ECLI:NL:RBOVE:2021:4480

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
08/963507-19 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een gezin voor mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gezin dat betrokken was bij mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft twee ouders en hun vier kinderen veroordeeld voor hun rol in het smokkelen van een Syrische vrouw naar Nederland. De verdachten maakten gebruik van valse reisdocumenten en pasten de 'look-a-like' methode toe, waarbij de te smokkelen persoon zich voordeed als iemand anders. De rechtbank oordeelde dat de verdachten uit winstbejag handelden en dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband. De ouders kregen celstraffen van 30 maanden en 15 maanden, terwijl één van de kinderen werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van mensensmokkel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963507-19 (LP) (P)
Datum vonnis: 30 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021 en 16 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de raadsman mr. J.M.G. Wessels, advocaat te Zwijndrecht, namens verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: mensensmokkel;
  • feit 2: het voorhanden hebben van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen;
  • feit 3: deelname aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

Zij in of omstreeks de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december
2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon
met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] , althans een ander,
*behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door, en/of
*uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en/of de
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en/of
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en/of
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en/of
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en/of
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en/of
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) / financiën met betrekking tot
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
de reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen;
(opmerking rechtbank: de rechtbank leest de laatste regel “de reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen” als ingelast na “met betrekking tot”;
2.
Zij op of omstreeks 19 februari 2019 te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of
meerdere reisdocument(en) en/of identiteitsbewij(s)(zen) en/of
rijbewij(s)(zen) als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 2] -, en/of
-een nationale identiteitskaart van Italië - met nummer [nummer] , ten name
van [naam 4] -, en/of
-een nationaal paspoort van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van
[medeverdachte 1] - , en/of
-een nationaal rijbewijs van Syrië - met nummer [nummer] , ten name van [medeverdachte 1]
-, en/of
-een nationale identiteitskaart van Griekenland - met nummer [nummer] , ten
name van [naam 3] en/of
-een nationaal rijbewijs van Griekenland - met nummer [nummer] , ten name van
[medeverdachte 2] -,
waarvan zij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat deze vals of vervalst was/waren;
3.
Zij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [medeverdachte 3] en/of
- [medeverdachte 4] en/of
- [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het
plegen van mensensmokkel (artikel 197a Wetboek van Strafrecht).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 28 augustus 2018 is de Koninklijke Marechaussee het opsporingsonderzoek 27Weribone gestart. Dat onderzoek is gestart naar aanleiding van twee incidenten op Schiphol van mogelijke mensensmokkel, die onderzocht zijn binnen het opsporingsonderzoek Rochedale. Binnen dat onderzoek werd [medeverdachte 5] (zoon van verdachte) als verdachte aangemerkt. Deze twee incidenten vonden plaats op respectievelijk 21 januari 2017 met betrekking tot [naam 5] en op 8 februari 2017 met betrekking tot [naam 6] , waarbij beide personen hebben geprobeerd om met behulp van een vals reisdocument via Schiphol Nederland in te reizen. Binnen het voorbereidend opsporingsonderzoek 27Weribone is ook onderzoek gedaan naar een smokkelincident dat was gemeld aan de oostgrens van Nederland en daarbij kwam onder meer de naam van [medeverdachte 1] , de echtgenoot van verdachte en tevens medeverdachte, naar voren.
Om zicht te krijgen op verdachten werden gedurende het opsporingsonderzoek 27Weribone (telecom)gegevens gevorderd, zijn telefoongesprekken afgeluisterd en werden observaties uitgevoerd, op grond waarvan de verdenking is ontstaan dat [medeverdachte 1] , verdachte en meerdere van hun kinderen zich in georganiseerd verband bezighielden met mensensmokkel. Tijdens de actiedag op 19 februari 2019 zijn bij de doorzoekingen in de woningen van verdachte en dochter/medeverdachte [medeverdachte 3] onder meer diverse valse/vervalste reisdocumenten, id-bewijzen en rijbewijzen aangetroffen. [2] Bij de onderzochte mensensmokkelincidenten is onder meer gebruik gemaakt van de “look-a-like”- methode, waarbij een te smokkelen persoon gebruik maakt van een op naam van een andere persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon lijkt dan wel probeert te lijken om vervolgens te reizen als ware hij of zij degene aan wie het document ook daadwerkelijk is verstrekt.
