ECLI:NL:RBOVE:2021:4406

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
08-760095-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en smaad door vervalsing van documenten en misbruik van identiteitsgegevens

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige vrouw, die werd beschuldigd van oplichting en smaad. De verdachte had zich in 2017 voorgedaan als de ex-vriendin van haar partner om een uitvaartverzekering te beëindigen en het verzekeringsgeld op haar eigen rekening te laten storten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrifte en het opzettelijk misbruiken van identiteitsgegevens. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en sprak de verdachte vrij van andere oplichtingen. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de eer en goede naam van de benadeelde partij had aangetast door valse beschuldigingen op haar persoonlijke blog te plaatsen. De rechtbank achtte de feiten ernstig, maar hield rekening met het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de benadeelde partij [benadeelde 3] vaststelde op €150,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-760095-18 (P)
Datum vonnis: 25 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd, dan wel oplichting, door een verzekeringsformulier valselijk in te vullen en een handtekening te vervalsen van
[benadeelde 1] , teneinde haar verzekering te beëindigen;
feit 2:samen met een ander identiteitsgegevens van [benadeelde 1] heeft misbruikt, om zonder haar toestemming een verzekering te beëindigen;
feit 3:samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd om een verzekering van
[benadeelde 2] te doen eindigen;
feit 4:zich schuldig heeft gemaakt aan smaad, dan wel belediging ten aanzien van
[benadeelde 3] ;
feit 5:valsheid in geschrifte heeft gepleegd, dan wel oplichting, door een telefoonabonnement af te sluiten met de identiteitskaart en valse handtekening van
[benadeelde 4] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
zij op of omstreeks 19 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een antwoordformulier van [verzekeraar] (ten einde een verzekering
op naam van [benadeelde 1] te doen eindigen), valselijk heeft opgemaakt en/of
heeft vervalst door hierop een valse handtekening (te weten van [benadeelde 1] )
te plaatsen/schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 18 mei 2017 tot en met 22 mei 2017 te
Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [verzekeraar] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 1.664,86 euro, door - (per mail) contact op te nemen met [verzekeraar] en aan te geven
dat de verzekering met polisnummer [polisnummer] (op naam van [benadeelde 1] )
beëindigd diende te worden, en/of - (vervolgens) (toen bleek dat toestemming van de verzekeringnemer nodig was
om de verzekering op te zeggen) via een vals/nagemaakt e-mailadres (gebaseerd
op de naam van [benadeelde 1] ) contact op te nemen met [verzekeraar]
en zich (hierbij) voor te doen als de verzekeringnemer van de verzekering met
polisnummer [polisnummer] (te weten [benadeelde 1] ), en/of - (vervolgens) met/via voornoemd vals/nagemaakt e-mailadres per mail aan te
geven dat de verzekering met polisnummer [polisnummer] beëindigd diende te worden
en/of deze mail te ondertekenen met de naam van/op naam van [benadeelde 1] , en/of - (vervolgens) een door [verzekeraar] gestuurd antwoordformulier
(ten einde door invuling hiervan de verzekering (definitief) te doen eindigen)
te ondertekenen met een valse/nagemaakte handtekening (namelijk die van [benadeelde 1]
) en/of op voornoemd antwoordformulier haar, verdachtes,
rekeningnummer te plaatsen/schrijven (zodat het resterende bedrag door
[verzekeraar] op haar, verdachtes, rekening is uitbetaald);
2
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 mei 2017
tot en met 22 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten - de naam van [benadeelde 1] , en/of - de handtekening van [benadeelde 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en/of de
identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel
kon onstaan, immers heeft verdachte (zonder toestemming van [benadeelde 1] ) een antwoordformulier (ten einde een
(uitvaart)verzekering op te zeggen / te beëindigen) ingevuld met de gegevens
en/of (vervalste/nagemaakte) handtekening van die [benadeelde 1] en hierdoor de
uitvaartverzekering op naam van die [benadeelde 1] opgezegd/beëindigd;
3
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2017
tot en met 2 juni 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een wijzigingsformulier van [verzekeraar] (ten einde een verzekering op naam van [benadeelde 2] te doen eindigen), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft
vervalst door hierop een valse handtekening te plaatsen/schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4
Primair
zij in of omstreeks van 3 november 2017 tot en met 1 december 2017 te
Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van
