ECLI:NL:RBOVE:2021:4352

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
08.090996.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen jongeman wegens seks met minderjarige

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jongeman uit Enschede, die op 20 december 2020 seksuele handelingen heeft verricht met een meisje van twaalf jaar. De verdachte, die achttien jaar oud was, dacht dat het meisje zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het meisje zich ouder gedroeg en ook zo werd waargenomen door haar omgeving. De verdachte heeft na het ontdekken van de werkelijke leeftijd van het meisje onmiddellijk contact opgenomen met de politie. Tijdens de rechtszitting op 8 november 2021 heeft de officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. de Kroon, geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging, die onder andere bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, bewezen verklaard op basis van de verklaringen van de verdachte en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de wensen van het slachtoffer en haar vader. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van minderjarigen centraal staat in deze zaak, maar dat de omstandigheden van de verdachte ook zwaar wogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.090996.21 (P)
Datum vonnis: 22 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. de Kroon, advocaat in Hilversum, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte seks heeft gehad met een twaalfjarige.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 20 december 2020 te Enschede, met [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
- één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of
vagina van die [slachtoffer] en/of
- één of meermalen duwen/drukken van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s)
in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- laten vastpakken en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] . Die bewijsmiddelen zijn:
  • de verklaring van verdachte op de zitting van 8 november 2021;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 52 tot en met 59
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , pagina 47 t/m 51.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
één ofmeer tijdstippen op
of omstreeks20 december 2020 te Enschede
,met [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens
)buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het:
-
één of meermalenduwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of
vagina van die [slachtoffer] en/of
-
één of meermalenduwen/drukken van
één of meer vanzijn, verdachtes, vinger
(s)
in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- laten vastpakken en
/ofaftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat [slachtoffer] tegenover verdachte niet haar echte leeftijd heeft genoemd, maar niet dat ze gezegd heeft zestien of zeventien te zijn. De vader heeft in zijn aangifte verklaard niet te willen dat verdachte “aan de hoogste boom wordt opgeknoopt”. Gelet ook op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de persoon van [slachtoffer] heeft de officier van justitie een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden geëist, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Zij motiveert dat als volgt. De bescherming van de minderjarige staat in artikel 245 Sr terecht centraal. In deze zaak leek het slachtoffer ouder en wilde dat ook zijn. Over de oprechte bezorgdheid van vader voor meer slachtoffers: die komen er niet. Verdachte is erg geschrokken van het gebeuren, hij heeft zijn leven op orde en het volgen van de eis van de officier van justitie zou te zeer op de rest van zijn leven van invloed zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte was achttien jaar toen hij op 20 december 2020 seks had met een meisje van twaalf jaar. Hij heeft met haar seksuele handelingen verricht die strafbaar zijn gesteld in artikel 245 Sr. De bedoeling van die strafbepaling is om minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Voor de strafbaarheid is het niet van belang of verdachte wist dat het slachtoffer jonger dan zestien was: de leeftijd is geobjectiveerd.
De wetgever heeft niet alleen oog gehad voor de situatie waarin een minderjarige positief staat ten opzichte van seks die strafbaar is gesteld, maar ook voor het geval dat ouders en een minderjarige daarover van mening verschillen. Om die reden moet de minderjarige ook in de gelegenheid worden gesteld die mening kenbaar te maken. Dat is bepaald in artikel 167a Sv.
[slachtoffer] is door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat ze tevoren wel had verwacht dat ze seks met verdachte zou hebben en heeft erna aan een vriendin en haar halfzus verteld dat ze seks had gehad. Ze had haar vader niet de echte leeftijd van verdachte, maar een lagere, verteld voordat vader [slachtoffer] naar verdachte toe bracht. Ze had er geen spijt van en zou wel vaker seks willen hebben, ook op deze leeftijd. [slachtoffer] , maar ook haar vader en halfzus verklaren dat zij zich ouder voelt en gedraagt dan haar leeftijdsgenoten en met oudere jongeren omgaat. [slachtoffer] voelt zich vijftien of zestien. Ze had maanden voordat ze verdachte leerde kennen opgezocht “vanaf welke leeftijd het echt verkrachten is” en had ook een filmpje gezien van een meisje van twaalf dat geen aangifte deed omdat ze de seks zelf wilde.
