ECLI:NL:RBOVE:2021:4350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
08.025027.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met schadevergoeding aan slachtoffer

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer, een vrouw, op 16 februari 2020 in Schüttorf, Duitsland, heeft verkracht. De feiten kwamen aan het licht tijdens een openbare terechtzitting op 8 november 2021, waar de rechtbank de verklaringen van de aangeefster, de verdachte en getuigen heeft gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster consistent was en ondersteund werd door andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en letselrapportages. De verdachte ontkende de dwang, maar de rechtbank oordeelde dat de aangeefster onder druk stond en niet vrijwillig handelingen heeft verricht. De rechtbank achtte de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer betekende. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 5.130 aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de impact van de verkrachting op het slachtoffer, die nog steeds last had van psychische klachten als gevolg van het voorval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.025027.21 (P)
Datum vonnis: 22 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. S. Markink-Grolman, van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, en van wat door benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsman, mr. R.W. Hoevers, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht (primair) of haar heeft aangerand (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2020 te Schüttorf, althans in de Bondsrepubliek Duitsland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
als passagier, naast nader te noemen [slachtoffer] , gezeten in een personenauto die [slachtoffer] (krachtig) om/bij haar hals/keel vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) haar hals/keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of (vervolgens)
het hoofd van die [slachtoffer] naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, penis
te duwen/drukken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] één of meermalen in/tegen haar gezicht te slaan en/of voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke
overwicht op die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
-het duwen drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
-het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
-het zoenen in/tegen de hals/nek van die [slachtoffer] en/of
-het ontbloten van een borst en/of (vervolgens) (zeer) krachtig te bijten in een tepel
van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 februari 2020 te Schüttorf, althans in de Bondsrepubliek Duitsland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
als passagier, naast nader te noemen [slachtoffer] , gezeten in een personenauto die [slachtoffer] (krachtig) om/bij haar hals/keel vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) haar hals/keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, penis te duwen/drukken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] één of meermalen in/tegen haar gezicht te slaan en/of (vervolgens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke
overwicht op die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds
-duwen drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
-(tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
-zoenen in/tegen de hals/nek van die [slachtoffer] en/of
-ontbloten van een borst en/of (vervolgens) (zeer) krachtig bijten in een tepel van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De verklaring van de aangeefster is consistent en vindt op onderdelen steun in andere bewijsmiddelen in het proces-verbaal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Dat verweer is gestoeld op twee pijlers: de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en het ontbreken van steunbewijs voor die verklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting aan de orde is geweest, de volgende feiten en omstandigheden vast.
4.3.1
Feiten waarover geen discussie bestaat
Op zaterdag 15 februari 2020 is [slachtoffer] (hierna: aangeefster) met haar vriendin [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) naar [discotheek] in Schüttdorf (Duitsland) gegaan. Verdachte was die nacht ook in [discotheek] . Aan het einde van de nacht, op zondagochtend 16 februari 2020 rond 06:00 uur, wachtte [slachtoffer] in haar Toyota Aygo op de parkeerplaats op [getuige 1] . Terwijl aangeefster in de auto zat kreeg zij een berichtje van verdachte met de vraag of het goed was dat hij naar haar toe kwam. Aangeefster vond dat goed en verdachte is bij haar in de auto komen zitten. Na een vriendschappelijk gesprek is er gezoend en hebben er seksuele handelingen plaats gevonden, in grote lijnen zoals verwoord in de tenlastelegging.
4.3.2
De verklaring van verdachte
Verdachte bekent dat hij seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht, maar hij ontkent dat hij haar heeft gedwongen tot het ondergaan daarvan.
4.3.4
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] en momenten van dwang
Op basis van de verklaring van aangeefster stelt de rechtbank vast dat zij het zoenen wel wilde, tot het moment dat verdachte haar hand pakte en die naar zijn penis bewoog en op zijn penis over de broek legde. Zij voelde een stijve penis. Verdachte greep haar toen ineens met beide handen bij haar keel. Ze haalde haar hand van zijn penis. Hij zei: “Ik weet wel dat je dit lekker vindt”. Zei antwoordde: “Nee, dat weet je niet”. Hij liet haar daarna los.
