ECLI:NL:RBOVE:2021:4463

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
08.112528.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten en afpersing met bedreiging en diefstal van goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich gebogen over de strafzaak tegen een 20-jarige verdachte die samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft afgeperst en bestolen. De feiten vonden plaats op 8 oktober 2019 in Enschede, waar het slachtoffer op een afgelegen plek van zijn fiets werd geduwd en gedwongen om mee te lopen. De verdachten hebben het slachtoffer met geweld bedreigd, waarbij ze hem met de vuist en een ijzeren buis hebben geslagen en hem de keel dichtknepen. Het slachtoffer werd gedwongen zijn telefoon, jas en tas af te geven. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 200 uur. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van €2.050,47 betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van advocaatkosten afgewezen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast als de verdachte niet betaalt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.112528.21 (P)
Datum vonnis: 29 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. Koreman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Bruil, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 15 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft afgeperst of met geweld een aantal goederen van hem heeft gestolen;
feit 2:zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan heling van een telefoon.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2019 te Enschede,
op de openbare weg te weten bij het tunneltje gelegen aan de Zuidhollandlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone
XR) en/of zijn id-kaart (om daar vervolgens een foto van te nemen) en/of zijn Icloud-wachtwoord
en/of de code van zijn simkaart- en /of een en/of een tas (met inhoud), in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde(n), in ieder geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke afpersing werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die afpersing voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
door onder meer die [slachtoffer]
- op/tegen het lichaam te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van de
fiets is gevallen) en/of
- ( daarbij) de woorden toe te voegen: “Liggen, liggen” en/of “stoppen” en/of
- ( met kracht) met een ijzeren buis, althans met een soortgelijk hard en/of scherp voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- de scherpe punt van de buis tegen zijn hals en/of keel te drukken en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer] mee moet lopen en vooruit moet kijken en/of
moet luisteren (en dat er anders erge dingen gebeuren) en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt. Heb je geld,
heb je geld” en/of
-meermalen (met de vuist) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, op/tegen zijn rechterslaap althans tegen het hoofd te zetten en/of
- de keel dicht te knijpen,
althans handelingen en/of woorden van gelijke gewelddadige en/of dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 8 oktober 2019 te Enschede
op de openbare weg te weten bij het tunneltje gelegen aan de Zuidhollandlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(IPhone XR) en/of zijn jas en/of een tas (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in ieder geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
door onder meer die [slachtoffer]
- op/tegen het lichaam te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van de
fiets is gevallen) en/of
- ( daarbij) de woorden toe te voegen: “Liggen, liggen” en/of “stoppen” en/of
- ( met kracht) met een ijzeren buis, althans met een soortgelijk hard en/of scherp voorwerp,
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- de scherpe punt van de buis tegen zijn hals en/of keel te drukken en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer] mee moet lopen en vooruit moet kijken en/of
moet luisteren (en dat er anders erge dingen gebeuren) en/of
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt. Heb je geld,
heb je geld” en/of
-meermalen (met de vuist) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, op/tegen zijn rechterslaap althans tegen het hoofd te zetten en/of
- de keel dicht te knijpen,
althans handelingen en/of woorden van gelijke gewelddadige en/of dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (iPhone XR), althans een goed heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen, met uitzondering van het gebruik van een pistool of een voorwerp dat op een pistool lijkt. Hij heeft vrijspraak gevraagd van feit 2, met als reden dat de afperser van een goed niet ook de heler kan zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft over feit 1 gezegd dat er geen bewijs is dat er een pistool is gebruikt. Bij feit 2 heeft zij gevraagd om vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 november 2021.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 oktober 2019 (pagina 1 tot en met 5 van het dossier).
