terechtzitting van 15 november 2021 gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

Hij in of omstreeks de periode van 4 december 2018 tot en met 8 december 2018
te Patras, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] , althans een
ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door,
en/of uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-een auto aangeschaft om bovengenoemd persoon te vervoeren, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coordinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en/of
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling(en) / financiën met betrekking
tot de reis, te weten het verkrijgen van een code om een betaling te kunnen
ontvangen
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;

2.

Hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 26 januari 2019
te Eindhoven en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 2] , althans een
ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
*uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in,
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s)::
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coordinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en/of
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-naar Eindhoven Airport gereden om diens mededader en/of bovengenoemde
(gesmokkelde) persoon op te halen en/of
-contact te onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling/financiën met betrekking tot
bovengenoemde reis
-contact onderhouden met en/of inlichtingen verschaft en/of instructies
gegeven aan de ouders van bovengenoemd persoon, met betrekking tot de bij
en/of tegenover de politie af te leggen verklaring
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis en/of dat verblijf
wederrechtelijk was;
Hij op of omstreeks 8 februari 2017 te Athene, althans in Griekenland, en/of
te Schiphol, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten
[naam 3] „ althans een ander, *behulpzaam is geweest bij het zich
verschaffen van toegang tot of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere
lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat
die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de
lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
door:
-voornoemde persoon in Athene te ontmoeten en/of
-een ontmoeting tussen voornoemde persoon en [verdachte] te regelen
en/of
-voornoemde persoon en/of diens familie 4.000,- , althans een (groot)
geldbedrag te laten betalen en/of
-(een) valse (Bulgaarse) identiteitskaart(en) te regelen en/of
-Een vlucht naar Amsterdam / Schiphol te boeken en/of vliegtickets naar
Amsterdam/Schiphol te regelen/kopen, en/of
-Vervoer naar de luchthaven georganiseerd / verschaft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat dit toegang of doorreis wederrechtelijk was
3.
Hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of
meerdere reisdocument(en) en/of identiteitsbewij(s)(zen) en/of
rijbewij(s)(zen) als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 4] -, en/of
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 5] -, en/of
-een nationaal paspoort van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van
[verdachte] - , en/of
-een nationaal rijbewijs van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van [medeverdachte 1]
-, en/of
-een nationale identiteitskaart van Griekenland - met nummer [nummer] , ten
name van [naam 6] en/of
-een nationaal rijbewijs van Griekenland - met nummer [nummer] , ten name van
[medeverdachte 2] -,
waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren;
4.
Hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- [medeverdachte 3] en/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [medeverdachte 4] en/of
- [medeverdachte 5] en/of
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het
plegen van mensensmokkel (artikel 197a Wetboek van Strafrecht)
5.
Hij op of omstreeks 8 februari 2017 te Athene, althans in Griekenland, en/of
te Schiphol, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten
[naam 3] „ althans een ander, *behulpzaam is geweest bij het zich
verschaffen van toegang tot of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere
lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat
die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de
lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen
Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
door:
-voornoemde persoon in Athene te ontmoeten en/of
-een ontmoeting tussen voornoemde persoon en [verdachte] te regelen
en/of
-voornoemde persoon en/of diens familie 4.000,- , althans een (groot)
geldbedrag te laten betalen en/of
-(een) valse (Bulgaarse) identiteitskaart(en) te regelen en/of
-Een vlucht naar Amsterdam / Schiphol te boeken en/of vliegtickets naar
Amsterdam/Schiphol te regelen/kopen, en/of
-Vervoer naar de luchthaven georganiseerd / verschaft,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat dit toegang of doorreis wederrechtelijk was

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 28 augustus 2018 is de Koninklijke Marechaussee het opsporingsonderzoek 27Weribone gestart. Dat onderzoek is gestart naar aanleiding van twee incidenten op Schiphol van mogelijke mensensmokkel, die onderzocht zijn binnen het opsporingsonderzoek Rochedale. Binnen dat onderzoek is een verdenking gerezen tegen verdachte. Deze twee incidenten vonden plaats op respectievelijk 21 januari 2017 met betrekking tot [naam 7] en op 8 februari 2017 met betrekking tot [naam 3] , waarbij beide personen hebben geprobeerd om met behulp van een vals reisdocument via Schiphol Nederland in te reizen. Binnen het voorbereidend opsporingsonderzoek 27Weribone is ook onderzoek gedaan naar een smokkelincident dat was gemeld aan de oostgrens van Nederland en daarbij kwam onder meer de naam van [medeverdachte 1] (vader van verdachte), naar voren.