De rechtbank markeert dit moment als het eerst moment waarop verdachte zich ervan had moeten vergewissen wat aangeefster wel of niet wilde.
In plaats daarvan liet hij merken dat hij meer wilde dan zoenen, door te zeggen: “Je gaat nu doen wat je moet doen en anders…”. Hij maakte daarbij met zijn hand een wegwerpgebaar naar buiten. Ineens sloeg zijn gedrag om en was hij heel dwingend. Aangeefster kreeg het gevoel dat ze moest doen wat hij zei en dat hij haar anders iets zou aan doen. Dat gevoel begrijpt de rechtbank als ervaren dwang door een feitelijkheid. Ze vroeg hem wat hij dan wilde doen, hij het over de parkeerplaats wilde schreeuwen of zo. Hij zei toen “Nee” en greep haar weer bij de keel. Dat kwam op haar over als dat hij haar iets ging aandoen als ze niet deed wat hij zei.
De rechtbank beschouwt dit als een tweede moment waarop verdachte had moeten checken wat aangeefster wel of niet wilde.
Aangeefster vond het vanaf dat moment, in haar eigen woorden, niet meer oké. Verdachte deed zijn broek en onderbroek naar beneden en heeft het hoofd van aangeefster stevig richting zijn penis geduwd. Aangeefster heeft hem toen gepijpt. Aangeefster durfde niets te zeggen omdat ze bang voor hem was. Verdachte heeft haar nogmaals getongzoend. Ze zei dat zij het niet lekker vond. Verdachte sloeg haar in het gezicht en pakte haar weer bij haar keel. Ze kreeg bijna geen lucht meer en snakte naar adem.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ook daarop geen acht heeft geslagen.
Aangeefster is hem toen gaan aftrekken in de hoop dat zij hem niet meer hoefde te pijpen. Hij pakte haar echter weer bij haar hoofd, dwong haar zo doende hem te pijpen en hield haar hoofd vast zodat zij niet kon voorkomen dat hij, wat zij niet wilde, in haar mond klaarkwam.
Daarna zei hij dat hij nog wel een keer wilde. Zij zei nee. Verdachte zei toen op een dwingende manier “Dan wil ik wat bij jou doen”. Zij zei dat ze dat niet wilde. Hij probeerde toch met zijn hand naar haar vagina te gaan, maar dat lukte niet omdat zij haar benen hard tegen elkaar bleef drukken.
Ook deze weerstand heeft verdachte genegeerd.
Verdachte heeft het shirt van aangeefster open gedaan en deed haar bh naar beneden. Aangeefster heeft geprobeerd hem weg te duwen en heeft hem gevraagd om op te houden en gezegd dat zij het niet wilde. Verdachte heeft haar vervolgens in haar nek gekust en heeft in haar tepel gebeten. Aangeefster heeft een paar keer gezegd dat verdachte moest ophouden, maar hij ging steeds harder bijten, tot bloedens toe, totdat aangeefster schreeuwde van de pijn.
4.3.5
Tussenconclusie
De tussenconclusie van de rechtbank is dat de aangifte bewijs biedt voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De vervolgvragen zijn of de aangifte betrouwbaar is en of er voldoende steunbewijs is.
4.3.6
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Het verweer van de verdediging houdt samengevat in dat:
aangeefster onder druk en niet vrijwillig aangifte heeft gedaan;
aangeefster is beïnvloed in de omschrijving van de gebeurtenissen;
de aangifte kenmerken vertoont van voor valse aangiftes kenmerkende factoren.
Ad 1. Heeft aangeefster onder druk en niet vrijwillig aangifte gedaan?
De argumenten die daarvoor worden aangevoerd zijn onvoldoende om deze stelling van de verdediging te aanvaarden. Het is bij een delicaat strafbaar feit als verkrachting goed voorstelbaar dat een slachtoffer twijfelt over het doen van aangifte. Dat daar tijd mee gemoeid is, dat een uiteindelijk aangifte gedetailleerder is dan de inhoud van het informatieve gesprek en dat mensen uit de omgeving van het slachtoffer over de te zetten stappen met haar hebben gesproken maken niet dat de uiteindelijke verklaring ongeloofwaardig is.