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, nu hij dit feit heeft bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 oktober 2019 te Enschede,
op de openbare weg te weten bij het tunneltje gelegen aan de Zuidhollandlaan,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn iCloud-wachtwoord
en de code van zijn simkaart die aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan die [slachtoffer] ,
welke afpersing werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die afpersing voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
door onder meer die [slachtoffer]
- op/tegen het lichaam te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van de
fiets is gevallen) en
- ( daarbij) de woorden toe te voegen: “Liggen, liggen” en/of “stoppen” en
- ( met kracht) met een ijzeren buis,
op/tegen het lichaam te slaan en
- de scherpe punt van de buis tegen zijn hals en/of keel te drukken en
- te zeggen dat die [slachtoffer] mee moet lopen en vooruit moet kijken en
moet luisteren (en dat er anders erge dingen gebeuren) en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt. Heb je geld,
heb je geld” en
- meermalen (met de vuist) in het gezicht te stompen
en/
- de keel dicht te knijpen;
en
hij op 8 oktober 2019 te Enschede
op de openbare weg te weten bij het tunneltje gelegen aan de Zuidhollandlaan,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(iPhone XR) en zijn jas en een tas (met inhoud), toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, te weten aan [slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
door onder meer die [slachtoffer]
- op/tegen het lichaam te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] van de
fiets is gevallen) en
- ( daarbij) de woorden toe te voegen: “Liggen, liggen” en/of “stoppen” en
- ( met kracht) met een ijzeren buis,
op/tegen het lichaam te slaan en
- de scherpe punt van de buis tegen zijn hals en/of keel te drukken en
- te zeggen dat die [slachtoffer] mee moet lopen en vooruit moet kijken en/of
moet luisteren (en dat er anders erge dingen gebeuren) en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: “Geef alles wat je hebt. Heb je geld,
heb je geld” en
-meermalen (met de vuist) in het gezicht te stompen en
- de keel dicht te knijpen;
2.
hij op 9 oktober 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander,
een mobiele telefoon (iPhone XR), heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wisten
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Feit 1
Het onder feit 1 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Feit 2
Het is vaste rechtspraak dat het verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen van door misdrijf verkregen goederen niet als heling kan worden gekwalificeerd als aannemelijk is dat degene die de helingshandeling heeft verricht die goederen door eigen misdrijf heeft verkregen.
Verdachte heeft bekend dat hij de IPhone XR heeft gestolen en de dag erna heeft verkocht in een telefoonwinkel. De rechtbank veroordeelt hem ook voor die diefstal. Dat brengt met zich mee dat het verkopen van de telefoon geen afzonderlijk strafbaar feit oplevert. Verdachte zal voor dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het onder 1 bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf, te weten een werkstraf, voor de duur van 200 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting gevraagd om aan verdachte een contactverbod op te leggen. De officier van justitie heeft geen contactverbod gevorderd. Er is na het gepleegde feit contact geweest tussen verdachte en het slachtoffer, maar niet is gebleken dat dit contact veelvuldig of dreigend was.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Subsidiair, als de rechtbank oordeelt dat het jeugdstrafrecht niet wordt toegepast, is verzocht om aanhouding van de zaak, zodat de reclassering een aanvullende rapportage over toepassing van het adolescentenstrafrecht kan opmaken, waarbij rekening kan worden gehouden met de gewijzigde proceshouding van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer met geweld en bedreiging met geweld afgeperst en bestolen. Zij hebben hem op een afgelegen plek van zijn fiets geduwd en gedwongen mee te lopen over een pad omgeven door bosjes. Ze hebben hem met de vuist en met een ijzeren buis geslagen. Ook hebben zij hem de keel dichtgeknepen. Ook voelde hij dat een voorwerp tegen zijn slaap werd gezet. Op deze manier hebben zij het slachtoffer onder andere zijn telefoon, jas en tas afhandig gemaakt.
Dit is een ernstig strafbaar feit, waaronder het slachtoffer flink geleden heeft. Hij heeft in de periode daarna veel moeite gehad om alleen de straat op te gaan en was bang dat hij de overvallers weer tegen zou komen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben twee jaar lang hun betrokkenheid bij dit strafbare feit ontkend. Verdachte heeft in die tijd geen enkele moeite gedaan de door hem toegebrachte schade te compenseren. Pas op het allerlaatste moment, tijdens de zitting op 15 november 2021, heeft hij bekend dat hij het slachtoffer heeft beroofd. Door al die tijd zijn mond te houden, heeft verdachte de verwerking van de beroving voor het slachtoffer bemoeilijkt. Dat rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank constateert dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2021 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies, dat op 5 oktober 2021 door [naam] is opgemaakt. Hieruit blijkt het volgende.
