ECLI:NL:RBOVE:2021:4407

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
08-760096-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting van uitvaartverzekering door valsheid in geschrifte

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrifte. De verdachte had samen met zijn ex-partner, die zich voordeed als zijn vrouw, de uitvaartverzekering van zijn ex-partner opgelicht. In 2017 vulde de verdachte een verzekeringsformulier valselijk in en vervalste hij de handtekening van zijn ex-partner om het verzekeringsgeld op zijn eigen rekening te laten storten. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2021, waar de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en de verdediging door mr. J.M. Veldman aanwezig waren, de feiten beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte en het misbruik van identiteitsgegevens van zijn ex-partner. Feit 3, dat betrekking had op een andere verzekering, werd niet bewezen, en de verdachte werd daarvan vrijgesproken. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur op, met een proeftijd van één jaar, en hield rekening met het tijdsverloop van de zaak en het blanco strafblad van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van identiteitsgegevens en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-760096-18 (P)
Datum vonnis: 25 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd, dan wel oplichting, door een verzekeringsformulier valselijk in te vullen en een handtekening te vervalsen van
[benadeelde 1] , teneinde haar verzekering te beëindigen;
feit 2:samen met een ander identiteitsgegevens van [benadeelde 1] heeft misbruikt, om zonder haar toestemming een verzekering te beëindigen;
feit 3:samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd om een verzekering van
[benadeelde 2] te doen eindigen;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een antwoordformulier van [verzekering] (ten einde een verzekering op naam van [benadeelde 1] te doen eindigen), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door hierop een valse handtekening (te weten van [benadeelde 1] ) te plaatsen/schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2017 tot en met 22 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [verzekering] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 1.664,86 euro - (per mail) contact op te nemen met [verzekering] en aan te geven dat de verzekering met polisnummer [polisnummer] (op naam van [benadeelde 1] ) beëindigd diende te worden, en/of - (vervolgens) (toen bleek dat toestemming van de verzekeringnemer nodig was om de verzekering op te zeggen) via een vals/nagemaakt e-mailadres (gebaseerd op de naam van [benadeelde 1] ) contact op te nemen met [verzekering] en zich (hierbij) voor te doen als de verzekeringnemer van de verzekering met polisnummer [polisnummer] (te weten [benadeelde 1] ), en/of - (vervolgens) met/via voornoemd vals/nagemaakt e-mailadres per mail aan te geven dat de verzekering met polisnummer [polisnummer] beëindigd diende te worden en/of deze mail te ondertekenen met de naam van/op naam van [benadeelde 1] , en/of - (vervolgens) een door [verzekering] gestuurd antwoordformulier (ten einde door invuling hiervan de verzekering (definitief) te doen eindigen) te ondertekenen met een valse/nagemaakte handtekening (namelijk die van [benadeelde 1] ) en/of op voornoemd antwoordformulier zijn, verdachtes, rekeningnummer te plaatsen/schrijven (zodat het resterende bedrag door [verzekering] op zijn, verdachtes, rekening is uitbetaald);
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 2017 tot en met 22 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten - de naam van [benadeelde 1] , en/of - de handtekening van [benadeelde 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon onstaan, immers heeft verdachte (zonder toestemming van [benadeelde 1] ) een antwoordformulier (ten einde een (uitvaart)verzekering op te zeggen / te beëindigen) ingevuld met de gegevens en/of (vervalste/nagemaakte) handtekening van die [benadeelde 1] en hierdoor de uitvaartverzekering op naam van die [benadeelde 1] opgezegd/beëindigd;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 juni 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een wijzigingsformulier van [verzekering] (ten einde een verzekering op naam van [benadeelde 2] te doen eindigen), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door hierop een valse handtekening te plaatsen/schrijven, met het
oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 primair en 2 kunnen worden bewezen. Ook feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken en overweegt daartoe het volgende. Mede gezien de omstandigheid dat verdachte verzekeringnemer van de betreffende uitvaartverzekering van zijn dochter was en daarom mogelijk zelf de betreffende verzekering kon beëindigen, ziet de rechtbank onvoldoende wettig bewijs in het dossier, omdat het betreffende wijzigingsformulier ontbreekt.