Ad 2. Is aangeefster beïnvloed in de omschrijving van de gebeurtenissen?
Voor de waardering van de aangifte als bewijsmiddel acht de rechtbank van belang dat de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen overeenkomt met het proces-verbaal van bevindingen dat over het informatief gesprek is opgemaakt en dat zij in haar verklaringen consistent is. Van relevante discrepanties is geen sprake. Ook het feit dat aangeefster verklaart dat zij verdachte na de verkrachting nog met haar auto naar zijn vrienden heeft gebracht (op pagina 18 van het proces-verbaal), wat vragen zou kunnen oproepen over de betrouwbaarheid van haar verklaring, draagt aan de geloofwaardigheid van haar verklaring bij.
Ad 3. De aangifte vertoont kenmerken van voor een valse aangiftes kenmerkende factoren.
De aangevoerde argumenten zijn op onderdelen tamelijk speculatief, gebaseerd op niet aannemelijk geworden feiten dan wel irrelevant, zodat de rechtbank daarop niet zal ingaan. Voorbeelden daarvan zijn wat is aangevoerd over een onlangs verbroken relatie, al dan niet veronderstelde psychische problemen van aangeefster, de rol van een zekere [naam] en (de uitleg van) tekstberichten tussen die [naam] en een vriendin van aangeefster.
Al het bovenstaande in aanmerking nemend, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen en de rechtbank zal de verklaring van aangeefster voor het bewijs gebruiken.
4.3.7
Voldoende steunbewijs?
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Gezien de ontkennende verklaring van verdachte ten aanzien van de dwang dient de verklaring van aangeefster op dat punt in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te voldoen, nu dit de kern van het verweten delict betreft. Het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd kan immers niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten de in de bijlage opgenomen verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de letselrapportage van de forensisch arts.
In de kern ondersteunen deze bewijsmiddelen de uitgeoefende dwang, zoals door aangeefster beschreven en de momenten waarop aangeefster aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat hij tegen haar wil handelde, zoals hiervoor gemarkeerd. Zij heeft dat kort na het incident aan deze getuigen verteld. De letselrapportage houdt in dat het letsel kan zijn ontstaan door de door aangeefster beschreven handelingen van verdachte. De verklaring van verdachte dat er sprake is geweest van liefdevolle seks en alleen strelend aanraken van de borst, wordt er door weerlegd.
4.3.8
Conclusie en bewezenverklaring
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en door voldoende andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks16 februari 2020 te Schüttorf,
althans in de Bondsrepubliek Duitsland,
door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
als passagier, naast nader te noemen [slachtoffer] gezeten in een personenauto, die [slachtoffer]
(krachtig
)om/bij haar hals/keel vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of (daarbij
)haar hals/keel dicht te drukken en
/ofdichtgedrukt te houden en
/of (vervolgens)
het hoofd van die [slachtoffer] naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, penis
te duwen/drukken en
/of (vervolgens)die [slachtoffer]
één ofmeermalen in/tegen haar gezicht te slaan en
/ofvoorbij
iste
gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van
verzet en/ofweerstand van die [slachtoffer] en
/ofmisbruik heeft gemaakt van zijn fysieke
overwicht op die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
-het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
-het
(tong
)zoenen van die [slachtoffer] en/of
-het zoenen in/tegen de hals/nek van die [slachtoffer] en/of
-het ontbloten van een borst en
/of (vervolgens
) (zeer)krachtig te bijten in een tepel
van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de impact die de strafzaak op hem heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het een zeer beangstigende gebeurtenis is geweest. Tijdens de zitting heeft zij verklaard dat ze heeft gevreesd voor haar leven en dat ze ondanks EMDR-therapie nog dagelijks veel last heeft van de verkrachting. Ze heeft een slaapstoornis, paniekaanvallen en heeft moeite om anderen te vertrouwen. Verdachte heeft tijdens het strafproces op geen enkele wijze empathie getoond voor het slachtoffer, ook niet nadat zij tijdens de zitting had verteld wat het met haar heeft gedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie van 5 oktober 2021. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Wel is aan hem een strafbeschikking opgelegd waarmee de rechtbank op de voet van artikel 63 Sr rekening zal houden.
