ECLI:NL:RBOVE:2021:4209

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
C/08/263619 / HA ZA 21-110
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van een duurovereenkomst tussen cosmeticagroothandels

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschappen Summery B.V. en Basic Cosmetics B.V. over de opzegging van een duurovereenkomst. Summery, een cosmeticagroothandel, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat BC de overeenkomst onregelmatig had opgezegd en dat zij recht had op schadevergoeding. BC had de samenwerking per 1 oktober 2020 beëindigd met een opzegtermijn van drie maanden, wat Summery als onredelijk beschouwde. De rechtbank oordeelde dat er geen schriftelijke afspraken waren gemaakt over de opzegging en dat de opzegtermijn van drie maanden in dit geval voldoende was. De rechtbank concludeerde dat BC niet tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de opzegging rechtsgeldig was. De vorderingen van Summery werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van BC.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/263619 / HA ZA 21-110
Vonnis van 27 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUMMERY B.V.,
gevestigd te Bornerbroek,
eiseres, verder te noemen Summery,
advocaat mr. M.J.J. van Geel te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASIC COSMETICS B.V.,
gevestigd te Harbrinkhoek,
gedaagde, verder te noemen BC,
advocaat mr. S.J.M. Masselink te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 juni 2021,
  • het e-mailbericht van de griffie van de rechtbank d.d. 29 juli 2021 aan partijen met daarbij vermeld de onderwerpen die in ieder geval ter zitting aan de orde zullen komen,
  • de bij brief van 4 augustus 2021 toegezonden aanvullende producties van de zijde van BC,
  • de bij brief van 9 augustus 2021 toegezonden aanvullende productie van de zijde van BC,
  • de (aanvullende) producties 19 (met bijlagen) en 20 van de zijde van Summery,
  • de, vanwege de maatregelen in verband met het Corona-virus, op voorhand aan de griffie van de rechtbank toegezonden pleitnota’s door partijen,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 19 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Summery is een cosmeticagroothandel voor schoonheidsspecialisten en schoonheidssalons. Summery handelt mede onder de naam Basic Salon Products, Cenzaa Nederland, IK-Skinperfection en Mayee Skincare.
2.2.
BC is een cosmeticagroothandel voornamelijk gericht op opleidingsinstituten. In 2001 heeft BC haar merk Extenso Skincare (hierna: Extenso) gelanceerd.
2.3.
Vanaf (omstreeks) 2002/2003 heeft BC Extenso producten geleverd aan Summery.
2.4.
In 2008 en 2014 heeft Summery Cenzaa respectievelijk Ik Skin Perfection (hierna: ISP) als haar eigen merken gelanceerd.
2.5.
In maart 2020 hebben partijen gesproken over de positionering van hun merken in de markt en hun samenwerking. Op 31 maart 2020 heeft Summery BC een “Plan van Aanpak Extenso” (hierna: het plan van aanpak) gestuurd. [1] In dit plan van aanpak is de volgende tijdlijn opgenomen:
“(…)
Tijdlijn
-
April/mei
Uitwerking stappen 1 en 2 (eigen tijd) en in mei / juni een dagdeel plannen om aan elkaar te presenteren (en voor het trekken van conclusies)
-
Juni
Uitwerking stap 3 (eigen tijd) en eind juni een dagdeel plannen om de presenteren aan elkaar en de gewenste en mogelijke aanpak samenbrengen /bespreken
-
Na de zomer
‘GO’ met of zonder elkaar…
(…)”
2.6.
Op 25 juni 2020 heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden tussen partijen, waarbij BC een presentatie heeft gegeven.
2.7.
Bij e-mailbericht van 30 juni 2020 heeft BC Summery meegedeeld dat zij per
1 oktober 2020 zal stoppen met de levering van Extenso producten aan Summery. In het
e-mailbericht heeft BC toegelicht waarom zij tot dit besluit is gekomen. Op 7 juli 2020 heeft BC aan Summery het besluit mondeling toegelicht.
2.8.
Bij e-mailbericht van 21 juli 2021 heeft Summery gereageerd op het hiervoor genoemde mailbericht van 30 juni 2020. Bij e-mailbericht van 22 juli 2020 heeft BC hierop gereageerd en meegedeeld dat haar standpunt ongewijzigd blijft.
2.9.