[benadeelde 3] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op haar persoonlijke blog/website (te weten [website] ) te schrijven
- zakelijk weergegeven -: - dat die [benadeelde 3] aangifte heeft gedaan tegen zijn familieleden en/of eigen
kinderen, en/of - dat die [benadeelde 3] verdachte in haar buik heeft geslagen en/of een blauw oog
heeft geslagen, en/of - dat die [benadeelde 3] eieren tegen het raam van verdachte heeft gegooid, en/of - dat die [benadeelde 3] de gezamenlijke rekening van verdachte en die [benadeelde 3] heeft
geplunderd, en/of - dat die [benadeelde 3] met een of meer mensen en/of groepen ruzie heeft gemaakt,
en/of - dat die [benadeelde 3] de spullen van verdachte vervuild (te weten: besmeurd met
kattenpoep) heeft teruggegeven;
Subsidiair
zij in of omstreeks van 3 november 2017 tot en met 1 december 2017 te
Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk [benadeelde 3] , in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door op haar persoonlijke blog/website (te weten
[website] ) te schrijven - zakelijk weergegeven -: - dat die [benadeelde 3] aangifte heeft gedaan tegen zijn familieleden en/of eigen kinderen, en/of - dat die [benadeelde 3] verdachte in haar buik heeft geslagen en/of een blauw oog heeft geslagen, en/of - dat die [benadeelde 3] eieren tegen het raam van verdachte heeft gegooid, en/of - dat die [benadeelde 3] de gezamenlijke rekening van verdachte en die [benadeelde 3] heeft geplunderd, en/of - dat die [benadeelde 3] met een of meer mensen en/of groepen ruzie heeft gemaakt, en/of - dat die [benadeelde 3] de spullen van verdachte vervuild (te weten: besmeurd met kattenpoep) heeft teruggegeven;
5
Primair
zij op of omstreeks 23 december 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een contract van [bedrijf] (met nummer [nummer] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door een valse/nagemaakte
handtekening (te weten van [benadeelde 4] ) te plaatsen/schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
Subsidiair
zij op of omstreeks 23 december 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,,
althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten een (telefoon)abonnement (SmartMix 600
van 24 maanden) en/of (een) (met bijbehorende) Apple iPhone 5s 16 GB, door - bij [bedrijf] een telefoonabonnement af te sluiten op naam van [benadeelde 4] ,
en/of - (vervolgens) aan [bedrijf] (een kopie van) de identiteitskaart van [benadeelde 4]
te overleggen, en/of - (vervolgens) het contract van het afgesloten telefoonabonnement (op naam van
[benadeelde 4] ) te ondertekenen met een valse/nagemaakte handtekening van die
[benadeelde 4] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 primair en 2 kunnen worden bewezen. Ook feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Voor feit 4 primair is voldoende wettig en overtuigend bewijs gelet op de aangifte en de bekennende verklaring. De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van feit 5.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat betreft feiten 1, 2 en 3 het standpunt van de officier van justitie overgenomen. Feit 4 primair kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat verdachte met haar blog niet de opzet had om [benadeelde 3] te schaden. Zij heeft zichzelf, op voorhand, willen verdedigen tegen de door haar verwachte smaad en laster van de kant van [benadeelde 3] door zijn deelname aan een uitzending van Alberto Stegeman op 3 december 2017. Er wordt over en weer met modder gegooid. De raadsvrouw acht het subsidiair onder feit 4 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. Ook wat betreft feit 5 sluit de raadsvrouw aan bij de officier van justitie. Het is het enige feit dat door verdachte wordt ontkend en de enige link is het handschrift, dat onvoldoende is onderzocht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak feiten 3 en 5
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 3 en 5 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 3 ziet de rechtbank onvoldoende wettig bewijs in het dossier, omdat het betreffende wijzigingsformulier ontbreekt en ook niet op basis van de andere stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat een valse handtekening op dit formulier is geplaatst. Hierbij heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat [benadeelde 2] weliswaar de verzekerde was, maar medeverdachte [medeverdachte] de verzekeringnemer.
Ook ten aanzien van feit 5 bevat het dossier onvoldoende wettig bewijs. Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd en het dossier geeft onvoldoende concrete aanknopingspunten dat zij degene is geweest die het contract met [bedrijf] heeft ondertekend. Een vergelijkend onderzoek door een deskundige naar het handschrift op het contract en het handschrift van verdachte ontbreekt. . Ook is geen onderzoek gedaan naar de vraag of [bedrijf] al een kopie van het ID-bewijs van aangever in bezit had vanwege een eerder afgesloten abonnement.
