ECLI:NL:RBOVE:2021:4467

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/08/270493 / JE RK 21-1596
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 november 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot opheffing van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. De ouders hebben niet de nodige stappen ondernomen om de situatie te verbeteren, ondanks dat de GI hen daarbij heeft ondersteund. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat de ouders de sleutel in handen hebben om de situatie te verbeteren, maar dat zij zonder dwang niet in staat lijken om de benodigde stappen te zetten.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de kinderen en de ouders gehoord. De moeder is van mening dat de ondertoezichtstelling moet blijven bestaan, terwijl de vader het eens is met de opheffing. De kinderen hebben aangegeven dat zij vinden dat hun ouders hulp nodig hebben en dat de spanningen tussen hen hen beïnvloeden. De kinderrechter heeft de verklaringen van de kinderen als aangrijpend en overtuigend ervaren en benadrukt dat het welzijn van de kinderen voorop staat. De ouders moeten hun onderlinge strijd ondergeschikt maken aan het belang van hun kinderen en moeten samenwerken met de GI om tot een oplossing te komen.

De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun kinderen en dat zij de hulp van de GI moeten aanvaarden. De afwijzing van het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling is bedoeld als een signaal voor de ouders om hun strijd te stoppen en de nodige stappen te ondernemen voor het welzijn van hun kinderen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 15 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/270493 / JE RK 21-1596
Datum uitspraak: 1 november 2021

beschikking afwijzing opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Overijssel,

de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren [2005] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren [2009] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren [2013] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats]

en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

Het procesverloop

Op 30 augustus 2021 is het verzoek met bijlagen van de GI ingekomen bij de griffie.
Op 27 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [X] en [Y] , de meerderjarige broer en zus van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders. Zij wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 10 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 24 maart 2022.

Het verzoek

De GI heeft opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verzocht.
Volgens de GI heeft de ondertoezichtstelling voor rust binnen het gezin gezorgd. De ondertoezichtstelling is gericht op de ouders en de stappen die zij moeten zetten. Daar ziet de GI geen heil meer in. Er zijn afspraken gemaakt over de inzet van een kindbehartiger, individuele hulp voor vader en het betrekken van het netwerk bij het gezin, maar dit alles is niet van de grond gekomen. De GI loopt daarom vast. Hoewel [minderjarige 2] dat graag wil, is een co-ouderschapsregeling voor hem momenteel niet aan de orde omdat de vader eerst stappen moet zetten in een individueel traject. De GI weet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de ondertoezichtstelling willen behouden, maar de oplossing van het probleem ligt bij de ouders zelf. Hoewel de zorgen rondom de kinderen nog altijd aanwezig zijn, is het niet mogelijk gebleken om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Daarom kan deze beter eindigen, vindt de GI.

Het standpunt van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de ouders

De moeder is het niet eens met de opheffing van de ondertoezichtstelling. Die moet juist blijven, en de GI moet de komende tijd meer doorpakken dan zij de afgelopen periode heeft gedaan. De raad is eerder betrokken geweest omdat vrijwillige hulpverlening niet van de grond kwam en juist daarom is de GI ingeschakeld. Toch is de individuele hulpverlening voor vader niet van de grond gekomen. De moeder heeft de afgelopen periode alle deuren opengezet voor de hulpverlening. Ook is zij een individueel traject ingegaan. De GI heeft geen goed beeld van de kinderen, omdat er weinig gesprekken zijn geweest. De afspraken die gemaakt zijn in het ouderschapsplan worden niet nageleefd. De ouders zouden een nieuw ouderschapsplan opstellen, maar dit is niet van de grond gekomen. De kinderen kunnen op deze manier niet hun eigen identiteit ontwikkelen.
De vader is het eens met de opheffing van de ondertoezichtstelling. Door de GI wordt veel benoemd wat niet goed is gegaan en weinig wat goed is gegaan. De vader ziet een voortzetting van de ondertoezichtstelling niet zitten en vraag zich af wat dit zal bijdragen. De vader heeft gewerkt aan het aanpassen van het ouderschapsplan, maar de moeder is hier niet akkoord mee gegaan. Het loopt stuk omdat de afspraken niet meer passen bij de huidige situatie en daarom niet meer worden nagekomen. Het maken van een ouderschapsplan met duidelijke afspraken, wellicht in samenwerking met een mediator, zou rust brengen. Ook heeft de vader moeite met het beeld dat van hem geschetst wordt. Hij heeft wel degelijk gewerkt aan individuele hulpverlening. Hij is doorverwezen naar de POH-GGZ waar hij vijf gesprekken heeft gevoerd. De conclusie was dat vader niet kon worden doorverwezen. De vader heeft zodoende gedaan wat hem is gevraagd. Hij vindt het te ver gaan om uit eigen beweging contact op te nemen met een psycholoog, terwijl hij dit niet nodig vindt.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen dat de ondertoezichtstelling doorloopt. Zij denken dat hun ouders geen hulp zullen zoeken als dat niet verplicht is. Zij hebben wel veel last van de spanningen tussen hun ouders. Als die spanningen er niet waren zouden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een stuk gelukkiger zijn. Zij vinden dus dat het gezin nog hulp nodig heeft. [X] en [Y] hebben tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij dat ook vinden.

De beoordeling

De kinderrechter kan op grond van artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW)
de ondertoezichtstelling opheffen wanneer de gronden voor een ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld. De kinderrechter komt tot de conclusie dat nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.
De (thuis)situatie voor de kinderen is tijdens de ondertoezichtstelling niet verbeterd en de zorgen over hen zijn nog altijd aanwezig. Het is de ouders de afgelopen periode niet gelukt afspraken te maken om het voor de kinderen beter te maken. De GI erkent dat de zorgen over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog steeds aanwezig zijn, maar vindt dat de oplossing van het probleem bij ouders zelf ligt en dat het aan de ouders zelf is om stappen te zetten. De GI ziet geen mogelijkheden meer om de problemen op te lossen. De kinderrechter is het met de GI eens dat de ouders de sleutel in handen hebben. Zij zullen het uiteindelijk zelf moeten doen. Maar het is niet zo dat er geen mogelijkheden meer zijn om ouders te helpen. Het lijkt er eerder op dat zij zonder dwang zeker geen stappen in de goede richting zullen zetten De kinderen hebben er recht op dat ouders en ook de GI tot het uiterste gaan om het welzijn van de kinderen te verhogen.
In het gesprek met de kinderrechter hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gezegd dat hun ouders niet leuk tegen elkaar doen en lelijke dingen over elkaar zeggen. [minderjarige 2] geeft zijn leven het rapportcijfer 6 en zegt dat het een 8 zou kunnen zijn als er geen spanning meer zou zijn tussen de ouders. [minderjarige 2] geeft zijn leven een 4 en denkt dat er een 8 in zit als zijn ouders ophouden met ruziemaken. [X] en [Y] hebben gezegd dat het verhaal van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klopt met hoe zij hun jeugd hebben beleefd. De kinderrechter vond het verhaal van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangrijpend en overtuigend en vindt het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dat een jeugdbeschermer betrokken blijft om hun belangen te waarborgen.
Maar het zijn de ouders die het moeten doen. Tijdens de mondelinge behandeling waren zij geëmotioneerd door wat hun kinderen hebben verteld Zij houden zonder twijfel van hun kinderen, maar zij moeten hun onderlinge strijd nu eindelijk ondergeschikt maken aan het belang van de kinderen. Dit is hun laatste kans om het goed te doen. De ouders moeten meteen stoppen met lelijke dingen over elkaar zeggen. Zij kunnen elkaar niet veranderen, maar zichzelf wel. Zij moeten elkaar nemen zoals ze zijn, met waardering voor de positieve eigenschappen van de ander en mildheid over de minder fraaie kanten van die ander. Zij moeten ophouden met eindeloze meningsverschillen over het opstellen van een ouderschapsplan, maar onder regie van de GI samen denken aan wat het beste is voor de kinderen en welke afspraken daarbij horen. Als zij er niet samen uitkomen, moet de GI de knoop maar doorhakken en de ouders moeten dat dan zonder meer aanvaarden. De GI moet zich met alle middelen die er zijn sterk maken om het voor de kinderen beter te maken en mag daarin best directief zijn. Als de GI individuele hulp voor vader nodig acht, moet hij zich daar ook echt voor openstellen. De ouders zullen, als zij er samen niet uitkomen, ‘gewoon’ moeten doen wat de jeugdbeschermer zegt. Zij zijn dit aan hun kinderen verschuldigd, want als ze het nu niet doen verpesten ze het definitief.
De kinderrechter hoopt en verwacht dat de afwijzing van het verzoek voor de ouders het signaal is dat nodig is om hun strijd te stoppen. Zij hebben zelf alles in huis om te doen wat nodig is.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021 door mr. U. van Houten, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Albers, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 november 2021.