4.3.2.
feiten 1 en 2 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal ter terechtzitting van 11 november 2021, inhoudende de verklaring van verdachte;
  • proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2017, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] ;
  • een geschrift te weten een antwoordformulier, p. 23;
  • een geschrift te weten een brief van [verzekering] aan [benadeelde 1] van
23 mei 2017, p. 24;
  • een geschrift te weten een e-mail vanaf het adres [mailadres 1] aan [mailadres 2] , p. 25 e.v.;
  • een geschrift te weten een zestal e-mails vanaf het adres [mailadres 3] aan [mailadres 2] , p. 28-38;
  • proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 147.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Primair
hij op 19 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
tezamen en in vereniging met een ander, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een antwoordformulier van [verzekering] ten einde een verzekering op naam van [benadeelde 1] te doen eindigen,
heeft vervalst door hierop een valse handtekening,te weten van [benadeelde 1] ,
te schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2017
tot en met 22 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten
- de naam van [benadeelde 1] , en
- de handtekening van [benadeelde 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om de identiteit van de ander te te misbruiken, waardoor enig nadeel
kon onstaan, immers heeft verdachte zonder toestemming van [benadeelde 1] een antwoordformulier ten einde een uitvaartverzekering te beeindigen ingevuld met de gegevens en nagemaakte handtekening van die [benadeelde 1] en hierdoor de
uitvaartverzekering op naam van die [benadeelde 1] beeindigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 55, 225 en 231b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift,
en
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte fulltime werkt om zijn schulden af te betalen. Hij kan wel een werkstraf uitvoeren, maar die dient te worden gematigd of geheel voorwaardelijk te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, zijn toenmalige partner, schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het misbruiken van de identiteit van zijn ex-partner ( [benadeelde 1] ). Zij hebben de uitvaartverzekering van verdachtes ex-partner beëindigd door daartoe een wijzigingsformulier in te vullen en die met een vervalste handtekening te ondertekenen. Ook is een e-mailadres met daarin de naam van de ex-partner aangemaakt en gebruikt in de communicatie met medewerkers van [verzekering] over de betreffende verzekering. De uitgekeerde premie is vervolgens op de bankrekening van de medeverdachte gestort.
De rechtbank is van oordeel dat het hier ernstige feiten betreft, die in beginsel een gevangenisstraf rechtvaardigen. In het handelsverkeer wordt grote waarde gehecht aan een handtekening die de identiteit moet bevestigen van degene die akkoord is met een verzoek of een afspraak. Men moet dus haast blindelings kunnen uitgaan van de echtheid daarvan. Het beëindigen van een verzekering van een ander, zonder diens toestemming en met vervalsing van gegevens en een handtekening is daarom zeer laakbaar en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank ziet ook dat de rol van verdachte minder groot en actief was dan de rol van de medeverdachte en houdt daar rekening mee.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 oktober 2021. Daaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het opmaken van een reclasseringsrapport.
De rechtbank houdt voorts, in het voordeel van verdachte, rekening met het tijdsverloop van de zaak. Het eerste verhoor van verdachte was op 24 november 2017 en het proces-verbaal is vervolgens gesloten op 15 april 2018 en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, dat het op 31 mei 2018 heeft ontvangen. Daarna is kennelijk nodeloos lange tijd niets gebeurd, werd in juni 2021 op verzoek van de officier van justitie nader politieonderzoek verricht en werd verdachte vervolgens voor de zitting van 11 november 2021 gedagvaard. Dit tijdsverloop maakt dat een gevangenisstraf nu niet meer te rechtvaardigen valt.
De rechtbank is al met al van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van één jaar, passend is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift,
en
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
30 (dertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2017553417. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.