4.3.2.
feit 4
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit 4, primair, heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. [1] Verdachte heeft bekend dat zij de teksten zoals tenlastegelegd heeft geplaatst op de website [website] . Die website is openbaar en is op social media meer dan 300 keer gedeeld. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij mensen verwees naar deze website. [3] Daarmee is ruchtbaarheid gegeven aan de teksten. Door op te schrijven en te delen dat [benadeelde 3] haar in haar buik heeft geslagen, eieren tegen haar raam heeft gegooid, aangifte heeft gedaan tegen zijn eigen kinderen, gezamenlijke rekeningen heeft geplunderd, met mensen ruzie heeft gemaakt of spullen van verdachte met kattenpoep heeft besmeurd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen ander doel gehad dan de eer en goede naam van [benadeelde 3] aan te randen. [4] Of de aantijgingen waar zijn of niet doet daarbij niet ter zake. [benadeelde 3] heeft in zijn aangifte ook verklaard dat hij zich in zijn goede naam en eer aangetast voelde en dat hij nog steeds wordt aangesproken over hetgeen op de website van verdachte staat. [5]
4.3.3.
feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal ter terechtzitting van 11 november 2021, inhoudende de verklaring van verdachte;
  • proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2017, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] ;
  • een geschrift te weten een antwoordformulier, p. 23;
  • een geschrift te weten een brief van [verzekeraar] aan [benadeelde 1] van
  • 23 mei 2017, p. 24;
  • een geschrift te weten een e-mail vanaf het adres [mailadres 1] aan [mailadres 2] , p. 25 e.v.;
  • een geschrift te weten een zestal e-mails vanaf het adres [mailadres 3] aan [mailadres 2] , p. 28-38;
  • proces-verbaal van 24 november 2017, inhoudende de verklaring van verdachte, p. 199-200.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 primair, 2 en 4 primair heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Primair
zij op 19 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
tezamen en in vereniging met een ander, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een antwoordformulier van [verzekeraar] (ten einde een verzekering op naam van [benadeelde 1] te doen eindigen),
heeft vervalst door hierop een valse handtekening,te weten van [benadeelde 1] ,
te schrijven, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2017
tot en met 22 mei 2017 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten
- de naam van [benadeelde 1] , en
- de handtekening van [benadeelde 1] heeft gebruikt, met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te te misbruiken, waardoor enig nadeel
kon onstaan, immers heeft verdachte zonder toestemming van [benadeelde 1] een antwoordformulier ten einde een uitvaartverzekering te beeindigen ingevuld met de gegevens en nagemaakte handtekening van die [benadeelde 1] en hierdoor de
uitvaartverzekering op naam van die [benadeelde 1] beeindigd;
4
Primair
zij in of omstreeks van 3 november 2017 tot en met 1 december 2017 te
Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk de eer en de goede naam van
[benadeelde 3] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op haar persoonlijke blog/website (te weten [website] ) te schrijven
- zakelijk weergegeven -:
- dat die [benadeelde 3] aangifte heeft gedaan tegen zijn familieleden en/of eigen
kinderen, en
- dat die [benadeelde 3] verdachte in haar buik heeft geslagen en een blauw oog
heeft geslagen, en
- dat die [benadeelde 3] eieren tegen het raam van verdachte heeft gegooid, en
- dat die [benadeelde 3] de gezamenlijke rekening van verdachte en die [benadeelde 3] heeft
geplunderd, en
- dat die [benadeelde 3] met een of meer mensen en/of groepen ruzie heeft gemaakt, en
- dat die [benadeelde 3] de spullen van verdachte vervuild (te weten: besmeurd met
kattenpoep) heeft teruggegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 55, 57, 225, 231b en 261 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van feit 1 primair en feit 2. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift,
en
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 4 primair
het misdrijf: smaad, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, omdat verdachte in haar eentje de verzorging voor haar gezin heeft en een werkstraf weer stress zou opleveren waar de kinderen de dupe van zijn. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen of de geëiste werkstraf te matigen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, het misbruiken van de identiteit van een ander en smaad. Verdachte heeft samen met haar toenmalige partner de uitvaartverzekering van de ex van haar partner beëindigd door daartoe een wijzigingsformulier in te vullen en die met een vervalste handtekening te ondertekenen. Zij heeft zich vervolgens tegenover medewerkers van [verzekeraar] voorgedaan als de ex-partner van haar partner door middel van een speciaal daarvoor aangemaakt
e-mailadres. Het afkoopbedrag heeft zij vervolgens op haar eigen rekening laten storten.