Om zicht te krijgen op verdachten werden gedurende het opsporingsonderzoek 27Weribone (telecom)gegevens gevorderd, zijn telefoongesprekken afgeluisterd en werden observaties uitgevoerd, op grond waarvan de verdenking is ontstaan dat [medeverdachte 1] , zijn echtgenote [medeverdachte 3] en meerdere van hun kinderen zich in georganiseerd verband bezighielden met mensensmokkel. Tijdens de actiedag op 19 februari 2019 zijn bij de doorzoekingen in de woningen van [medeverdachte 1] en zijn dochter/medeverdachte [medeverdachte 4] onder meer diverse valse/vervalste reisdocumenten, id-bewijzen en rijbewijzen aangetroffen. [2] Bij de onderzochte mensensmokkelincidenten is gebleken dat onder meer de “look-a-like”- methode werd/was toegepast, waarbij een te smokkelen persoon gebruik maakt van een op naam van een andere persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon lijkt dan wel probeert te lijken om vervolgens te reizen als ware hij degene aan wie het document ook daadwerkelijk is verstrekt.
In het kader van het onderzoek 27Weribone zijn thans als verdachten gedagvaard:
[medeverdachte 1] (vader), [medeverdachte 3] (moeder/verdachte) en hun kinderen [medeverdachte 2] , [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit op de daartoe in zijn pleitnota aangegeven gronden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (smokkel van [naam 1] ):
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 6 december 2018 zijn [medeverdachte 1] en zijn echtgenote [medeverdachte 3] met hun kinderen [naam 8] en [medeverdachte 5] per auto naar Griekenland gereisd om een achttienjarige jongen, genaamd [naam 1] , op te halen uit Patras en hem vervolgens naar Duitsland te brengen. Op het moment dat het gezin samen met [naam 1] vanuit Griekenland per boot naar Italië wilde gaan reizen, is het hele gezin aangehouden, nadat bleek dat [naam 1] gebruik maakte van het reisdocument en de verblijfsvergunning van [naam 9] . [3]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer van overleg van verdachte met [medeverdachte 1] , met [naam 8] en [medeverdachte 3] en met [medeverdachte 5] voorafgaand en tijdens de uitvoering van de reis en nadat het gezin is aangehouden.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende..