De reclassering heeft geen compleet beeld van verdachte gekregen, omdat men van hem geen toestemming kreeg om referenten te raadplegen. Verdachte wilde bij de reclassering niets zeggen over de ten laste gelegde feiten. Daardoor kon de reclassering de kans op recidive niet inschatten. Verdachte lijkt zijn leven aardig op orde te hebben. Hij heeft een goede band met zijn familie. Hij volgt een opleiding en heeft een baan. Wel bestaat het vermoeden dat hij zich in een negatief sociaal netwerkt bevindt en dat hij beïnvloedbaar is. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte een taakstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan geen aanleiding geven om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij speelt in de eerste plaats de omstandigheid een rol dat verdachte zelf de enige bron is in de rapportage van de reclassering. Niet is te verifiëren of de door hem verstrekte informatie ook klopt. Illustratief in dat verband is dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zijn moeder pas de ochtend voorafgaand aan de zitting van de verdenking op de hoogte heeft gebracht. Bovendien past bij de berekenende proceshouding van verdachte het volwassenstrafrecht beter dan het adolescentenstrafrecht. Verdachte heeft twee jaar lang gelogen over zijn strafbare gedrag, ondanks het feit dat hij twee keer is aangehouden en verhoord.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging af.
Verder wijst de rechtbank het aanhoudingsverzoek af, omdat de noodzaak van een aanvullend reclasseringsrapport niet is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn. Gezien de ernst van het gepleegde feit zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen.
De afgelopen twee jaren is er af en toe contact geweest tussen verdachte en het slachtoffer. Dat is tot nu toe zonder problemen verlopen, hoewel het slachtoffer er wel moeite mee had. Het slachtoffer zelf heeft ter zitting verklaard niet goed te weten of hij wel of niet een contactverbod wil. Daarom ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 50,47 [vijftig euro en zevenenveertig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gederfde inkomsten;
- reiskosten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
Daarnaast wordt een bedrag van € 5.992,42 ter vergoeding van proceskosten gevorderd, bestaande uit de volgende posten:
- advocaatkosten;
- administratiekosten DAS Rechtsbijstand;
- eigen bijdrage DAS Rechtsbijstand;
- reiskosten.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij toegelicht dat bij de reiskosten die onder proceskosten zijn opgevoerd is uitgegaan van twee aparte zittingen voor verdachte en de medeverdachte. Omdat de zittingen van verdachte en de medeverdachte direct na elkaar zijn gepland, worden de reiskosten maar een keer gemaakt en kan het bedrag gehalveerd worden.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wat betreft de advocaatkosten. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het bedrag aan immateriële schade te matigen, omdat het gebruik van een pistool niet kan worden bewezen. Verder heeft zij verzocht om de vordering wat betreft de advocaatkosten af te wijzen, of aan te sluiten bij het liquidatietarief.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Weliswaar is niet bewezen dat verdachte en de medeverdachte een pistool hebben gebruikt bij de afpersing/diefstal, maar de benadeelde partij heeft wel de indruk gehad dat er een pistool tegen zijn hoofd werd gezet. Dat heeft bijgedragen aan de omvang van de schade. De rechtbank ziet reeds daarom geen reden om het bedrag aan immateriële schade te matigen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.050,47, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de onder proceskosten opgevoerde advocaatkosten geen schade van de benadeelde partij zelf betreffen, maar van de rechtsbijstandsverzekeraar. De benadeelde zal op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank zal de vordering wat betreft de proceskosten toewijzen tot een bedrag van € 371,21.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met dertig dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot aanvullende reclasseringsrapportage;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen
- verklaart dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 2.050,47 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 2.050,47 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2019), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 371,21, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.050,47, (zegge: tweeduizendvijftig euro en zevenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van dertig dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk inzake het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
Buiten staat
Mr. E. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R019093/Podgorica. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 november 2021, inhoudende, voor zover van belang:
U houdt mij voor waarvan ik word verdacht. Ik heb daaraan meegedaan. Ik heb de telefoon samen met een ander gestolen. De volgende dag zijn we naar de telefoonwinkel gegaan en hebben we de telefoon verkocht.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 22 oktober 2019 (pagina 64 tot en met 66 van het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
Ik ben manager van [bedrijf] , gevestigd in Enschede. Op 9 oktober 2019 heb ik een iPhone XR gekocht van [verdachte] en een andere jongen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R019093/Podgorica. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.