Op 1 september 2020 heeft Summery bij BC een bestelling geplaatst voor een bedrag van € 87.195,35 aan Extenso producten. BC heeft deze bestelling niet (geheel) geaccepteerd gezien de in haar ogen excessief hoge bestelde aantallen en heeft de bestelling aangepast tot een bedrag van € 26.670,54 (exclusief BTW). Vervolgens is er tussen partijen op 10 september 2020 telefonisch contact geweest en bij e-mailbericht van
11 september 2020 heeft Summery BC meegedeeld dat zij, aangezien BC de oorspronkelijke bestelling niet in zijn geheel wil leveren, genoodzaakt is om de bestelling aan te passen tot een bedrag van € 13.818,89.
2.10.
Op 17 september 2020 is Summery (met terugwerkende kracht) gefuseerd met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cenzaa Nederland B.V. (hierna Cenzaa Nederland).
2.11.
Bij brief van 29 september 2020 heeft de advocaat van Summery richting BC gereageerd op het voornemen om de levering van Extenso producten per 1 oktober 2020 stop te zetten en is BC - kort gezegd - aansprakelijk gesteld voor de schade die Summery lijdt en zal lijden als gevolg van de handelwijze van BC.
2.12.
Op 8 oktober 2020 heeft BC aan Summery een creditnota van € 18.976,53 (exclusief BTW) gestuurd in verband met de door Summery aan BC geretourneerde Extenso producten.
2.13.
Bij brief van 9 oktober 2020 heeft de advocaat van BC gereageerd op de eerdergenoemde brief van de advocaat van Summery van 29 september 2020.
2.14.
Op 13 november 2020 heeft Summery bij BC een bestelling geplaatst voor een bedrag van € 9.780,32. Bij e-mailbericht van 16 november 2020 heeft BC Summery meegedeeld dat zij deze bestelling niet in behandeling neemt.

3.Het geschil

3.1.
Summery vordert (samengevat), dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat BC de distributieovereenkomst met Summery
onregelmatig heeft opgezegd alsmede onrechtmatig jegens Summery heeft gehandeld;
II. BC veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding van € 402.312,--, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2020 tot het moment van algehele voldoening,
III. BC veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
BC voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zij ruim 18 jaar hebben samengewerkt, dat zij hun afspraken niet schriftelijk hebben vastgelegd en dat zij geen regeling voor opzegging dan wel beëindiging van hun samenwerking zijn overeengekomen. Evenmin is tussen partijen in geschil dat BC Extenso producten leverde aan Summery ten behoeve van schoonheidsspecialisten en schoonheidssalons.
Exclusiviteit
4.2.
Partijen twisten over de vraag of de overeenkomst tussen hen een exclusief karakter had. Summery stelt dat hiervan sprake was en verwijst daarbij onder meer naar de overgelegde verklaringen van de heer [X] , directeur van Summery, en mevrouw
[Z] , productmanager bij Summery [2] , en de mailberichten van BC aan potentiële klanten van Extenso producten [3] . BC betwist dit en stelt dat zij haar Extenso producten ook verkocht aan andere groothandels en dat Summery derhalve niet het alleenrecht had op verkoop en levering van Extenso producten.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de overeenkomst tussen partijen enige vorm van exclusiviteit. Door BC is erkend dat zij (potentiële) klanten die een eigen schoonheidssalon met Extenso producten wilden starten doorverwees naar Summery en dat daarbij het uitgangspunt was dat het complete Extenso assortiment exclusief door Summery werd aangeboden aan deze salons. Bovendien blijkt uit de door Summery overgelegde mailberichten van BC ook dat potentiële klanten voor Extenso producten door BC werden doorverwezen naar Summery. Zo volgt uit het mailbericht van 26 augustus 2011 dat BC zich richt op opleidingsinstituten, dat zij niet levert aan cosmeticagroothandelaren en dat de distributie van Extenso producten is voorbehouden aan Summery.
(On)regelmatige opzegging
4.4.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of BC de overeenkomst tussen partijen, die zich kenmerkt als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, al dan niet onregelmatig heeft opgezegd door een opzegtermijn van drie maanden in acht te nemen en geen aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding te doen.
4.5.