De rechtbank houdt rekening met het reclasseringsadvies van 23 augustus 2021. Daarin is beschreven dat verdachte vindt dat hij met aangeefster met wederzijdse instemming seksueel contact heeft gehad. Het bij de keel pakken (dat verdachte bij de politie ontkende) ziet betrokkene niet als intimiderend, maar vindt hij horen bij een speelse ("kinky") manier van seksueel contact hebben
.Over die volgens verdachte wederzijdse instemming zijn hem tijdens de zitting vragen gesteld. Hij heeft toen verklaard dat hij geen weerstand heeft gemerkt en geen signaal heeft vernomen dat het slachtoffer niet zou willen. Vanwege de ontkenning van verdachte ziet de reclassering geen mogelijkheid voor een reclasseringstoezicht en kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten. De reclassering ziet geen probleem op de leefgebieden en ziet beschermende factoren met name in verdachtes opleiding, werk en relatie met zijn familie. Verder blijkt uit het reclasseringsrapport dat de strafzaak een licht ontwrichtend gevolg heeft op het leven van verdachte en dat hij bij een gevangenisstraf zijn baan zal verliezen en waarschijnlijk zijn woning moet verkopen.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van het gepleegde feit en gelet op de proceshouding van verdachte alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en de impact die de strafzaak op hem heeft zal de rechtbank meewegen bij de hoogte daarvan. Alles afwegende is de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden. Daarom zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.W. Hoevers, advocaat in Enschede, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.130,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 130,-- voor kledingstukken (een rokje, shirt en een bh die door de politie in beslag zijn genomen voor onderzoek. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat een bedrag van € 5.000,-- voor immateriële schade kan worden toegewezen en dat dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De kleding kon terug naar de benadeelde. Zij wenste die kleding echter niet retour te ontvangen, waardoor die kosten voor haar rekening dienen te komen. Voor dat deel dient de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, primair omdat de verdachte moet worden vrijgesproken en subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Er zijn geen bonnen van de kledingstukken overgelegd. Ook de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat sprake is van aantasting in de persoon.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
- Materiële schade
Anders dan de verdediging en de officier van justitie hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade wel voor toewijzing vatbaar is. Hoewel de kleding zou kunnen worden teruggegeven aan de benadeelde, is het volkomen begrijpelijk en te billijken dat zij dat niet wil omdat het de kleding is die zij tijdens de verkrachting droeg. Tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade bestaat voldoende verband om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Wat betreft de hoogte van de gevorderde schade is de vordering voldoende aannemelijk. De rechtbank zal, met gebruikmaking van de haar toekomende schattingsbevoegdheid, de gevorderde materiële schade (een bedrag van € 130,--) daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
-Immateriële schade
Immateriële schade komt slechts voor vergoeding in aanmerking als deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon wordt aangenomen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de bewijs- en de strafmotivering. Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde.
De rechtbank is daarom van oordeel dat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de toelichting op de gevorderde immateriële schade en de toelichting tijdens de zitting blijkt dat de benadeelde nog steeds kampt met een slaapstoornis, paniekaanvallen en moeite heeft om anderen te vertrouwen.
De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde immateriële schade (een bedrag van € 5.000,--) redelijk en billijk, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen voor benadeelde en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld toekennen, zodat de vordering zal worden toegewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.130,-- (vijfduizendhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.130,-- (vijfduizendhonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021.
Mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2020079034. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 mei 2020, pagina 21-28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2020 was ik in Schüttorf. Toen ik daar in de auto zat, ging [verdachte] bij mij in de auto zitten. Op een gegeven moment begon hij mij te zoenen. Toen greep hij mij ineens met beide handen bij mijn keel. Vervolgens begon hij mij weer te zoenen en ik kon daar niet op reageren, ik was helemaal in shock. Toen hij mij zoende en mij bij de keel greep zei hij: “Ik weet wel dat je dit lekker vindt”. Ik zei tegen hem: “Nee, dat weet je niet”. Vervolgens liet hij mij weer los en hij liet merken dat hij meer wilde dan zoenen. Door een opmerking te maken: “Je gaat nu doen wat je moet doen en anders”. Zijn gedrag sloeg ineens om en hij was ineens heel erg dwingend. Ik kreeg er een gevoel bij dat ik moest doen wat hij zei en dat hij anders mij iets zou aan doen. Ik vroeg hem wat hij dan wilde doen, of hij het over de parkeerplaats wilde schreeuwen of zo. Hij greep mij weer bij de keel. Dat kwam op mij over als dat hij mij iets ging aan doen als ik niet deed wat hij zei.
Op dat moment vond ik het niet meer ok. Vanaf het moment dat hij mij bij keel greep vond ik het niet meer ok?. Hij deed zijn broek en onderbroek naar beneden. Hij liet met zijn mimiek zien wat ik moest doen. Hij keek mij aan en keek vervolgens naar zijn penis. Daarna pakte hij mijn hoofd vast met zijn linkerhand en duwde mijn hoofd in de richting van zijn penis. Hij duwde mijn hoofd stevig in de richting van zijn penis. Ik voelde mij al helemaal niet meer veilig bij hem en heb hem toen wel gepijpt en ik hoopte dat hij mij dan met rust zou laten. Ik stopte een aantal keren en keek hem aan met een blik waarvan ik hoopte dat hij zou zien dat ik dit niet wilde. Ik durfde niets meer te zeggen omdat ik bang voor hem was. Hij begon mij wederom te tongzoenen. Dat zoenen voelde voor mij als opluchting omdat ik dan niet meer met zijn penis bezig hoefde te zijn Hij zei toen weer: ”Ik weet dat je dit lekker vindt”. Ik zei toen: ”Nee, dat vind ik niet”. Vervolgens sloeg hij mij een paar keer in mijn gezicht en zei ”Jawel”, ik zei ”Nee, hij zei weer ”Jawel”. Hij pakte mij weer bij de keel. Ik kreeg hierdoor bijna geen lucht meer en snakte naar adem. Toen hij mij weer bij de keel greep ben ik hem gaan aftrekken, ik hoopte dat hij mijn keel dan weer los zou laten en dat ik hem dan niet meer hoefde te pijpen. Hij pakte mij echter weer bij mijn hoofd en duwde mijn hoofd weer richting zijn penis. Ik moest hem weer pijpen. Hij zei op een gegeven moment dat hij bijna klaar kwam. Ik wilde mijn hoofd terug trekken omdat ik niet wilde dat hij in mijn mond klaar kwam, maar dat lukte niet omdat hij mijn hoofd vast hield waardoor hij klaar kwam in mijn mond. Dit dus tegen mijn wil. Hij deed zijn onderbroek en zijn broek weer omhoog en begon te lachen waarop hij zei dat hij eigenlijk nog wel een keer wilde. Waarop ik zei, nee dat wil ik niet. Hij zei toen: “Dan wil ik wat bij jou doen”. Ik zei dat ik dat ook niet wilde. Hij wilde vervolgens met zijn hand tussen mijn benen, ik droeg op dat moment een rokje. Ik hield mijn benen stijf tegen elkaar en vroeg hem op te houden. Hij probeerde met zijn hand steeds verder richting mijn vagina te bewegen maar dat lukte niet omdat ik mijn benen stevig tegen elkaar drukte. Hij leunde vervolgens over mij heen en hij haalde mijn shirt los en ging met zijn hand onder mijn shirt over mijn linker borst. Hij deed mijn bh naar beneden. Ik probeerde hem weg te duwen en vroeg hem op te houden. Ik zei dat ik dit niet wilde. Hij begon mij vervolgens in mijn nek te kussen en ging met zijn hoofd naar mijn borst en begon op de tepel van mijn linkerborst te bijten. Vanaf dat moment ging hij steeds harder op mijn tepel bijten als ik zei ”Hou op”. Op het moment dat hij zo hard beet dat hij mij pijn deed, zei ik ook tegen hem: ”Hou op, je doet mij pijn”. Ik probeerde hem weg te duwen en toen beet hij nog harder. Totdat ik ging schreeuwen van de pijn. Toen ging hij eerst nog door maar ineens stopte hij en sprong van mij af. Ik kwam er thuis achter dat er allemaal bloed in mijn bh zat.