- Voorafgaand aan de reis naar Patras is een personenauto gekocht door verdachte, nadat hij daarover overleg heeft gehad met zijn vader [medeverdachte 1] ( [naam 10] ). In het telefoongesprek van 5 december 2018 zegt verdachte onder meer tegen [medeverdachte 1] dat hij een auto heeft gevonden voor Abu die op benzine rijdt waar vijf personen in passen en een grote achterbak heeft. [4]
- Tijdens de autorit van Nederland naar Patras worden de kosten van de reis besproken en zegt verdachte tegen [medeverdachte 3] onder meer: “Mama, je moet niets over de telefoon zeggen”. [5]
- Op 8 december 2018 omstreeks 13.53 uur belt verdachte met [medeverdachte 5] en zegt [medeverdachte 5] tegen verdachte: “Je vader is net met de jongen naar de kapper geweest.” Door de moeder van verdachte wordt gezegd dat ze niet eerder zullen vertrekken dan dat de spullen op naam van [verdachte] klaar liggen, waarop verdachte zegt dat die er al liggen. Door [medeverdachte 5] wordt aan verdachte gevraagd of ze hem de code hebben gestuurd, waarop verdachte zegt: “We moeten dus wachten ...”. [6]
- Op 8 december 2018 omstreeks 18.47 uur (nadat het gezin is aangehouden) belt verdachte met [medeverdachte 5] , wordt de telefoon van [medeverdachte 5] overgenomen door moeder [medeverdachte 3] en zegt verdachte tegen haar: “Hej mama, verwijder de foto’s en alles wat jij hebt.” En “Pas op dat zij niet de mobiele telefoons innemen, verberg de mobiel van [medeverdachte 5] of jouw mobiel en geef hun een van de mobiele telefoons van vader.” [7]
- Op 8 december 2018 omstreeks 20.05 uur belt verdachte met [medeverdachte 5] , wordt besproken wat er verder zou kunnen gaan gebeuren en zegt verdachte onder meer:
“Zeg maar tegen hen dat jullie deze jongen op straat hebben aangetroffen en dat jullie daar op vakantie waren en zo.” [8]
Uit onderzoek van de in beslag genomen telefoon van verdachte blijkt onder meer dat voor de smokkel vanuit Patras een bedrag van 8.000 euro is gevraagd, gelet op het bericht dat [medeverdachte 3] op 8 december 2018 aan verdachte heeft gestuurd, inhoudende: “He hond, ga checken of het geld op je naam staat? 8 duizend, je mag geen cent minder accepteren. [9]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben tegenover de politie hun betrokkenheid erkend bij de smokkel van [naam 1] . [10] Deze smokkel was volgens hen echter uitsluitend een humanitaire daad.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste
samenwerking tussen (onder meer) verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang tot een lidstaat van de Europese Unie. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat door verdachten uit winstbejag is gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te houden.
Gelet op het gevraagde bedrag van 8.000 euro is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 2 (smokkel van [naam 2] ):
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 26 januari 2019 is [medeverdachte 4] aangehouden op Eindhoven Airport, nadat zij samen met het minderjarige kind [naam 2] van Athene per vliegtuig naar Nederland was gevlogen en had geprobeerd om samen met [naam 2] Nederland in te reizen. Daarbij maakte zij voor [naam 2] gebruik van het reisdocument van [naam 11] , de zoon van [medeverdachte 4] . Daartoe is de hiervoor omschreven “look-a-like” smokkelmethode toegepast.
[medeverdachte 4] heeft daarover tegenover de Marechaussee op 28 januari 2019 een bekennende verklaring afgelegd. Zij heeft toen ook verklaard dat haar broer wist dat zij deze mensensmokkel ging uitvoeren, dat zij hem heeft gevraagd om haar te komen ophalen, dat hij alles wist en dat hij het geregeld heeft. [11] De rechtbank gaat er van uit dat zij hier doelt op verdachte als die broer omdat hij haar kwam ophalen op Eindhoven Airport, waarna hij ook is aangehouden.
Broer [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie erkend betrokken te zijn geweest bij deze mensensmokkel. Hij wist ervan dat zijn zus dit ging. Het geld dat de vader van [naam 2] hiervoor had betaald stond op zijn naam. Hij had 1.200 euro gevraagd en heeft 1.000 euro gekregen. [12]
Verdachte is gelijktijdig met [medeverdachte 4] aangehouden, toen hij haar met [naam 2] kwam afhalen op Eindhoven Airport. In de mobiele telefoon van verdachte zijn onder meer foto’s aangetroffen van [naam 11] en een foto van [naam 2] in het vliegtuig.