Summery stelt zich - samengevat weergegeven - op het standpunt dat BC door een opzegtermijn van slechts drie maanden te hanteren een verre van redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen en dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van Summery. De omstandigheden die Summery in dat kader van belang acht zijn het plotsklaps en zonder zwaarwegende redenen opzeggen van de overeenkomst, het niet bieden van hersteltermijnen, het exclusieve karakter en de (lange) duur van de overeenkomst tussen partijen, de afhankelijkheid van Summery van de verkoop van Extenso producten (omzetaandeel van Extenso producten is 30% met een (gestabiliseerde) omzet van
€ 500.000,-- per jaar), de onmogelijkheid om binnen drie maanden een passende productlijn voor haar klanten te realiseren door middel van productontwikkeling dan wel op zoek te gaan naar een andere leverancier, de vele investeringen en handelsactiviteiten die Summery heeft verricht met het oog op de exclusieve levering van Extenso producten (onder andere het opzetten van een uitgebreide webshop) die nu waardeloos zijn geworden, het door BC beletten van de mogelijkheden om schadebeperkende maatregelen te treffen (onder meer door een verbod om de achterblijvende voorraad te verkopen) en de gevolgen van de beëindiging van de overeenkomst voor Summery. Gelet op de aard, inhoud en duur van de overeenkomst alsmede de aan de orde zijnde bijkomende feiten en omstandigheden, meent Summery dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat BC een opzegtermijn van minimaal 24 maanden had moeten hanteren, althans in ieder geval een zodanige opzegtermijn teneinde haar in de gelegenheid te stellen de schade te beperken door een nieuwe productlijn te ontwikkelen dan wel te zoeken voor haar klanten. Summery stelt dat door de onregelmatige opzegging van de overeenkomst BC toerekenbaar is tekortgeschoten in haar leveringsverplichtingen jegens Summery dan wel dat BC onrechtmatig jegens Summery heeft gehandeld door Summery geen (schade)vergoeding aan te bieden en daarnaast Summery te beletten om haar geleden schade te beperken. Summery stelt dan ook dat BC aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden door de onregelmatige opzegging en haar onrechtmatige handelwijze. De schade wordt begroot op € 402,312,-- (€ 373.105,-- aan winstderving, € 22.500,-- aan onverkochte/ onverkoopbare waardeloze voorraad en € 6.707,-- aan waardeloos geworden investeringen). Summery meent dat ten aanzien van een te betalen (schade)vergoeding wegens het hanteren van een te korte opzegtermijn eveneens aansluiting moet worden gezocht bij het bedrag van € 402.312,--.
4.6.
BC betwist dat de redelijkheid en billijkheid mee zouden brengen dat zij een opzegtermijn van 24 maanden had moeten hanteren of een (schade)vergoeding aan Summery had moeten aanbieden. Volgens haar is uitgangspunt dat een duurovereenkomst van onbepaalde tijd in beginsel ten allen tijde kan worden opgezegd. BC is van mening dat een opzegtermijn van 3 maanden, het uitleveren van gebruikelijke bestellingen en het terugnemen van de door Summery aangegeven voorraad tegen dezelfde (verkoop)prijs meer dan billijk is en zij meer dan noodzakelijk rekening heeft gehouden met de belangen van Summery. De omstandigheden die BC in dit kader van belang acht zijn dat uit niets blijkt dat Summery plotsklaps haar omzet is verloren, Summery geenszins afhankelijk is van het merk Extenso, de focus van Summery sinds 2016 niet meer bij het merk Extenso lag, maar bij de eigen merken Cenzaa en ISP waardoor het omzetaandeel van Extenso in 2019 slechts 11% bedroeg, de inkoopwaarde van door Summery ingekochte Extensproducten al vanaf 2015 daalde, terwijl er meer klanten werden doorverwezen, er vanaf 2017 meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden over de prioritering van het merk Extenso en de samenwerking tussen partijen, het Summery zelf is geweest die in 2020 meende dat partijen wellicht na zo’n lange tijd uit elkaar zouden zijn gegroeid en een voorstel tot “Go or No Go” wat betreft de samenwerking heeft gedaan, Summery, anders dan BC, geen plan van aanpak ter zake de positionering van de merken had opgesteld en na de opzegging door BC tot september 2020 geen actie heeft ondernomen richting haar klanten. Bovendien blijkt uit niets dat Summery investeringen heeft gedaan en zo deze al zijn gedaan dan zijn deze hoofdzakelijk gedaan voor de lancering van de eigen productlijnen van Summery, daar Extenso minimaal zichtbaar is op de website.
4.7.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.8.
Indien de wet en de overeenkomst niet voorzien in een regeling voor de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. [4]
4.9.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat Summery, nu zij zich beroept op
artikel 6:248 BW (in aanvullende of beperkende zin), in dit verband omstandigheden moet stellen, onderbouwen en bij betwisting bewijzen die maken dat op grond van artikel
6:248 BW opzegging niet mogelijk is dan wel dat een langere opzegtermijn had moeten worden gehanteerd of een schadevergoeding had moeten worden aangeboden.
