ECLI:NL:RBOVE:2021:4397

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
C/08/261837 / FA RK 21-429
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en vaststelling ouderschap met DNA-test in een Eritrees-Nederlands gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap en vaststelling van het ouderschap. De vrouw, verzoekster, heeft op 12 februari 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ontkenning van het vaderschap van de man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, en om de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een informant, die de biologische vader zou zijn van haar minderjarige kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en het kind de Eritrese nationaliteit hebben, maar dat de vrouw op het moment van de geboorte van het kind in Nederland woonde en een verblijfsvergunning had. Dit maakt dat het Nederlands recht van toepassing is op de zaak.

De rechtbank heeft de bijzondere curator benoemd en een mondelinge behandeling gehouden op 7 oktober 2021, waarbij de vrouw en de bijzondere curator aanwezig waren. De man is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap, omdat dit verzoek niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. De bijzondere curator heeft echter wel een verzoek ingediend dat binnen de termijn valt, en de rechtbank heeft dit verzoek gegrond verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat er een DNA-onderzoek moet plaatsvinden om het ouderschap van de informant vast te stellen. De vrouw en de informant krijgen de gelegenheid om dit DNA-onderzoek op eigen kosten uit te voeren onder toezicht van de advocaat van de vrouw, mr. M.F. Kiers.

De rechtbank heeft de beslissing aangehouden tot de uitkomst van het DNA-onderzoek en de zaak naar de rol verwezen voor verdere schriftelijke uitlatingen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. van Bruggen, met mr. K.J. de Jong als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/261837 / FA RK 21-429
beschikking van 17 november 2021
inzake
[verzoekster] ,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.F. Kiers,
en

1.[belanghebbende 1] ,

verder te noemen: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
belanghebbende.

2.[belanghebbende 2] , bijzondere curator,

verder te noemen: de bijzondere curator,
kantoorhoudende te [plaats] ,
belanghebbenden.
De rechtbank merkt als informant ter zake van het verzoek gegrondverklaring ontkenning van het vaderschap en als belanghebbende ter zake van het verzoek tot vaststelling van het ouderschap aan:
[informant],
verder te noemen: [informant] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Op 12 februari 2021 is het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw van
8 februari 2021 binnengekomen bij de griffie.
1.2.
Op 24 maart 2021 is een brief, met bijlagen, van mr. Kiers van 22 maart 2021
binnengekomen bij de griffie.
1.3.
Bij beschikking van 21 april 2021 is [belanghebbende 2] benoemd tot bijzondere curator.
1.4.
Op 26 mei 2021 is het rapport van de bijzondere curator van diezelfde datum
binnengekomen bij de rechtbank.
1.5.
Op 7 juni 2021 is de reactie van de vrouw binnengekomen op het rapport van de
bijzondere curator.
1.6.
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de bijzondere curator;
- [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.
1.7.
De man is, hoewel openbaar opgeroepen in de Staatscourant, niet verschenen op de
mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] , op [2017] .
2.2.
In de door de rechtbank geraadpleegde Basisregistratie Personen (BRP) staat vermeld
dat de vrouw en de minderjarige de Eritrese nationaliteit hebben.
2.3.
Aan de vrouw is op 11 juni 2016 een verblijfsvergunning asiel met ingang van
9 januari 2016 tot 9 januari 2021 verleend. Aan [minderjarige] is op 4 juli 2017 een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd met ingang van 21 april 2017 tot 9 januari 2021 verleend, welke vergunning is verlengd tot 9 januari 2026.
2.4.
Van de man zijn geen gegevens gevonden in de BRP.
2.5.
[informant] heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.6.
De vrouw heeft zich op 20 juli 2016 in Nederland gevestigd.
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 2 juni 2020 met zaaknummer C/08/243143 /
ES RK 20-394 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken en is onder meer bepaald dat het gezag over de minderjarige alleen aan de vrouw toekomt.
2.8.
De echtscheidingsbeschikking van 2 juni 2020 is op 8 oktober 2020 ingeschreven in
de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage.
2.9.
In de echtscheidingsbeschikking van 2 juni 2020 is onder de vaststaande feiten
vermeld:
“De vrouw heeft onbetwist gesteld dat de man ook de Eritrese nationaliteit heeft.”