In het kader van het onderzoek 27Weribone zijn thans als verdachten gedagvaard:
[medeverdachte 1] (vader), [verdachte] (moeder/verdachte) en hun kinderen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4]
.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit op de daartoe in zijn pleitnota aangegeven gronden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (smokkel van [naam 1] ):
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 1] heeft van het onder 1 ten laste gelegde de feitelijke gedragingen bekend, - kort samengevat - inhoudende dat hij op 28 december 2018 (alleen) van Nederland per vliegtuig naar Athene is gereisd en dat hij op 31 december 2018 samen met [naam 1] (ook [alias naam 1] genoemd) van Athene per vliegtuig is gereisd naar Eindhoven Airport, waarbij [naam 1] reisde op het paspoort van verdachte. Om [naam 1] op verdachte te laten lijken heeft hij haar, voorafgaand aan de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport, de kleding van verdachte laten aantrekken en ook haar de oorbellen en sieraden van haarlaten dragen.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de reis met [naam 1] heeft gemaakt omdat hij van zijn schulden en van bedreigingen af wilde. Hij helpt de mensen op een humanitaire manier. Soms krijgt hij 500 euro en soms 400 euro. Voor de smokkel van [naam 1] zou hij 3.500 euro ontvangen die een zekere [naam 7] hem zou betalen. [3]
[naam 1] heeft over de smokkelreis onder meer verklaard dat zij in Athene via [naam 7] in contact is gebracht met ene [naam 8] . Deze [naam 8] heeft de papieren geregeld om weg te komen uit Athene en heeft haar tot in het vliegtuig begeleid. Ze moest nog leren de handtekening van [verdachte] op te schrijven voor het geval dat ze in Nederland zouden worden aangehouden. Nadat aan haar een foto was getoond van [medeverdachte 1] verklaarde zij dat dit volgens haar de man was die haar vertelde dat hij [naam 8] heette en haar de gehele reis had begeleid. Nadat ze in Nederland waren staande gehouden en zij een handtekening in een boekje moest zetten, vertelde hij haar dat ze de handtekening moest opschrijven die ze geoefend had. [naam 1] herkende zichzelf ook op de foto die haar getoond werd van haar aankomst in Nederland. Zij was toen samen met de man die voor haar liep en ze moest van hem steeds bij hem lopen.
Op verzoek van [naam 8] heeft zij in Athene twee dagen voor haar vertrek haar haren geblondeerd. Zij heeft voor de reis naar Nederland 4.500 euro betaald. Dat geldbedrag moest ze achterlaten bij een soort verzekeringsbureau in Athene. In het vliegtuig naar Nederland heeft [naam 8] een foto van haar gemaakt.
Zij moest haar geblondeerde haar aan [naam 8] laten zien en hij had ook oorbellen meegenomen die zij in moest doen van hem. Voor zover ze zich kan herinneren heeft ze tijdens de reis het paspoort waarop zij reisde niet in handen gehad. [4]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt van gezamenlijk overleg over voornoemde reis tussen [medeverdachte 1] en zijn dochters [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] voorafgaand aan het vertrek vanuit Athene, tijdens de vliegreis en direct na aankomst op Eindhoven Airport, waarbij tussen hen onderling onder meer afspraken zijn gemaakt over het opvangen van [naam 1] op Eindhoven Airport en over de wijze van vervoer van [naam 1] vanaf Eindhoven Airport. [5]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.58 uur is [medeverdachte 1] gebeld door dochter [medeverdachte 6] en heeft zij tegen hem onder meer gezegd: “Ik heb je het nummer gestuurd en ik heb erbij [omschrijving] geschreven maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.”. Daarop heeft [medeverdachte 1] geantwoord met: “Hoe?” en heeft [medeverdachte 6] vervolgens gezegd: “Ik heb het nummer naar je gestuurd en ik heb erbij geschreven zoals je gevraagd hebt, maar het is niet aangekomen omdat je geen internet hebt.” [6]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 14.18 uur is [medeverdachte 1] gebeld door dochter [medeverdachte 3] en heeft hij tegen [medeverdachte 3] onder meer gezegd dat zij aan haar moeder moet doorgeven dat zij maar moet bellen met die ene vrouw over het tijdstip van vertrek en aan haar moet doorgeven dat hij een rode tas en een kleine zwarte tas bij zich heeft. [7] [medeverdachte 1] was bij zijn vertrek vanaf Eindhoven Airport naar Athene op 28 december 2018 in het bezit van een rode tas en een kleine zwarte tas. [8]
Verdachte heeft bij de politie zelf ook verklaard dat ze ervan op de hoogte was dat haar echtgenoot een vrouw ging smokkelen. [9]
Op 31 december 2018 is [medeverdachte 1] blijkens de vluchtgegevens van Athene naar Eindhoven Airport gereisd samen met een vrouw die was geboekt onder de naam “ [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1966”. [10]
Omstreeks 15.39 uur die dag is [medeverdachte 1] gebeld door dochter [medeverdachte 3] , waarna dochter [medeverdachte 6] het telefoongesprek met hem heeft voortgezet en ook verdachte in het overleg is betrokken. Dit overleg ging over de treinreis die [medeverdachte 1] zocht vanuit Eindhoven naar Emmen. Tijdens dit telefoongesprek werd ook gesproken over de oorbellen van verdachte, die [naam 1] had gedragen tijdens de vliegreis van Athene naar Eindhoven Airport. [11]
Voorts is er, nadat [medeverdachte 1] met [naam 1] is aangekomen op Eindhoven Airport en zij via de douanecontrole was toegelaten tot Nederland, telefonisch contact geweest tussen hem en zoon [medeverdachte 2] . In dit telefoongesprek heeft [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] onder meer gezegd dat het op het nippertje was, dat ze veilig aangekomen zijn, maar dat ze wel een half uur staande is gehouden. Daarna heeft [medeverdachte 1] de telefoon op verzoek van [medeverdachte 2] doorgegeven aan [naam 1] en is door [medeverdachte 2] tegen [naam 1] gezegd geen antwoord te geven in het bijzijn van anderen en heeft hij haar vervolgens aanwijzingen gegeven voor de reis vanuit Eindhoven naar Ter Apel . [12]
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor op 12 maart 2019 onder meer verklaard dat hij, toen hij in Athene was, zijn vrouw heeft verteld dat hij een look-a-like vrouw zou meenemen. Hij heeft verteld dat hij er 800 euro voor heeft gekregen. [13]
In het opgenomen telefoongesprek op 28 december 2018 vanaf omstreeks 13.41 uur, waarbij [medeverdachte 1] is gebeld door dochter [medeverdachte 6] , heeft hij tegen [medeverdachte 6] onder meer gezegd:
“Laat je moeder het nummer van de vrouw naar mij sturen.” en “Laat zij erop/erbij schrijven [omschrijving] .”.
Na aankomst van [medeverdachte 1] op vliegveld Eindhoven Airport is hij ook gebeld door verdachte die onder meer tegen hem heeft gezegd dat hij de vrouw naar het politiebureau in Eindhoven moet brengen. [14]
Verdachte heeft tijdens haar verhoor op 28 februari 2019 onder meer verklaard dat haar man de vrouw is gaan halen vanwege de schulden die zij hadden en omdat de kinderen klaagden dat zij niets konden krijgen. [15]
De rechtbank acht voorts redengevend dat dochter [medeverdachte 3] in een opgenomen telefoongesprek op 23 januari 2019 onder meer heeft gezegd: “mijn ouders zitten in de business.”. [16]
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het vertrek van [medeverdachte 1] naar Athene op 28 december 2018 niet alleen al op de hoogte was van de voorgenomen mensensmokkel van [naam 1] naar Nederland, maar daar ook aan heeft bijgedragen door onder meer haar paspoort ter beschikking te stellen, zodat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijk organiseren en uitvoeren van het realiseren van de toegang van [naam 1] tot Nederland. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van de menssmokkel bewezen.