4.10.
De rechtbank is tegen voormelde achtergrond van oordeel dat Summery geen omstandigheden heeft aangedragen op grond waarvan tot het oordeel zou moeten worden gekomen dat BC de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van minstens
24 maanden, althans langer dan drie maanden, of tegen betaling van een schadevergoeding had moeten opzeggen. Dit wordt hierna toegelicht.
4.11.
Hoewel door Summery is gesteld dat de opzegging zijdens BC voor haar onverwacht was, is die stelling door BC gemotiveerd betwist en door Summery niet nader onderbouwd. De rechtbank verwijst in dit verband naar het door Summery opgestelde plan van aanpak dat – zo is tussen partijen niet in geschil – is opgesteld nadat partijen al enige tijd meningsverschil hadden over de wijze waarop Extenso door Summery in de markt werd gezet. De meningsverschillen kwamen er onder meer op neer dat volgens BC het aantal bestelde Extenso producten door Summery al jaren afnam en Extenso bij Summery steeds meer naar de achtergrond verdween. Hoewel die stelling door Summery is betwist, is die betwisting niet voldoende gemotiveerd. BC heeft er immers op gewezen dat Summery zelf haar omzet kon bepalen, omdat Summery een kortingspercentage van 55% had en haar eigen verkoopprijs bepaalde. Bovendien maakt Summery in het plan van aanpak melding van dalende dan wel onvoldoende verkoop van Extenso producten. Verder blijkt uit het plan van aanpak dat partijen een tijdlijn hadden afgesproken met een tweetal momenten waarop partijen presentaties zouden houden en dat er na de zomer een “GO’, met of zonder elkaar” zou volgen. Door Summery is niet betwist dat tijdens het gesprek op 4 maart 2020 is gezegd dat partijen misschien na 18 jaar uit elkaar zouden gaan. Hoewel dit volgens Summery grappend is gezegd en als een knipoog moest worden gezien, wordt die stelling door BC weersproken en door Summery niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het ook niet voor de hand om de passage “’GO’, met of zonder elkaar…” in het naderhand door Summery opgestelde plan van aanpak expliciet op te nemen, als uit elkaar gaan na bespreking van de presentatie geen reële optie zou zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank past dit ook binnen de context van de redenen waarom er besprekingen tussen partijen plaatsvonden. In zoverre is er dus geen sprake geweest van een onverwachte opzegging zijdens BC.
4.12.
De eisen van redelijkheid en billijkheid vergen naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat BC bij deze opzegging een langere opzegtermijn dan drie maanden in acht had behoren te nemen. Weliswaar was er sprake van een langdurige samenwerking met een bepaalde mate van exclusiviteit tussen partijen, maar dit neemt niet weg dat Summery, gelet op al het hiervoor overwogene, er voorafgaande aan de opzegging ook rekening mee hield, althans moest houden dat er na de zomer van 2020 een einde aan de samenwerking zou komen. Zij heeft deze optie immers zelf, onder meer met de passage “’GO’, met of zonder elkaar…” , naar voren gebracht. Dat uiteindelijk BC (en niet Summery of partijen gezamenlijk) tot de conclusie is gekomen dat zij geen heil meer zag in een verdere samenwerking, maakt dit niet anders.
4.13.
Het voorgaande klemt temeer nu niet in geschil is dat BC op 25 juni 2020
– conform het plan van aanpak – een presentatie heeft gegeven, terwijl dat Summery tegen de afspraken in, geen presentatie heeft gehouden en zich daarmee dus ook niet aan haar eigen plan van aanpak hield. Dat tijdens de mondelinge behandeling door mevrouw [Y] in dit verband nog is verklaard dat Summery wel een presentatie in voorbereiding had, maar dat die nog niet geheel gereed was en dat dit ook aan het begin van de bijeenkomst aan BC was meegedeeld, doet aan het voorgaande geen afbreuk. De rechtbank stelt vast dat, zoals ook door BC naar voren is gebracht, uit het plan van aanpak blijkt dat het de bedoeling was dat partijen allebei een presentatie zouden geven. Bovendien zijn de (voorbereidende stukken van de) presentatie ook niet tijdens de bijeenkomst of vlak daarna (bijvoorbeeld op 26 juni 2020) gedeeld met BC. Deze stukken zijn verder ook niet in deze procedure ingebracht, zodat de rechtbank daaraan voorbij zal gaan.
