ECLI:NL:RBOVE:2021:4288

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
08/107600-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige jongen voor gewapende overval op tankstation met jeugddetentie en taakstraf

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 136 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, voor het plegen van een gewapende overval op een tankstation in Almelo. De jongen was betrokken bij een overval op 29 februari 2020, waarbij hij met een mes in de deuropening stond terwijl een medeverdachte met een pistool de kassa leeghaalde. Een derde verdachte bestuurde de vluchtauto. Naast de jeugddetentie werd er ook een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, zich schuldig had gemaakt aan een gewapende overval, wat niet alleen bedreigend was voor de slachtoffers, maar ook grote onrust in de samenleving veroorzaakte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbaarheid en het feit dat hij voor het eerst met justitie in aanraking kwam. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een voorwaardelijke straf op te leggen om herhaling te voorkomen. De uitspraak is gedaan na een zitting met gesloten deuren op 2 november 2021, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/107600-21 (P)
Datum vonnis: 16 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen:
feit 1:op 29 februari 2020 in Almelo een gewapende overval op [tankstation 1] heeft gepleegd dan wel medeplichtig is geweest aan die overval;
feit 2:op 26 februari 2020 in Geesteren een gewapende overval op [tankstation 2] heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 29 februari 2020, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon genaamd [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker bij [tankstation 1]
, gelegen aan [adres 2] ), heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd tankstation heeft/hebben begeven,
- ( vervolgens) (daarbij) (direct) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden),
- ( vervolgens) (daarbij) naar/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschreeuwd/meegedeeld: "Geld!” en/of “Ik wil alleen het geld”, (waarna die [slachtoffer 1] (een hoeveelheid) geld in een door verdachte(n) meegebrachte tas heeft gestopt);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , op of omstreeks 29 februari 2020, in de gemeente Almelo, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker bij [tankstation 1] ), heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1] (gelegen aan [adres 2]
), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] :
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd tankstation heeft begeven,
- ( vervolgens) (daarbij) (direct) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden),
- ( vervolgens) (daarbij) naar/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd/meegedeeld: "Geld!” en/of “Ik wil alleen het geld”, (waarna die [slachtoffer 1] (een hoeveelheid) geld in een door verdachte meegebrachte tas heeft gestopt);
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 februari 2020, in de gemeente Almelo, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
-in een (gereedstaande) (personen)auto (vluchtauto) op die [medeverdachte 1] te wachten en/of
-(in de (directe) nabijheid van voornoemd tankstation) op de uitkijk te staan;
2
hij op of omstreeks 26 februari 2020, te Geesteren, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een hoeveelheid) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 2] , gelegen aan [adres 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in/tijdens haar functie van/als (algemeen) shop medewerkster), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- ( al dan niet) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of (bivak)muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd(e) (shop van het) tankstation heeft/hebben begeven,
-(vervolgens) (rechtstreeks) naar/achter de kassa(balie) is/zijn gelopen,
-(vervolgens) (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade) heeft/hebben gepakt/gegraaid en/of
-(vervolgens) (tijdens het (weer) naar buiten rennen) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of (dreigend) met een knuppel/machete/zwaard, althans een lang voorwerp heeft/hebben gezwaaid/gedreigd en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd: “Dit is een overval”.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd voor het onder 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 februari 2020 is het [tankstation 2] gelegen aan [adres 3] te Geesteren, Gelderland, overvallen door twee gemaskerde mannen. Een man is tijdens de overval in de deuropening blijven staan met een machete. De andere man rende met een pistool naar de kassa en leegde de kassa. Bij het naar buiten rennen richtte de man het pistool op winkelmedewerkster [slachtoffer 2] en riep: “Dit is een overval”. Beide mannen stapten in een gereedstaande auto, waarvan de kentekenplaten waren afgeplakt met tape. Bij de overval is
€ 561,-- weggenomen.
Verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) deze overval heeft gepleegd. Op een bosperceel, nabij het tankstation, zijn voorbereidingen getroffen voor de overval. Zo werden de kentekens van de vluchtauto afgeplakt met tape, heeft medeverdachte [medeverdachte 2] zich omgekleed en hebben ze alle drie van een T-shirt een bivakmuts gemaakt en deze omgeknoopt. Bij het tankstation is verdachte met een machete en [medeverdachte 2] met een pistool het tankstation binnengegaan. Verdachte is met een machete in de deuropening blijven staan en [medeverdachte 2] heeft de kassa leeggehaald. [medeverdachte 1] is in de gereedstaande auto blijven wachten. Toen verdachte en [medeverdachte 2] weer in de auto zaten, is [medeverdachte 1] weggereden.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 26 februari 2020, pagina’s 24 en 25.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 februari 2020, te Geesteren, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [tankstation 2] , gelegen aan [adres 3] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] in haar functie van algemeen shopmedewerkster, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht, zich in voornoemde shop van het tankstation heeft/hebben begeven,
- naar/achter de kassa(balie) is/zijn gelopen,
- geld uit de kassalade heeft/hebben gepakt/gegraaid,
- tijdens het naar buiten rennen een pistool op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en daarbij heeft/hebben geroepen: “Dit is een overval” en
- met een machete heeft/hebben gezwaaid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 136 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden van een meldplicht, meewerken aan noodzakelijk geachte ondersteuning en een zinvolle vrijetijdsbesteding te worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie, alleen om naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie geen werkstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Verdachte is samen met [medeverdachte 2] het tankstation binnengegaan. Verdachte is met een machete in de deuropening blijven staan terwijl [medeverdachte 2] , gewapend met een pistool, de kassa leeghaalde en het geld meenam. [medeverdachte 1] heeft de gereedstaande vluchtauto bestuurd.
Een dergelijk delict is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor het slachtoffer, maar veroorzaakt ook grote onrust in de samenleving. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich bij het plegen van het feit laten leiden door puur zijn wens naar eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De Raad heeft verschillende rapportages over verdachte uitgebracht. In de meest recente rapportage, van 26 oktober 2021, beschrijft de Raad verdachte als een ogenschijnlijk stoere, maar in werkelijkheid kwetsbare, jongen van negentien jaar, die voor het eerst met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft traumatische gebeurtenissen meegemaakt, zoals het plotselinge vertrek van zijn moeder toen hij twaalf jaar was en het jarenlang ernstig gepest zijn. Verdachte heeft vanwege zijn lage zelfbeeld moeite met het aangaan van “face to face” sociale contacten en heeft uitsluitend online vrienden. Voorafgaand aan het delict was verdachte blij dat hij "eindelijk" vrienden had, waar hij leuke dingen mee kon doen. Verdachte heeft zich vervolgens ongeremd gedragen en is met hen meegegaan in hun alcoholgebruik en blowgedrag. Verdachte heeft zich laten meeslepen en zocht naar waardering en acceptatie. De Raad maakt zich voornamelijk zorgen over het lage zelfbeeld van verdachte, waarbij hij onzekere gedachtes heeft en zich liever nergens wil vertonen. De Raad rapporteert dat het overgewicht van verdachte een grotere rol speelt in zijn leven dan hij tot nu toe heeft laten blijken. Het beperkt hem in zijn psychische en fysiek functioneren. De Raad acht hulpverlening voor verdachte van belang. Daarbij dient aan zijn lichamelijke gezondheid en gewicht te worden gewerkt, waarna er ruimte zou kunnen ontstaan om de trauma's uit het verleden te verwerken. Verdachte zal daarna naar verwachting ook ruimte krijgen voor een adequate vrijetijdsbesteding en kunnen leren hoe hij gezonde sociale contacten aangaat en behoudt. De Raad acht een vervolg van de inzet van jeugdreclassering daarom gewenst. De jeugdreclassering kan in het toezicht aandacht besteden aan de leefgebieden geestelijke gezondheid, vrijetijdsbesteding, relaties en het (zicht krijgen op) verdachtes gedrag online. Verdachte heeft het afgelopen jaar meegewerkt aan toezicht en vooruitgang geboekt, maar voortzetting van toezicht is nodig om de positieve lijn te behouden.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie (waarbij het voorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest) in combinatie met jeugdreclasseringsbegeleiding.
De rechtbank acht oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. De rechtbank heeft er bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee gehouden dat verdachte 46 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd passend en geboden is. Daarnaast dient een voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen opgelegd te worden om verdachte ervan te proberen te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Ook zal de rechtbank verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, opleggen van 120 uren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
136 (honderdzesendertig) dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- een zinvolle vrijetijdsbesteding heeft, waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- draagt de jeugdreclassering (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode [code] ) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van
M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche Twente met nummer 66, gesloten op 10 juli 2021 (onderzoeksnummer ON3R020030 in de zaak [omschrijving 1] en onderzoeksnummer ON2R020023 in de zaak [omschrijving 2] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.