In de mobiele telefoon van verdachte is verder een bericht aangetroffen van 26 januari 2019, waarin [medeverdachte 3] vraagt of zijn zus (vermoedelijk [medeverdachte 4] ) al is vertrokken, waarop verdachte antwoordt met: “Het is goed gegaan, oke”, waarna [medeverdachte 3] vraagt: Hebben ze een foto in het vliegtuig gemaakt.” [13]
In de mobiele telefoon van verdachte zijn ook de vliegtickets van [medeverdachte 4] en “ [naam 11] ” aangetroffen. [14]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van een gezamenlijk overleg tussen onder meer verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en tussen [medeverdachte 6] en [naam 12] over de voorbereiding en uitvoering van voornoemde reis, voorafgaand aan het vertrek van [medeverdachte 4] vanuit Nederland, tijdens de vliegreis en na aankomst (en aanhouding) van [medeverdachte 4] met [naam 2] op Eindhoven Airport.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende.
- Op 23 januari 2019 omstreeks 18.16 uur wordt [medeverdachte 4] gebeld door verdachte en zegt [medeverdachte 4] tegen hem onder meer dat hij haar morgen rond zeven uur moet gaan brengen. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 4] of hij de foto van die jongen mag zien, waarop [medeverdachte 4] tegen hem zegt dat zij hem de foto van die jongen stuurt en het nummer van die man en dat ze hebben afgesproken: “5, zijn deel is 500 van die 5.” en “Hij heeft voor mij de tickets gekocht, heen en terug voor 365 euro.”. [medeverdachte 4] zegt verder tegen verdachte: “Dat zijnzijn prijzen 500” en dat hij niet lager mag gaan dan 5. [15]
Uit camerabeelden van Schiphol blijkt dat verdachte op 25 januari 2019 [medeverdachte 4] heeft weggebracht naar Schiphol. [16]
- Op 23 januari 2019 omstreeks 18.49 uur zegt verdachte in een telefoongesprek met [medeverdachte 4] onder meer dat hij met die man heeft gepraat en tegen hem heeft gezegd: “Jullie geven het kindje aan haar af in het hotel en de rest is aan Allah.”. [17]
- Op 26 januari 2019 belt [medeverdachte 2] meerdere malen met verdachte en wordt besproken dat ze het geld op de terugweg kunnen halen, wordt er gesproken over een code en zegt [medeverdachte 2] onder meer dat er 4.000 euro ligt en dat er 2.700 of 2.600 euro overblijft. [18]
- Op 26 januari 2019 omstreeks 21.22 uur wordt [medeverdachte 6] gebeld door [naam 12] die tegen haar zegt: “Ze zijn aangehouden” en dat hij de politie naar beneden heeft zien lopen met de reiskoffer en de handtas van [medeverdachte 4] . [19]
- Op 26 januari 2019 omstreeks 21.53 uur belt [medeverdachte 2] met [naam 12] en zegt hij tegen hem dat hij de moeder van de jongen heeft gebeld, dat het een humanitaire actie is en dat ze niets over het geld moeten zeggen. [20]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste
samenwerking tussen (onder meer) verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang van [naam 2] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat door verdachten uit winstbejag is gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a Sr te houden.
Gelet op voornoemde verklaring van verdachte over de betaling voor de mensensmokkel is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 3 (voorhanden van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen):
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] in Grootebroek op 19 februari 2019 zijn onder meer de in de tenlastelegging onder feit 4 vermelde twee Italiaanse id-kaarten (op naam van respectievelijk [naam 4] en [naam 5] ), een Syrisch paspoort (op naam van [verdachte] ), een Syrisch rijbewijs (op naam van [medeverdachte 1] ), een Griekse id-kaart (op naam van [naam 6] ) en een Grieks rijbewijs (op naam van [medeverdachte 2] ) aangetroffen [21] en in beslag genomen. [22]
Uit het door de ID-Desk van de Koninklijke Marechaussee uitgevoerde identiteit- en documentenonderzoek blijkt dat al deze documenten vals en/of vervalst zijn met uitzondering van het Griekse rijbewijs (op naam van [medeverdachte 2] ), dat een fantasiedocument betreft. [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij het Syrische paspoort (op naam van [verdachte] ) in 2017 bij de spullen heeft gedaan van zijn vader in zijn slaapkamer, omdat hij daar zelf, toen hij na zijn vrijlating bij zijn ouders verbleef, geen eigen kamer had.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vals paspoort, terwijl hij wist dat het vals was. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niet wist dat dit paspoort vals was en dat hij, toen hij in Turkije verbleef, iemand heeft gemachtigd om dit paspoort voor hem aan te vragen in Syrië ongeloofwaardig.
De rechtbank is voor wat betreft de overige ten laste gelegde documenten van oordeel dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte wist dat die valse documenten aanwezig waren in de woning te Grootebroek, zodat verdachte van het voorhanden hebben van die overige valse documenten dient te worden vrijgesproken.
Feit 5 (smokkel van [naam 3] ):
De rechtbank zal eerst het onder feit 5 ten laste gelegde feit bespreken en daarna feit 4 dat ziet op deelname aan de criminele organisatie.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[naam 3] heeft onder meer verklaard dat hij op 8 februari 2017 samen met verdachte per vliegtuig van Athene naar Amsterdam is gereisd, met gebruikmaking van een valse Bulgaarse identiteitskaart. Aan de vader van [medeverdachte 2] is daarvoor een bedrag van 4.000 euro betaald. [medeverdachte 2] en zijn broer [naam 10] , die in Turkije woont, hebben de reis voor hem geregeld. Op de aan hem getoonde foto’s van [verdachte] en [medeverdachte 2] heeft hij hen beiden herkend. In de mobiele telefoon van [naam 3] is onder meer een foto van [medeverdachte 2] aangetroffen.
[naam 3] is samen met verdachte in een taxi naar de luchthaven van Athene gereden en verdachte controleerde op de luchthaven of er geen controle bij de incheck stond. [24]
Toen zij uit het vliegtuig stapten en zagen dat er controles waren vertelde verdachte aan hem dat zij elkaar niet kenden en dat zij afstand moesten nemen. Als er geen controle was geweest dan zouden ze met zijn tweeën naar de woning van verdachte gegaan zijn, omdat er nog 1.000 euro meer betaald moest worden. [25]
De rechtbank acht het in dit verband verder redengevend dat de vliegtickets van verdachte en [naam 3] binnen zes minuten na elkaar met dezelfde creditcard zijn betaald [26] en dat uit de camerabeelden van hun aankomst op Schiphol op 8 februari 2017 onder meer blijkt dat zij contact met elkaar hadden, zoals [naam 3] heeft verklaard. [27]
De rechtbank acht in het in dit verband ook redengevend dat een foto van het reisdocument waarmee [naam 3] is gereisd van Athene naar Amsterdam is aangetroffen in de mobiele telefoon van verdachte. [28]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 5 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste
samenwerking tussen verdachte en (onder meer) [medeverdachte 2] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang [naam 3] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat door verdachten uit winstbejag is gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a Sr te houden.
Gelet op voornoemde verklaring van [naam 3] over het door hem betaalde bedrag voor de mensensmokkel is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 5 deelname aan een criminele organisatie):
Aan verdachte is tot slot ten laste gelegd - zakelijk weergegeven - dat hij in de periode van
21 januari 2017 tot en met 19 februari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] .
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk.
Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van het misdrijf mensensmokkel (artikel 197a Sr).
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden opgemaakt.
Verdachte is betrokken geweest bij meerdere gevallen van mensensmokkel of een poging daartoe, waarbij hij en zijn familieleden telkens hebben samengewerkt om - tegen betaling - de beoogde mensensmokkel naar Nederland te kunnen realiseren.
De daartoe noodzakelijk gedragingen zijn door hen telkens in een georganiseerd samenwerkingsverband uitgevoerd, waarbij de door hen te vervullen al dan niet feitelijk actieve rol mede afhankelijk was van wie er naar Nederland gesmokkeld moest worden.
In meerdere gevallen is bij de mensensmokkel een soortgelijke modus-operandi toegepast door gebruik te maken van de “look-a-like”- methode, waarbij de te smokkelen persoon gebruik maakte van een op naam van een ander persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon leek dan wel probeerde te lijken, als ware hij of zij degene aan wie het reisdocument ook daadwerkelijk was verstrekt. Om dat te realiseren werd voorafgaand aan de reis onder meer met de te smokkelen persoon een bezoek aan de kapper gebracht.
Uit de afgeluisterde/opgenomen telefoongesprekken, zoals hiervoor omschreven en zoals die zich in het dossier bevinden, leidt de rechtbank af dat er voorafgaand, tijdens en na een smokkelreis veelal sprake is geweest van intensief en gezamenlijk overleg over de stand van zaken, het verloop van de smokkelreis en de eventueel nog verder te ondernemen activiteiten ten behoeve van de te smokkelen persoon.
De inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken en de informatie uit onderzoek van de inbeslaggenomen telefoons duidt bovendien op betrokkenheid van meerdere andere personen, waaronder andere familieleden, vanuit Griekenland en/of Turkije, welke personen de mensensmokkel mede organiseerden en faciliteerden.
Daarnaast zijn er diverse onderlinge (telefonische) contacten geweest over de financiële aspecten en/of de financiële afwikkeling van de smokkelreis, gelet op onder meer het bericht van moeder [medeverdachte 3] aan verdachte op 8 december 2018 in het kader van de smokkelreis vanuit Patras, inhoudende: “He hond, ga checken of het geld op je naam staat? 8 duizend, je mag geen cent minder accepteren. [29]
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de mededeling van [medeverdachte 4] aan verdachte in een telefoongesprek op 23 januari 2019 waarin zij kort voor de uitvoering van de smokkelreis met [naam 2] zegt dat zij aan ene “ [naam 13] ” heeft gezegd dat haar ouders in deze business zitten en dat zij er alles over weet. [30]
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en broer [medeverdachte 2] binnen het georganiseerde samenwerkingsverband min of meer verantwoordelijk waren voor het financiële gedeelte en het faciliteren van de ontvangst van de te smokkelen persoon bij aankomst in Nederland, terwijl vader [medeverdachte 1] een centrale, leidende rol vervulde.
Vader [medeverdachte 1] heeft bij de smokkel van [naam 14] vanuit Athene naar Eindhoven een actieve rol vervuld door zelf naar Athene te vliegen om vervolgens met [naam 14] , die zich voordeed als zijn echtgenote, terug te vliegen naar Nederland.
Vader [medeverdachte 1] was verder één van de actieve deelnemers bij de beoogde mensensmokkel van [naam 1] vanuit Griekenland naar Nederland, waartoe hij samen met zijn echtgenote [medeverdachte 3] en de kinderen [naam 8] en [medeverdachte 5] was afgereisd naar Griekenland.
Uit de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht door de officier van justitie kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat naast de in het onderhavige onderzoek aan de orde zijnde gevallen van mensensmokkel sprake is geweest van betrokkenheid bij meerdere andere gevallen van (pogingen tot) mensensmokkel.