4.14.
Voor zover Summery nog stelt dat zij in grote mate afhankelijk is van de verkoop van Extenso producten, zodat een opzegging om die reden niet, althans niet zonder een opzegtermijn van 24 maanden, althans langer dan drie maanden, mogelijk was, overweegt de rechtbank dat ook die stelling onvoldoende is onderbouwd. Uit de door Summery gepresenteerde omzetcijfers van de drie van belang zijnde merken in 2019 volgt immers dat de omzet van de verkoop van Extenso producten slechts 11% bedroeg van de totale omzet van Summery. De omstandigheid dat Summery in 2020 met terugwerkende kracht is gefuseerd met Cenzaa Nederland en aldus die 11% een vertekend beeld zou geven, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de (onbetwiste) stelling van BC dat Summery de ondernemingen ook voor de fusie als één geheel (naar buiten toe) heeft gepresenteerd. Die stelling vindt bovendien steun in het feit dat de webshop van Summery bedoeld was voor alle drie haar merken, terwijl de overeenkomst met de ontwikkelaar blijkens de verklaring van Summery ter zitting reeds in 2019 – dus voor de fusie – was gesloten. Voor zover Summery omzet derft omdat zij nu een ander product ter vervanging moet ontwikkelen of zoeken komt, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico. Bovendien kan uit de omzetcijfers van de thans gefuseerde onderneming worden afgeleid dat de eventuele schade aan de zijde van Summery als gevolg van de fusie beperkt is gebleven.
4.15.
Voor zover Summery – tot slot – stelt dat zij zodanig specifieke op het merk Extenso gerichte investeringen heeft gedaan, dat die zouden moeten leiden tot een langere opzegtermijn dan drie maanden, is ook die stelling onvoldoende onderbouwd en kan die stelling daarom aan het voorgaande geen afbreuk doen. Summery voert in dit verband met name aan dat zij heeft geïnvesteerd in het opzetten van een uitgebreide webshop. Uit de verklaringen van de zijde van Summery tijdens de mondelinge behandeling volgt echter dat het platform/raamwerk van de webshop(s) betrekking heeft op alle merken, dus ook de merken die Summery thans nog steeds verkoopt, en derhalve niet specifiek zag op het merk Extenso. Evenmin is gesteld, noch gebleken, dat het specifiek voor Extenso op te richten deel van de webshop al gereed was. De (enkele) blote stelling van Summery dat de webshop van Extenso als eerste zou worden gelanceerd, is in het licht van de betwisting door BC onvoldoende. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. Bovendien zijn de door Summery gestelde investeringen en de daarmee gepaard gaande bedragen ook niet (voldoende) onderbouwd.
Aanbod tot (schade)vergoeding
4.16.
Voor zover door Summery nog is betoogd dat BC gehouden was om haar een aanbod tot (schade)vergoeding te doen, overweegt de rechtbank dat dit betoog niet slaagt. Door aan de opzegging van de overeenkomst een opzegtermijn van drie maanden te verbinden en Summery daarnaast de gelegenheid te bieden om de bij Summery aanwezige voorraad van Extenso producten uit 2019 en 2020 te retourneren tegen de destijds geldende prijzen, heeft BC Summery naar het oordeel van de rechtbank voldoende compensatie geboden. Summery heeft ook gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om voorraad te retourneren en zij heeft hiervoor een bedrag van € 18.976,53 (excl. BTW) ontvangen. Dat Summery er kennelijk voor heeft gekozen om niet haar gehele voorraad Extenso producten te retourneren, en daarmee met een onverkoopbare voorraad is komen te zitten, komt voor haar eigen rekening en risico. Gesteld noch gebleken is dat BC niet bereid was om deze voorraad terug te nemen. In het verlengde van het vorenstaande kan evenmin worden geconcludeerd dat BC Summery heeft belet in de mogelijkheden om haar schade te beperken.
4.17.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd en BC derhalve niet op grond daarvan is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst.
Contractuele verplichtingen gedurende de opzegtermijn
4.18.
Contractuele verplichtingen blijven blijkens de rechtspraak gelden tot de datum waarop de desbetreffende duurovereenkomst eindigt. Bij het vaststellen van de rechten en verplichtingen van partijen in de periode tussen de opzegging en de dag waartegen is opgezegd, moeten evenwel alle relevante omstandigheden in aanmerking worden genomen en niet slechts de inhoud, het tijdbeslag en hetgeen gebruikelijk is in de handelsrelatie tussen partijen. [5]
4.19.