Winstbejag
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te houden.
Mede omdat [naam 1] heeft verklaard dat zij voor de reis 4.500 euro heeft betaald en [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij voor deze mensensmokkel een geldbedrag (van 3.500 euro) zouden ontvangen, nadat deze mensensmokkel feitelijk was voltooid, is van die ideële motieven aan de zijde van verdachten in ieder geval niet gebleken en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen uit winstbejag heeft gehandeld.
Feit 2 (voorhanden van valse/vervalste id-kaarten en/of reisdocumenten en/of rijbewijzen):
Naar het oordeel van de rechtbank is er in het dossier geen bewijs dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemde valse documenten aanwezig waren in de woning te Grootebroek, zodat verdachte van het voorhanden hebben van het onder 2 ten laste feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 3 (deelname aan een criminele organisatie):
Aan verdachte is tot slot ten laste gelegd - zakelijk weergegeven - dat zij in de periode van
8 december 2018 tot en met 19 februari 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit haar, verdachte en/of haar echtgenote [medeverdachte 1] en/of (hun kinderen) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] .
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk.
Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat zij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van het misdrijf mensensmokkel (artikel 197a Sr).
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden opgemaakt.
Verdachte is betrokken geweest bij meerdere gevallen van mensensmokkel of een poging daartoe, waarbij verdachte, haar echtgenoot en hun kinderen telkens hebben samengewerkt om - tegen betaling - de beoogde mensensmokkel naar Nederland te kunnen realiseren.
De daartoe noodzakelijk gedragingen zijn door hen telkens in een georganiseerd samenwerkingsverband uitgevoerd, waarbij de door hen te vervullen al dan niet feitelijk actieve rol mede afhankelijk was van wie er naar Nederland gesmokkeld moest worden.
In meerdere gevallen is bij de mensensmokkel een soortgelijke modus-operandi toegepast door gebruik te maken van de look-a-like methode, waarbij de te smokkelen persoon gebruik maakte van een op naam van een ander persoon gesteld reis- en/of identiteitsdocument en qua uiterlijk op deze persoon leek dan wel probeerde te lijken, als ware hij of zij degene aan wie het reisdocument ook daadwerkelijk was verstrekt. Om dat te realiseren werd voorafgaand aan de reis onder meer met de te smokkelen persoon een bezoek aan de kapper gebracht.
Uit de afgeluisterde/opgenomen telefoongesprekken, zoals hiervoor omschreven en zoals die zich in het dossier bevinden, leidt de rechtbank af dat er voorafgaand, tijdens en na een smokkelreis veelal sprake is geweest van intensief en gezamenlijk overleg over de stand van zaken, het verloop van de smokkelreis en de eventueel nog verder te ondernemen activiteiten ten behoeve van de te smokkelen persoon. De inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken en de informatie uit onderzoek van de in beslag genomen telefoons duidt bovendien op betrokkenheid van meerdere andere personen, waaronder andere familieleden, vanuit Griekenland en/of Turkije, welke personen de mensensmokkel mede organiseerden en faciliteerden.
Daarnaast zijn er diverse onderlinge (telefonische) contacten geweest over de financiële aspecten en/of de financiële afwikkeling van de smokkelreis, gelet op onder meer het bericht van verdachte aan zoon [medeverdachte 1] op 8 december 2018 in het kader van de smokkelreis vanuit Patras, inhoudende: “He hond, ga checken of het geld op je naam staat?