De rechtbank acht het in dit verband ook opmerkelijk dat na de aanhouding van het gezin in Griekenland bij de poging tot mensensmokkel van [naam 1] in een telefoongesprek tussen verdachte en moeder [medeverdachte 3] besproken wordt om “niet met lege handen terug te keren. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- Op 10 december 2018 omstreeks 16.53 uur belt verdachte met [medeverdachte 3] en vraagt hij aan haar of ze het paspoort van Amir bij zich hebben, waarop zij hem vraagt of [medeverdachte 2] hen wil bellen en dat zij een kleine kan meenemen, waarop hij zegt: “Vertrekken jullie niet met lege handen.” [31]
- Op 14 december 2018 omstreeks 15.26 uur wordt tussen verdachte en vader [medeverdachte 1] opnieuw een mogelijke nieuwe mensensmokkel besproken. [32]
Gelet op de feitelijke gedragingen en (onder meer) de inhoud van de hiervoor genoemde tapgesprekken is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte en de hiervoor genoemde gezinsleden, met uitzondering van dochter [medeverdachte 5] , telkens welbewust met een crimineel oogmerk hebben gehandeld. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, anders dan men wil doen voorkomen, niet het humanitaire handelen voorop heeft gestaan, maar dat het handelen telkens gericht is geweest op mensensmokkel uit winstbejag.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van een zekere gezinsstructuur waarbinnen incidenteel en/of willekeurig een of meer andere gezinsleden - al dan niet onwetend van het oogmerk - werden betrokken bij een mogelijke mensensmokkel, maar hebben zij onderling telkens gestructureerd samengewerkt met het oog op het realiseren van de mensensmokkel, waartoe stelselmatig gebruik werd gemaakt van de zogenaamde “look-a-like”- methode.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een internationaal opererende organisatie die mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a Sr als oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en voldoende duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft tevens een wezenlijk een aandeel gehad in de mensensmokkel als zodanig en mitsdien in de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk van de organisatie.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2018 tot en met 8 december 2018
te Patras, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] , althans een
ander, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
een lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-een auto aangeschaft om bovengenoemd persoon te vervoeren, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling(en) /financiën met betrekking
tot de reis, te weten het verkrijgen van een code om een betaling te kunnen
ontvangen,
terwijl verdachte en/ zijn mededaders wisten dat die toegang en die doorreis
wederrechtelijk was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 26 januari 2019
te Eindhoven en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 2] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in,
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd
persoon, en
-bovengenoemd persoon te voorzien van een (reis/vervoers)document en/of
-naar Eindhoven Airport gereden om diens mededader en/of bovengenoemde
(gesmokkelde) persoon op te halen en
-contact te onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van
een of meer medeverdachten over de betaling/financiën met betrekking tot
bovengenoemde reis en
-contact onderhouden met en/of inlichtingen verschaft en/of instructies
gegeven aan de ouders van bovengenoemd persoon, met betrekking tot de bij
en/of tegenover de politie af te leggen verklaring,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang en die doorreis en
dat verblijf wederrechtelijk was;
3.
hij op 19 februari 2019 te Grootebroek,
een rijbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden heeft gehad, te weten
-een nationaal paspoort van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van
[verdachte] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2017 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 3] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 4] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen
van mensensmokkel;
5.
hij op of omstreeks 8 februari 2017 te Athene, althans in Griekenland, en/of
te Schiphol, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een persoon met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 3] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen
en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot
stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot
stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft terwijl verdachte en/of zijn mededaders wisten dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
door:
-voornoemde persoon in Athene te ontmoeten en
-een ontmoeting tussen voornoemde persoon en [verdachte] te regelen
en
-voornoemde persoon en/of diens familie 4.000,- , althans een (groot)
geldbedrag te laten betalen en
-(een) valse (Bulgaarse) identiteitskaart(en) te regelen en
-een vlucht naar Amsterdam/Schiphol te boeken en/of vliegtickets naar
Amsterdam/Schiphol te regelen/kopen, en
-vervoer naar de luchthaven georganiseerd/verschaft,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of doorreis
wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 140, 197a en 231 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, 2 en 5 telkens:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 3:
het misdrijf: een identiteitsbewijs voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is.
Feit 4:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om ingeval van een bewezenverklaring te volstaan met oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij doorgaans misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport veel geld te vragen. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die enkel als bron van financieel gewin worden gezien. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en daarmee het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren, waarbij de echte asielzoekers - politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève - kunnen worden opgevangen, ondermijnd. Daarbij kan worden aangetekend dat die ondermijning zowel het beleid als zodanig als het daarvoor benodigde maatschappelijk draagvlak voor de toelating en opvang van asielzoekers betreft.
Tevens heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van mensensmokkel, hetgeen een bedreiging vormt voor de Nederlandse samenleving als geheel. Die bedreiging is met name gelegen in de macht die een criminele organisatie uitoefent op haar leden en over delen van de samenleving in het algemeen, maar ook in de facilitering van mensensmokkel in het bijzonder.