Summery stelt dat BC door een gedeelte van de door Summery gedane bestelling te weigeren tijdens de looptijd toerekenbaar tekort geschoten is in haar leveringsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst, waardoor zij schade heeft geleden. BC stelt daarentegen dat Summery in september 2020 een excessief en ongebruikelijk grote bestelling van € 87.195,35 heeft geplaatst, die zij niet geheel kon uitvoeren. BC heeft dit kenbaar gemaakt aan Summery en aangeboden een bestelling van € 26.670,54 te kunnen leveren. Daarop heeft Summery besloten om zelf haar bestelling aan te passen en een bestelling voor een bedrag van € 12.433,33-- te plaatsen, aldus BC. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft BC een overzicht overgelegd waaruit blijkt wat de normale omvang van de bestellingen van Summery was. Daarnaast heeft BC verwezen naar de gevoerde correspondentie tussen partijen over deze bestelling. [6] Verder is tijdens de mondelinge behandeling van de zijde van Summery erkend dat de door haar gedane bestelling in september 2020 qua omvang ruim meer was dan een normale bestelling. Het doel van deze grote bestelling was om klanten nog maanden te kunnen bedienen en om deze tijd te benutten om te kijken of er nog iets geregeld kon worden tussen partijen.
4.20.
Gelet op deze stellingen van partijen, bezien tegen de achtergrond van voornoemde rechtspraak, was BC in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet verplicht om de bestelling van september 2020 uit te voeren, in het bijzonder nu tussen partijen niet (meer) in geschil is dat de door Summery geplaatste bestelling qua omvang ongebruikelijk was. De door BC gehanteerde handelwijze tijdens de opzegtermijn, inhoudende het aanbod om een bestelling van een kleinere omvang te leveren, komt de rechtbank niet onredelijk voor. Dat Summery hier niet op in is gegaan en de bestelling heeft gewijzigd tot een (lager) bedrag van € 13.818,89 is een keuze die zij zelf heeft gemaakt en kan BC niet worden verweten. Andere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn door Summery niet aangevoerd. Dit betekent dat BC niet tekort is geschoten in haar leveringsverplichtingen tijdens de opzegtermijn van de overeenkomst.
4.21.
Voor zover Summery nog heeft betoogd dat zij door BC is belet om haar schade te beperken, doordat BC heeft geweigerd de bestelling van 13 november 2020 in behandeling te nemen, slaagt ook dat betoog niet. Zoals ook door BC is aangevoerd betreft het een bestelling na de opzegtermijn, zodat er voor BC ook geen verplichting bestond om aan deze bestelling gehoor te geven.
Onrechtmatig handelen
4.22.
Aan haar vorderingen heeft Summery ook onrechtmatig handelen van BC ten grondslag gelegd. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de rechtbank van oordeel is dat BC met betrekking tot de opzegging van de duurovereenkomst tussen partijen niet onrechtmatig heeft gehandeld. Voor zover de onrechtmatigheid is gestoeld op ander handelen van BC is de rechtbank van oordeel dat Summery dit onvoldoende geconcretiseerd heeft onderbouwd. Summery heeft weliswaar gesteld dat BC een werkneemster van haar heeft
“weggekaapt”, maar dit is gemotiveerd betwist door BC, zodat het op de weg van Summery had gelegen om deze stelling nader te concretiseren en te onderbouwen. Dat heeft zij nagelaten.
Conclusie en proceskosten
4.23.
Nu er geen sprake is van een onregelmatige opzegging dan wel onrechtmatig handelen door BC tegenover Summery zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen. De gevorderde schadevergoeding zal eveneens worden afgewezen.
4.24.
Summery zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BC worden vastgesteld op € 10.628,-- (€ 4.200,-- aan griffierecht en € 6.428,-- salaris advocaat (2 punten × tarief € 3.214,--).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Summery in de proceskosten die aan de zijde van BC tot heden worden vastgesteld op € 10.628,--,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.A.M. Booijink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021. [7]

Voetnoten

1.Productie 3 bij de conclusie van antwoord.
2.Productie 4 en 5 bij de dagvaarding.
3.Productie 6 tot en met 8 bij de dagvaarding.
4.Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141, r.o. 3.6.2 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
5.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2694, r.o. 5.26 en Hoge Raad 29 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2657, r.o. 3.5.
6.Productie 5 en 6 bij de conclusie van antwoord.
7.type: