10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het als primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het als meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van € 1.263,06 (bestaande uit € 263,06 materiële schade en € 1.000,-- voor immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.263,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 30,92, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.263,06 (zegge: twaalfhonderddrieënzestig euro en zes eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2021, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af voor zover het de meer gevorderde reiskosten betreft (gevorderd is een bedrag van € € 50,--, afgewezen wordt een bedrag van € 48,44);
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
het in beslag genomen voorwerp
- verklaart verbeurd het op de beslaglijst van 8 november 2021 vermelde in beslag genomen breekijzer met nummer 2514935.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021205430. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 8 mei 2021, pagina 36-37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei ben ik naar [adres 2] in Enschede gegaan. [verdachte] kwam naar buiten. Ik zag dat hij een metalen stang vasthield. Hij sloeg gelijk richting mijn hoofd en ik probeerde mijn hoofd met mijn armen te beschermen. Hierdoor kon ik de eerste slag met mijn linkerarm afschermen. Gelijk daarna sloeg hij mij met die stang op mijn hoofd. Ik voelde een zeer harde klap bovenop mijn hoofd. Ik voelde direct mij zeer draaierig worden en misselijk.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 72, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2021 bevonden wij ons aan [adres 2] te Enschede. Wij hoorden [getuige] verklaren dat zij had gezien dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt [verdachte] ) naar beneden rende naar [aangever] (de rechtbank begrijpt: aangever) toe, ik zag dat [verdachte] weer naar bovenkwam en dat hij een geel breekijzer in zijn hand vasthield. Dat breekijzer ligt al een tijdje bij mij in de woning. De politie heeft het gisteren in beslag genomen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pagina 64, voor zover inhoudende:
Ik zag dat in een kast in een leegstaande kamer een geel gekleurd breekijzer lag. Ik zag dat dit breekijzer grotendeels in een donker gekleurde fleecedeken gewikkeld lag. Op verzoek van Officier van Dienst [verbalisant 4] heb ik dit voorwerp vervolgens in beslag genomen’.
4. Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, vijfde lid, Sv, te weten een letselrapportage van M. Evers, forensisch arts, van 10 mei 2021, pagina 88-90, voor zover inhoudende:
Op de behaarde hoofd een lijnvormig huidletsel, lengte ca. 8 cm.
Linker arm
Bloeduitstorting
Ongeveer halverwege de onderarm aan de boven- en buitenkant
bevindt zich een lichtgele huidverkleuring
Afmeting ca. 3-4 x 8-10 cm.