5.2In het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiseres de overtreding binnen vijf maanden na de verzending van dat besluit moet hebben beëindigd en beëindigd houden.
Aan het niet (tijdig) voldoen aan de last heeft verweerder een dwangsom verbonden van € 10.000,-.
6. Nadat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar had gemaakt, heeft verweerder de aan de last verbonden begunstigingstermijn twee keer verlengd, tot uiteindelijk 13 juni 2021.
In het bestreden besluit heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de verzending van dat besluit. Door de uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2021 is het bestreden besluit en daarmee de begunstigingstermijn geschorst.
De beroepsgronden van eiseres
7. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat, kort samengevat, zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij op de referentiedatum beschikte over stikstofrechten met een dusdanige omvang dat haar huidige bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de referentiesituatie geen toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen opleveren.
Als gevolg hiervan is eiseres van mening dat voor haar huidige bedrijfsactiviteiten geen Wnb-vergunning vereist is, er geen sprake is van strijd met artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en verweerder niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen de bedrijfsactiviteiten.
Ter onderbouwing hiervan heeft zij onder meer gewezen op de AERIUS-berekening van
30 oktober 2020, die zij per brief van 11 februari 2021 bij verweerder heeft ingediend. Volgens eiseres heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen acht geslagen op deze AERIUS-berekening. Ook heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar haar bestaande stikstofrechten in de referentiesituatie.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat, omdat er discussie bestaat over de vraag of voor haar bedrijfsactiviteiten een Wnb-vergunning vereist is, haar er geen verwijt van kan worden gemaakt dat zij niet over zo’n vergunning beschikt. Verweerder heeft hiermee onvoldoende rekening gehouden en onvoldoende beoordeeld of er in dit geval een juridische grondslag is voor handhavend optreden.
Ook vindt eiseres de dwangsom te hoog en onvoldoende onderbouwd. Verder is de in het bestreden besluit opgenomen begunstigingstermijn te kort om de (vermeende) overtreding te kunnen beëindigen. Volgens eiseres heeft verweerder bij het stellen van deze termijn onvoldoende rekening gehouden met haar (bedrijfs)belangen.
Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder van handhavend optreden had moeten afzien.
De beoordeling van het beroep