5.6.Nu niet kan worden aangeknoopt bij een gemeenschappelijke nationaliteit en de
gewone verblijfplaats, wordt op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] toegepast. [minderjarige] had op [2017] zijn gewone verblijfplaats in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek.
Het wettelijk kader: artikel 1:200 BW
1. Het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap kan, op de grond dat de man niet
de biologische vader van het kind is, worden ontkend:
door de vader of de moeder van het kind;
door het kind zelf.
2. De vader of moeder kan het artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap niet
ontkennen, indien de man vóór het huwelijk heeft kennis gedragen van de zwangerschap.
3. De vader of moeder kan het in artikel 199, onder a en b, bedoelde vaderschap evenmin
ontkennen, indien de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de vader, indien de
moeder hem heeft bedrogen omtrent de verwekker.
5. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door de moeder bij de
rechtbank ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind. Een zodanig verzoek wordt door de vader ingediend binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
6. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning wordt door het kind bij de
rechtbank ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.