Verdachte en zijn familieleden hebben slechts met het oog op geldelijk gewin diverse malen misbruik gemaakt van de zwakke en kwetsbare positie waarin asielzoekers verkeren. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk.
Daarnaast was verdachte in het bezit van een vals identiteitsdocument. Door het voorhanden hebben van een dergelijk document heeft verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van onder meer reisdocumenten en identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld. Het gebruikmaken van valse en/of vervalste documenten maakt identiteitscontrole moeilijk of zelfs onmogelijk, wat het plegen van andere strafbare feiten vergemakkelijkt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 oktober 2021, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden thans een gevangenisstraf
voor de duur van zesentwintig maanden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen overigens van de zijde van de verdediging is aangevoerd geen aanknopingspunten biedt om tot oplegging van een andere straf te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van zesentwintig maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Ten aanzien van de toe te passen aftrek ex artikel 27 Sr naar aanleiding van de voorlopige hechtenis in de nog openstaande zaak bij de rechtbank Noord-Holland overweegt de rechtbank dat zij begrijpt dat het Openbaar Ministerie heeft besloten om de smokkel van [naam 3] onder feit 5 voor deze rechtbank te vervolgen en niet meer voor de rechtbank Noord-Holland. Daar staat de zaak betreffende (onder meer) de smokkel van [naam 3] nog open ten gevolge van een administratieve omissie.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de aftrek van het destijds voor dezelfde zaak door de rechtbank Noord-Holland bevolen voorarrest wordt toegepast op de thans op te leggen straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1, 2 en 5 telkens:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 3:
het misdrijf: een identiteitsbewijs voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is.
Feit 4:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het op de (in kopie aan dit vonnis gehechte) beslaglijst van

4 november 2021 onder nummer 1 vermelde voorwerp, te weten een mobiele telefoon.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee met de aanduiding 27Weribone / 27FCF180025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Waar hierna in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] of [medeverdachte 5] , wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 2] , medeverdachte [medeverdachte 4] , medeverdachte [medeverdachte 6] en medeverdachte [medeverdachte 5] .
3.Proces-verbaal van relaas, map 4, met bijlagen
4.Tapgesprek 8200, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 9
5.Tapgesprek 8331, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 12
6.Tapgesprek 8403, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 13-14
7.Tapgesprek 8456, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 15-16
8.Tapgesprek 8476, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 16-17
9.Proces-verbaal van relaas, map 4, pagina 32-33 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, map 4, bijlage 12
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , map 4, bijlage 7, en proces-verbaal van verhoor K. Altabbaa, map 4, bijlage 8
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , map 6, pagina 108-113
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 118, map 6, pagina 220-223
13.Proces-verbaal van relaas, map 6, pagina 45 en proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon, nummer 302, map 6, bijlage 26
14.Proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon, map 6, pagina 129
15.Tapgesprek 5879 -TA012, map 6, pagina 014-015
16.Proces-verbaal van bevindingen nummer 114, map 11, pagina 212-213
17.Tapgesprek 5884 - TA012, map 6, pagina 016
18.Tapsessies 7546, 7552 en 7607, map 6, pagina 203-205.
19.Tapsessie 4 - TA019, map 6, pagina 011
20.Tapgesprek 8, TA019, map 6, pagina 011-013 en pagina 210
21.Proces-verbaal van relaas zaaksdossier 231 Sr en 225 Sr, map 7, pagina 011-012
22.Kennisgeving van inbeslagneming, map 12A, pagina 024-063
23.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen documenten, proces-verbaal 270, map 12A, pagina 106-109
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , map 3, pagina 112-131
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] , map 3, pagina 102-111
26.Proces-verbaal 17-011168-006
27.Proces-verbaal 17-011168/007
28.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , map 3, pagina 39-40
29.Proces-verbaal van relaas, map 4, pagina 32-33 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, map 4, bijlage 12
30.Tapgesprek sessie 5879, map 2, pagina 514
31.Tapgesprek 8618, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 18-19
32.Tapgesprek 8842, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 25-26