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende 1] gegrond te
verklaren;
II. het vaderschap van de heer [informant] , als de vader van [minderjarige]
gerechtelijk vast te stellen;
III. te bepalen dat de namenreeks van [minderjarige] na gerechtelijke vaststelling
van het vaderschap zal zijn: [voornaam en geslachtsnaam informant] .

4.Het standpunt van de bijzondere curator

4.1.
De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat de vrouw op grond van artikel
1:200, lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet ontvankelijk is in haar verzoek. De bijzondere curator verzoekt namens [minderjarige] gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ex. artikel 1:200, lid 6 BW.
4.2.
Ervan uitgaande dat uit DNA-onderzoek blijkt dat [informant] de biologische vader
is van [minderjarige] , stelt de bijzondere curator zich op het standpunt dat toewijzing van het verzoek van de vrouw het belang van [minderjarige] rechtvaardigt.
4.3.
De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat, na het DNA-onderzoek en de
gerechtelijke vaststelling ouderschap van [informant] , het in het belang van [minderjarige] is dat zijn naam naar Eritrees recht wordt gewijzigd. [minderjarige] dient daarom als tweede een derde naam de eerste en tweede naam van [informant] te krijgen, zodat de namenreeks wordt: [voornaam en geslachtsnaam informant] .

5.De beoordeling

De internationale en relatieve bevoegdheid ten aanzien van de verzoeken
5.1.
Op grond van artikel 3, sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de
Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de vrouw haar woonplaats heeft in Nederland.
5.2.
Artikel 265 Rv bepaalt dat in zaken betreffende minderjarigen de rechter van de
woonplaats van de minderjarige bevoegd is. Deze rechtbank is bevoegd, omdat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoek in [woonplaats] woonde en daar nog steeds woont, welke gemeente binnen het rechtsgebied van deze rechtbank gelegen is.
Ontkenning vaderschap
Het toepasselijk recht
5.3.
Op grond van artikel 10:93, eerste lid, juncto artikel 10:92, eerste lid,
BW is op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van
toepassing het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en de vader, dan
wel, indien dit ontbreekt, het recht van de staat waar de moeder en de vader elk hun gewone
verblijfplaats hadden en indien dit ook ontbreekt, het recht van de staat van de gewone
verblijfplaats van het kind. Voor alles geldt dat bepalend is het tijdstip van geboorte van [minderjarige] : [2017] .
5.4.
De man en de vrouw hebben de Eritrese nationaliteit. De vrouw had echter op het
tijdstip van de geboorte een verblijfsvergunning, zodat artikel 10:17 BW van toepassing is. Hieruit volgt dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning is verleend, wordt beheerst door het recht van haar woon- of verblijfplaats. In het geval van de vrouw was dat op voornoemd tijdstip Nederland. Daarmee vervalt de aanknoping met de gemeenschappelijke Eritrese nationaliteit.
5.5.
De vrouw had haar gewone verblijfplaats op [2017] in Nederland. Het is
onbekend waar de man op voornoemde datum zijn gewone verblijfplaats had. Niet kan worden aangetoond dat hij toen zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Er kan dus niet worden aangeknoopt bij de gemeenschappelijke verblijfplaats.
5.6.
Nu niet kan worden aangeknoopt bij een gemeenschappelijke nationaliteit en de
gewone verblijfplaats, wordt op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] toegepast. [minderjarige] had op [2017] zijn gewone verblijfplaats in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek.
Het wettelijk kader: artikel 1:200 BW
1. Het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap kan, op de grond dat de man niet
de biologische vader van het kind is, worden ontkend:
door de vader of de moeder van het kind;
door het kind zelf.
2. De vader of moeder kan het artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap niet
ontkennen, indien de man vóór het huwelijk heeft kennis gedragen van de zwangerschap.
3. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap evenmin
ontkennen, indien de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de vader, indien de
moeder hem heeft bedrogen omtrent de verwekker.
5. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door de moeder bij de
rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. Een zodanig verzoek wordt door de vader ingediend binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
6. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door het kind bij de
rechtbank ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
De ontvankelijkheid
5.7.
[minderjarige] is geboren op [2017] . Het verzoek van de vrouw is op 12 februari
2021 binnengekomen bij de rechtbank. Het verzoek is dus niet binnen een jaar na de geboorte van [minderjarige] ingediend bij de rechtbank, zoals wordt bepaald in lid 5 van voornoemde bepaling. Dat de vrouw niet op de hoogte was van het geldend recht met betrekking tot ontkenning van het vaderschap doet daar niet aan af. De vrouw is daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek.
5.8.
De bijzondere curator heeft namens [minderjarige] een verzoek ingediend tot
gegrondverklaring van ontkenning van het vaderschap. Het verzoek is ingediend binnen de termijn zoals genoemd in lid 6 van voornoemde bepaling, zodat de bijzondere curator kan worden ontvangen in haar verzoek.
Het advies van de raad
5.9.
De raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de vrouw gegrond te verklaren. De
vrouw heeft volgens de raad voldoende aangetoond dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige] .
Het inhoudelijk oordeel
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de man niet
de biologische vader van [minderjarige] is. De vrouw heeft de man ver voor de geboorte van [minderjarige] , in 2014, voor het laatst gezien. De vrouw is op 8 januari 2016 in Nederland aangekomen. Niet gebleken is dat de man nadien in Nederland is geweest. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het daarom ook onwaarschijnlijk dat de man de biologische vader van [minderjarige] is.
5.11.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek van de vrouw tot
ontkenning van het vaderschap van de man gegrond. Nadat de beschikking houdende gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, wordt het door huwelijk ontstane vaderschap geacht nimmer gevolgen te hebben gehad (artikel 1:202, lid 1 BW).
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
Het toepasselijk recht
5.12.
Op grond van artikel 10:97, lid 1 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden
ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben, of, indien dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Hierbij is ingevolge lid 3 van voornoemd artikel het tijdstip van indiening van het verzoek bepalend.
5.13.
[informant] had ten tijde van indiening van het verzoek de Nederlandse nationaliteit
en de vrouw de Eritrese nationaliteit. De vrouw had op voornoemd tijdstip echter een verblijfsvergunning, zodat artikel 10:17 BW van toepassing is. Hieruit volgt dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning is verleend, wordt beheerst door het recht van haar woon- of verblijfplaats. In het geval van de vrouw was dat op voornoemd tijdstip Nederland. Gelet hierop is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Het wettelijk kader: artikel 1:207 BW
1. Het ouderschap van een persoon kan, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van:
de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
het kind.
2. Vaststelling van het ouderschap kan niet geschieden, indien:
het kind twee ouders heeft;
tussen de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon en de moeder van het kind krachtens artikel 41 geen huwelijk zou mogen worden gesloten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd;
de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon een minderjarige is die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, tenzij hij voordat hij deze leeftijd heeft bereikt is overleden.
3. Het verzoek wordt door de moeder ingediend binnen vijf jaren na de geboorte van het kind of, in geval van onbekendheid met de identiteit van de vermoedelijke verwekker dan wel van onbekendheid met zijn verblijfplaats, binnen vijf jaren na de dag waarop de identiteit en de verblijfplaats aan de moeder bekend zijn geworden.
4. Overlijdt het kind voordat vaststelling van het ouderschap heeft kunnen plaatsvinden, dan kan een afstammeling van het kind in de eerste graad de vaststelling van het ouderschap aan de rechtbank verzoeken, mits de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon, nog in leven is. Het verzoek wordt gedaan binnen een jaar na de dag van overlijden of binnen een jaar nadat het overlijden ter kennis van de verzoeker is gekomen.