8 duizend, je mag geen cent minder accepteren. [17]
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de mededeling van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] in een telefoongesprek op 23 januari 2019 waarin zij kort voor de uitvoering van de smokkelreis met [naam 9] zegt dat zij aan ene “ [naam 10] ” heeft gezegd dat haar ouders in deze business zitten en dat zij er alles over weet. [18]
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat zoon [medeverdachte 2] en zoon [medeverdachte 1] binnen het georganiseerde samenwerkingsverband min of meer verantwoordelijk waren voor het financiële gedeelte en het faciliteren van de ontvangst van de te smokkelen persoon bij aankomst in Nederland. Verdachte heeft daarbij gezien het hiervoor overwogene ook een bepalende rol vervuld.
Echtgenoot [medeverdachte 1] heeft bij de smokkel van [naam 1] vanuit Athene naar Eindhoven een actieve rol vervuld door zelf naar Athene te vliegen om vervolgens met [naam 1] , die zich voordeed als verdachte, terug te vliegen naar Nederland.
Verdachte en echtgenoot [medeverdachte 1] waren de actieve deelnemers bij de beoogde smokkel van [naam 11] vanuit Griekenland naar Nederland, waartoe zij samen met de kinderen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waren afgereisd naar Griekenland.
Uit de dossierstukken en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht door de officier van justitie kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat naast de in het onderhavige onderzoek aan de orde zijnde gevallen van mensensmokkel sprake is geweest van betrokkenheid bij meerdere andere gevallen van (pogingen tot) mensensmokkel.
De rechtbank acht het in dit verband ook opmerkelijk dat na de aanhouding van het gezin in Griekenland in een telefoongesprek tussen [medeverdachte 5] en verdachte
besproken wordt om “niet met lege handen terug te keren. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt onder meer het volgende:
- Op 10 december 2018 omstreeks 16.53 uur belt [medeverdachte 5] met verdachte en vraagt hij aan haar of ze het paspoort van [naam 12] bij zich hebben, waarop zij hem vraagt of [medeverdachte 2] hen wil bellen en dat zij een kleine kan meenemen, waarop hij zegt: “Vertrekken jullie niet met lege handen.” [19]
- Op 14 december 2018 omstreeks 15.26 uur wordt tussen [medeverdachte 5] en vader [medeverdachte 1] opnieuw een mogelijke nieuwe mensensmokkel besproken. [20]
Gelet op de feitelijke gedragingen en (onder meer) de inhoud van de hiervoor genoemde tapgesprekken en de informatie uit onderzoek van de in beslag genomen telefoons is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte en de hiervoor genoemde gezinsleden, met uitzondering van dochter [medeverdachte 4] , telkens welbewust met een crimineel oogmerk hebben gehandeld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat, anders dan men wil doen voorkomen, niet het humanitaire handelen voorop heeft gestaan, maar dat het handelen telkens gericht is geweest op mensensmokkel uit winstbejag. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van een zekere gezinsstructuur waarbinnen incidenteel en/of willekeurig een of meer andere gezinsleden - al dan niet onwetend van het oogmerk - werden betrokken bij een mogelijke mensensmokkel, maar hebben zij onderling telkens gestructureerd samengewerkt met het oog op het realiseren van de mensensmokkel, waartoe stelselmatig gebruik werd gemaakt van de zogenaamde “look-a-like”- methode.
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een internationaal opererende organisatie die mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a Sr als oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en voldoende duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft tevens een wezenlijk een aandeel gehad in de mensensmokkel als zodanig en mitsdien in de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk van de organisatie.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in de periode van 28 december 2018 tot en met 31 december 2018 te Athene, althans in Griekenland, en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, een persoon
met de Syrische nationaliteit, te weten [naam 1] ,
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door, en
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s):
-naar Athene afgereisd, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van,
en/of afspraken gemaakt met een of meer medeverdachten over de organisatie
en
coördinatie en/of het verloop van het vervoer van bovengenoemd persoon, en
-instructies gegeven aan bovengenoemd persoon over aanpassingen aan het
uiterlijk, en
-bovengenoemd persoon voorzien van een (reis/vervoers)document, en
-bovengenoemd persoon begeleid gedurende de reis, en
-bovengenoemd persoon instructies gegeven over de verdere reis per trein in
Nederland, althans over het vervolg van de reis, en
-contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan en/of ontvangen van een
of meer medeverdachten over de betaling(en) financiën met betrekking tot de
reis, en/of de betaling van die reis hebben ontvangen,
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was;
3.