2. Het proces-verbaal van de zitting van 8 november 2021 voorzover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 16 februari 2021 in Schüttorf met aangeefster gezoend in haar auto. Zij heeft mij daarna gepijpt. Ik heb aan haar borst gevoeld en gezogen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 juli 2020, pagina 46, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
[slachtoffer] vertelde mij over haar en [verdachte] en dat er dingen waren gebeurd. Ze vertelde dat ze hem had gepijpt. Ze vertelde ook dat ze last had van haar tepel. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] haar in de tepel had gebeten. Ze appte dat ze thuis was en dat ze last had van haar tepel en dat ze een wondje daar aan had en dat het wat bloedde. We hebben de dag erna nog geappt. Ze gaf in een app-gesprek aan dat ze zich niet fijn voelde bij wat er gebeurd was en dat ze zich niet fijn voelde. Toen zei [slachtoffer] dat zij het gevoel had dat als ze het niet zou doen er ergere dingen zouden gebeuren.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 19 augustus 2020, pagina 51-52, voor zover inhoudende:
V: Wat heeft [slachtoffer] jou verteld over wat haar is overkomen met [verdachte] ?
A: Ze zei dat er iets was gebeurd.
Ze had gezegd dat ze aan het wachten was op [getuige 1] . Toen uiteindelijk ging het [slachtoffer] te ver. Zij heeft wel een paar gezegd dat hij moest stoppen. Hij heeft onder haar bh gezeten. Wat [slachtoffer] mij heeft verteld is dat hij haar steeds harder bij de keel greep en dat hij heel dreigend over kwam. Dat zij hem moest pijpen. Hij kwam heel dreigend over doordat hij steeds harder in haar keel ging knijpen. Hij ging ook in haar tepel bijten en elke keer als ze stop zei dat hij harder ging bijten.
V: Over dat tepel bijten. Heeft ze daar nog wat meer over verteld?
A: Nee, alleen dat, maar ik weet wel dat het helemaal kapot was want dat heeft ze me
laten zien.
V: Hoe heeft ze dat laten zien?
A: Via een foto.
V: Wat zag je op de foto?
A: Dat haar tepel bebloed was en dat ze het had afgeplakt met een gaasje. Ik heb
meerdere foto’s gezien. Ook zonder gaasje.
V: Wat zag je op de foto van haar tepel zonder het gaasje?
A: Ik zag aan de bovenkant van de tepel twee wondjes. De onderkant kon ik niet heel goed zien maar ik zag bloed bij de wondjes boven haar tepel.
5. Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, vijfde lid, Sv, te weten een letselrapportage van S.D. Mensink, forensisch arts, van 24 maart 2020, voor zover inhoudende:
De bloeduitstorting van de linkerborst die tijdens het onderzoek geconstateerd is, is geel verkleurd wat past bij een letsel dat meer dan 24 uur geleden is opgelopen.
Er wordt tijdens het onderzoek een bloeduitstorting van de huid van de borst en een oppervlakkig schaafletsel van de borst geconstateerd. Betrokkene geeft aan dat zij geknepen en gebeten is. Knijpen geeft een samendrukkend geweld op het weefsel wat voor een bloeduitstorting kan zorgen. Bij bijtwonden worden vaak bloeduitstortingen in combinatie met schaafletsel geconstateerd. Indien niet hard is doorgebeten kan enkel oppervlakkig schaafletsel door het schuiven van de ruwe/scherprandige delen van de tanden over de huid. Bij het onderzoek geeft betrokkene aan dat de hals gevoelig is. Een huidverkleuring wordt niet geconstateerd. Kneuzing van weefsel kan gepaard gaan met bloeduitstortingen maar dit kan ook in afwezigheid van een zichtbare bloeduitstorting voorkomen. Daarnaast kunnen oppervlakkige letsels en bloeduitstortingen na 5 dagen al zijn genezen.