De rechtbank is van oordeel dat het hier zeer ernstige feiten betreft. In het handelsverkeer wordt grote waarde gehecht aan een handtekening die de identiteit moet bevestigen van degene die akkoord geeft op een verzoek of een afspraak. Men moet dus haast blindelings kunnen uitgaan van de echtheid daarvan. Het beëindigen van een verzekering van een ander, zonder diens toestemming en met vervalsing van gegevens en een handtekening is daarom zeer laakbaar en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Verder heeft verdachte opzettelijk de goede naam en eer aangetast van een ex-partner van haarzelf door allerlei aantijgingen op een website te plaatsen, die daarmee ongelimiteerd kunnen worden verspreid en niet of nauwelijks meer permanent en volledig kunnen worden verwijderd. De rechtbank sluit haar ogen niet voor het feit dat zowel verdachte als [benadeelde 3] een aandeel hebben in deze uit de hand gelopen situatie, maar is van oordeel dat verdachte door deze teksten online te delen en mensen op te roepen om het te lezen, de strafbare grens heeft overschreden.
Dit soort feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 8 oktober 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt voorts, in het voordeel van verdachte, rekening met het tijdsverloop van de zaak Het eerste verhoor van verdachte was op 29 augustus 2017 en het proces-verbaal is vervolgens gesloten op 15 april 2018 en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, dat het op 31 mei 2018 heeft ontvangen. Daarna is kennelijk nodeloos lange tijd niets gebeurd, werd in juni 2021 op verzoek van de officier van justitie nader politieonderzoek verricht en werd verdachte vervolgens voor de zitting van 11 november 2021 gedagvaard. Dit tijdsverloop maakt dat een gevangenisstraf nu niet meer te rechtvaardigen valt.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het opmaken van een reclasseringsrapport. De rechtbank is evenwel van oordeel dat een stok achter de deur in de vorm van een deels voorwaardelijke werkstraf aan de orde is. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte haar daden na al die jaren nog steeds rechtvaardigt door de schuld bij de aangevers te leggen. Zij heeft de feiten weliswaar grotendeels bekend, maar neemt nog steeds geen volledige verantwoordelijkheid voor haar daden. De rechtbank zal daarom afwijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank is al met al van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1] (feiten 1 en 2) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 650,00 [zeshonderdvijftig euro], bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[benadeelde 2] (feit 3) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 650,00 [zeshonderdvijftig euro], bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[benadeelde 3] (feit 4) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 650,00 [zeshonderdvijftig euro], bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen voor toewijzing in aanmerking komen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] uitdrukkelijk niet bestreden. Voor de vordering van [benadeelde 3] ligt dat anders, omdat er over en weer schade is berokkend en het betalen van een vordering door verdachte nog een trap na zou zijn.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [benadeelde 2]
De vordering heeft betrekking op het onder feit 3 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering van [benadeelde 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is gebaseerd op een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dat sprake is van een dergelijke aantasting die tot toekenning van een immateriële schadevergoeding moet leiden is echter onvoldoende onderbouwd en de vordering is daarom niet-ontvankelijk.
De vordering van [benadeelde 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij door zijn eer en goede naam te schaden. De opgevoerde schadepost is betwist. De hoogte van de schade is niet onderbouwd met objectiveerbare gegevens. De rechtbank stelt de schadevergoeding naar billijkheid vast op € 150,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feiten 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift,
en
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 4 primair
het misdrijf: smaad, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [benadeelde 1] (feiten 1 en 2) en [benadeelde 2] (feit 3), in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 4): van een bedrag van € 150,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,00, (zegge: honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [benadeelde 3] , voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, J. de Ruiter en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2017553417. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, te weten een uitdraai van een screenshot, p. 140.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 11 november 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Een geschrift te weten een uitdraai van [website] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 123-139.
5.Proces-verbaal van aangifte van 1 december 2017, inhoudende de verklaring van [benadeelde 3] , p. 117-119.