zij in of omstreeks de periode van 8 december 2018 tot en met 19 februari 2019
in Griekenland en/of te Grootebroek, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit haar, verdachte, en
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] en
- [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen
van mensensmokkel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 197a Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl zij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 3:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een werkstraf en/of een voorwaardelijke werkstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met haar mededaders schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij doorgaans misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport veel geld te vragen. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die enkel als bron van financieel gewin worden gezien. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en daarmee het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren, waarbij de echte asielzoekers - politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève - kunnen worden opgevangen, ondermijnd. Daarbij kan worden aangetekend dat die ondermijning zowel het beleid als zodanig als het daarvoor benodigde maatschappelijk draagvlak voor de toelating en opvang van asielzoekers betreft.
Tevens heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van mensensmokkel, hetgeen een bedreiging vormt voor de Nederlandse samenleving als geheel. Die bedreiging is met name gelegen in de macht die een criminele organisatie uitoefent op haar leden en over delen van de samenleving in het algemeen, maar ook in de facilitering van mensensmokkel in het bijzonder. Verdachte heeft binnen het georganiseerde criminele samenwerkingsverband van zijn familie een min of meer leidende rol gehad.
Zij en de andere gezinsleden hebben slechts met het oog op geldelijk gewin diverse malen misbruik gemaakt van de zwakke en kwetsbare positie waarin asielzoekers verkeren. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk. Dit klemt temeer nu verdachte en haar echtgenoot zelf met mensensmokkelaars vanuit Syrië naar Nederland zijn gevlucht en daarbij aan den lijve hebben ondervonden wat het betekent om overgeleverd te zijn aan mensensmokkelaars.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 oktober 2021, waaruit volgt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden thans een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen overigens van de zijde van de verdediging is aangevoerd geen aanknopingspunten biedt om tot oplegging van een andere straf te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Feit 3:
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
misdrijven.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee met de aanduiding 27Weribone / 27FCF180025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Waar hierna in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3]
3.Relaasproces-verbaal AD Algemeen, map 5, pagina 005, AD Algemeen, map 5, vijfde verhoor verdachte [medeverdachte 1] , bijlage 7, pagina 102-149
4.Proces-verbaal verhoor [naam 1] , map 5, pagina 250-268
5.Gesprek Map 2, pagina 782
6.Tapgesprek 358 , TA007, map 5, pagina 14
7.Gesprek 362, TA007, map 2, bijlage 1, pag. 679
8.Proces-verbaal van observeren, map 11, pagina 121
9.Proces-verbaal van verhoor, map 2, pagina 676
10.Proces-verbaal van bevindingen toekomstige vluchtgegevens, map 5, bijlage 1, pagina 65
11.Gesprek 391, TA007, map 2, bijlage 4, pagina 683
12.Gesprek 390, TA007, map 2, bijlage 2, pagina 680-682
13.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , map 3, pagina 61 e.v.
14.Gesprek 394, TA007, map 2, pagina 684 en bijlage
15.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , d.d. 28-2-2019, nummer 188, map 2, pagina 675
16.Gesprek 5879, TA007, map 2, pagina 673 en bijlage 6,
17.Proces-verbaal van relaas, map 4, pagina 32-33 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon, map 4, bijlage 12
18.Tapgesprek sessie 5879, map 2, pagina 514
19.Tapgesprek 8618, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 18-19
20.Tapgesprek 8842, TA002, map 4, proces-verbaal van relaas, pagina 25-26