[slachtoffer] en verdachte verklaren verschillend over wat zij hem over haar leeftijd heeft verteld. Verdachte verklaart in ieder geval dat hij ervan uitging dat zij zestien was. Hij verwijst daarbij onder meer naar haar uiterlijk, haar gedrag, de tijdstippen waarop zij contact hadden via snapchat en toont de politie een foto van [slachtoffer] met een glas bier.
[slachtoffer] heeft, nadat haar vader aangifte had gedaan, verdachte berichten gestuurd. Hij heeft daarop geantwoord. Hij schrijft dat ze tegen hem gezegd had dat ze zestien was. Ze antwoordt: “Ja. Je hebt ook niks verkeerds gedaan (…) Maar mijn ouders denken daar anders over. Deze berichten heeft de verdediging op de zitting aan de rechtbank en de officier van justitie getoond en overgelegd.
De aangifte is door haar vader gedaan. Hij heeft aangifte gedaan om te voorkomen dat verdachte meer slachtoffers zou maken, maar heeft ook oog voor verdachtes toekomst en spreekt daar genuanceerd over.
Bijzonder aan deze zaak is dus dat voor [slachtoffer] vervolging niet had gehoeven. Vader is vooral bezorgd dat verdachte meer slachtoffers maakt. De wetsgeschiedenis houdt in dat het openbaar ministerie een gefundeerde wens van de minderjarige om niet te vervolgen zwaar moet laten wegen bij de vraag of de belangen van die minderjarige zich verzetten tegen strafvervolging. Maar ook dat de minderjarige daarin geen doorslaggevende stem heeft (Kamerstukken II 2000/01, 27745, 6 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27745-6.html), p. 17-18 en 20).
Over de ontvankelijkheid van de officier van justitie bestaat dan ook geen discussie.
De rechtbank houdt met het voorgaande wel rekening bij het beantwoorden van de vraag of een straf en/of maatregel moet worden opgelegd.
Verdachte heeft toen hij van de vader van [slachtoffer] had gehoord hoe oud zij was, meteen contact opgenomen met de politie. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek van de politie en van meet af aan opening van zaken gegeven. Tijdens de zitting heeft verdachte verteld het kwalijke in te zien van seks met een meisje van twaalf jaar en hij vindt ook dat meisjes van die leeftijd beschermd moeten worden. Verdachte heeft verder verklaard welke impact de aanhouding en de strafzaak op hem hebben.
De rechtbank acht ook de volgende gegevens uit het reclasseringsadvies van 29 juli 2021 van belang. Verdachte heeft door traumatische ervaringen van zijn moeder geleerd respectvol tegen vrouwen te zijn. Hij heeft tijdens en na de echtscheiding van zijn ouders klachten van depressieve aard gekregen en die klachten zijn door deze strafzaak verergerd. Uit niets is gebleken dat hij afwijkende seksuele voorkeuren heeft en/of een seksuele voorkeur voor jonge meisjes. De reclassering heeft betrokkene ervaren als open en oprecht en neemt daarom aan dat betrokkene niet beter heeft geweten dan dat het meisje bijna zeventien jaar oud was. De paniek die moeder beschrijft bij haar zoon toen duidelijk werd dat het meisje pas twaalf jaar oud was en het paniekerige tekstbericht aan de wijkagent lijken dit te bevestigen. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag en op geen enkel leefgebied zijn er zorgen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting dit door de reclassering geschetste beeld bevestigd gezien.
Uit het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank komt op basis van al het voorgaande tot de volgende beslissing.
Rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dat is begaan en die zich nadien hebben voorgedaan en de persoon van de verdachte in deze bijzondere zaak, zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren, maar hem geen straf of maatregel opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt daarmee recht gedaan aan de wens van de vader van [slachtoffer] , die van [slachtoffer] zelf en aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn toekomst. Ook is met de impact van de aanhouding van en de strafzaak voor verdachte voldaan aan het vergeldingsdoel die een op te leggen straf zou hebben gehad.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
geen straf of maatregel
- verklaart dat
geen straf of maatregelzal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC 19555. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.