5. De vaststelling van het ouderschap, mits de beschikking daartoe in kracht van gewijsde is gegaan, werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. Te goeder trouw door derden verkregen rechten worden hierdoor nochtans niet geschaad. Voorts ontstaat geen verplichting tot teruggave van vermogensrechtelijke voordelen, voor zover degene die hen heeft genoten ten tijde van het doen van het verzoek daardoor niet was gebaat.
De ontvankelijkheid
5.14.
De vrouw heeft het verzoek binnen de termijn zoals genoemd in lid 3 van voornoemde
bepaling ingediend. De vrouw kan daarom worden ontvangen in haar verzoek.
DNA-onderzoek
5.15.
Uit de feiten en omstandigheden is onvoldoende gebleken dat [informant] de
biologische vader van [minderjarige] is. De rechtbank acht daarom een DNA-onderzoek noodzakelijk om het eventuele ouderschap van [informant] vast te kunnen stellen.
5.16.
Mr. Kiers is bereid om het DNA-onderzoek onder haar toezicht uit te voeren
door middel een thuistest.
5.17.
De rechtbank stelt de vrouw en [informant] in de gelegenheid om op eigen kosten
een DNA-onderzoek uit te voeren door middel van een thuistest en onder toezicht van mr. Kiers. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat de vrouw, [informant] en de bijzondere curator het erover eens zijn dat het DNA-onderzoek op deze manier kan plaatsvinden en de vrouw en [informant] daarnaast beperkte financiële middelen hebben om een door de rechtbank opgedragen DNA-onderzoek te bekostigen. Om de zorgvuldigheid van een thuistest te waarborgen, stelt de rechtbank de volgende eisen aan het DNA-onderzoek:
I. de thuistest wordt afgenomen door mr. Kiers;
II. de thuistest wordt uitgevoerd door één van de hierna genoemde instellingen:
Verilabs, Sanquin, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis of Leids Universitair Medisch Centrum;
III. mr. Kiers verifieert de identiteiten van alle bij het DNA-onderzoek betrokken personen aan de hand van een ID-document;
IV. mr. Kiers stuurt de envelop op in een voor belanghebbenden niet bekende brievenbus;
V. mr. Kiers treedt op als ontvanger van de testresultaten.
5.18.
De rechtbank houdt in afwachting van de resultaten van het DNA-onderzoek iedere
beslissing met betrekking tot de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en de naamswijziging aan.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek tot gegrondverklaring tot
ontkenning van het vaderschap;
6.2.
verklaart gegrond het verzoek van de bijzondere curator tot ontkenning van het
vaderschap van
[belanghebbende 1]over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2017] ;
6.3.
draagt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] op latere
vermelding aan de geboorteakte van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op
[2017] toe te voegen, inhoudende de ontkenning van het vaderschap van
[belanghebbende 1];
6.4.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking en
slechts indien geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] ;
6.5.
verklaart de bijzondere curator ontvankelijk in het verzoek tot gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap;
6.6.
stelt partijen in de gelegenheid om op eigen kosten een DNA-onderzoek te laten
uitvoeren door middel van een thuistest en onder toezicht van mr. Kiers onder de hierna genoemde voorwaarden:
I. de thuistest wordt afgenomen door mr. Kiers;
II. de thuistest wordt uitgevoerd door één van de hierna genoemde instellingen:
Verilabs, Sanquin, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis of Leids Universitair Medisch Centrum;
III. mr. Kiers verifieert de identiteiten van alle bij het DNA-onderzoek betrokken personen aan de hand van een ID-document;
IV. mr. Kiers stuurt de envelop op in een voor belanghebbenden niet bekende brievenbus;
V. mr. Kiers treedt op als ontvanger van de testresultaten.
6.7.
houdt iedere verdere beslissing met betrekking tot de gerechtelijke vaststelling
vaderschap en de naamswijziging aan en verwijst de zaak naar de rol van
18 januari 2021voor schriftelijke uitlatingen door partijen over de uitkomst van het DNA-onderzoek en over het verdere verloop van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Bruggen, in tegenwoordigheid van
mr. K.J. de Jong als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.