4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op de avond van 14 januari 2020 in de woning aan [adres 2] is geweest samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat zij na afloop van de avond pijn had aan haar gezicht en zich niets meer kon herinneren van wat er in de woning precies is gebeurd.
Voorts kan op basis van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden vastgesteld dat zij die avond op een bepaald moment in de slaapkamer alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij deze seks ook gelijktijdig heeft plaatsgevonden.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of deze seks met [slachtoffer] al dan niet vrijwillig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevindt zich de getuigenverklaring van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat zij in de avond van 14 januari 2020 in de woning van [medeverdachte 1] was, samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op een moment bewusteloos is geraakt, op de bank weer is bijgekomen en dat zij zich van de avond niets meer kan herinneren. [slachtoffer] had bij thuiskomst een blauw oog en zij heeft verklaard dat zij pijn had.
Voorts bevindt zich in het dossier de getuigenverklaring van [getuige 4] , de vriendin van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op de avond van 14 januari 2020 rond 23:00 uur facetimede en dat [slachtoffer] helemaal in paniek was en aan het huilen was. Tevens vertelde [slachtoffer] dat ze veel pijn had aan haar gezicht en aan haar nagels en dat ze was geslagen. Uit de getuigenverklaring van [getuige 4] is voorts gebleken dat [getuige 4] samen met haar moeder naar [slachtoffer] is gaan zoeken en zij haar op straat tegenkwamen en dat [slachtoffer] toen in paniek was en hard aan het huilen was en een blauw oog had. Binnen bij de moeder van [slachtoffer] zei [slachtoffer] steeds ‘ik weet het niet meer’.
In het dossier bevindt zich tevens de getuigenverklaring van [getuige 5] , het ex-vriendje van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat hij op 14 januari 2020 rond 24:00 uur door [slachtoffer] werd gebeld en [slachtoffer] aan hem vertelde ‘ik ben geslagen en verkracht’. Hierop is [getuige 5] direct naar [slachtoffer] toegegaan, die bij het winkelcentrum in Stadshagen was. [getuige 5] zag [slachtoffer] buiten staan en sprak haar aan. [slachtoffer] was verward, was niet zichzelf en was ook bang. Tevens heeft [getuige 5] verklaard dat [medeverdachte 2] , toen [getuige 5] hem sprak, op dat moment aan de medeverdachten vroeg ‘we hebben [slachtoffer] toch niet verkracht?’ en dat [medeverdachte 2] voorts vertelde dat [slachtoffer] tegen de tafel aan was gevallen en dat [slachtoffer] daarom een blauw oog had.
Verder bevindt zich in het dossier de aangifte van de moeder van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] op 14 januari 2020 om 00:30 uur appte dat ze naar huis kwam. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] binnenkwam en erg verward was. Tevens had zij een blauw oog en rook zij naar sterke drank. [slachtoffer] moest hard huilen en zei steeds ‘ik weet niks meer’.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , vriendin [getuige 4] en [getuige 5] niet uitsluitend zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan hen heeft verteld, maar dat deze verklaringen ook hun eigen waarnemingen bevatten van de gemoedstoestand van [slachtoffer] direct na het ten laste gelegde feit. De rechtbank ziet in bedoelde waarnemingen, in samenhang met de rest van de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , [getuige 4] en [getuige 5] , een bevestiging van de verklaring van [slachtoffer] dat zij zich niets meer kan herinneren en pijn had aan haar gezicht en de betrouwbaarheid daarvan. Daarbij wordt de getuigenverklaring van [slachtoffer] nog ondersteund door de letselrapportage, waaruit is gebleken dat [slachtoffer] een blauw oog had en diverse andere verwondingen over haar hele lichaam, welk letsel kan zijn ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen of stoten.
Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op 15 januari 2020 – en derhalve één dag later – in de bus zat toen zij van [getuige 1] een telefoontje kreeg dat hij een filmpje had gezien van de vorige avond waarop te zien was dat [slachtoffer] werd geslagen en werd verkracht en knock-out was.
De rechtbank stelt vast dat na uitvoerig politieonderzoek het betreffende filmpje niet is aangetroffen en derhalve niet door de politie kon worden bekeken.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of dit filmpje heeft bestaan.
Uit het dossier is gebleken dat een verbalisant op 15 januari 2020 om 20:19 uur – en derhalve zéér kort na het incident – getuige [getuige 1] telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 1] verklaarde dat hij het filmpje had bekeken, maar dit filmpje niet zelf in zijn bezit had. [getuige 1] verklaarde dat hij schrok van het filmpje. Hij herkende [slachtoffer] en hij zag dat zij geslagen en terwijl ze knock-out was, verkracht werd. [getuige 1] wilde de naam van de vriend die het filmpje in zijn bezit had niet noemen.
Op 15 januari 2020 om 20:41 uur heeft de verbalisant nogmaals telefonisch contact met [getuige 1] gehad en deelde [getuige 1] mee dat zijn vriend het filmpje net had verwijderd en dat het filmpje niet meer terug te halen was. [getuige 1] verklaarde verder dat het filmpje een instagram video call was en dat zijn vriend werd gebeld door verdachte via diens Instagramaccount [instagramaccount] .
Op 16 januari 2020 heeft een verbalisant nogmaals met [getuige 1] gebeld. [getuige 1] verklaarde dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] knock out werd geslagen door een onbekende jongen, dat ze daarna over haar gezicht werd geaaid en geduwd en dat een voet in haar gezicht wreef. Hierna kreeg [slachtoffer] een lul in haar mond. Dat deed medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarna ging [medeverdachte 1] bovenop [slachtoffer] zitten en gingen ze vrijen. [slachtoffer] lag op haar buik en [medeverdachte 1] deed het van achteren.
Uit een proces-verbaal van bevindingen is voorts gebleken dat een verbalisant getuige [getuige 2] op 16 januari 2020 om 17:15 uur telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 2] heeft verklaard dat hij via [getuige 1] een filmpje had gezien, waarop te zien was dat [slachtoffer] mishandeld werd en verkracht. [getuige 2] heeft verklaard dat de vriend van [getuige 1] gebeld zou zijn en dat die vriend van [getuige 1] toen een filmopname van dat videogesprek had gemaakt.
Vervolgens heeft [getuige 2] op 28 januari 2020 een getuigenverklaring afgelegd bij de politie, waar hij heeft verklaard dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] op bed lag. Ze had een hemd aan en een roze of rode string. [slachtoffer] kreeg wat te drinken en lag knock-out. Naast haar lag een jongen die haar aanraakte over haar rug, alsof ze getroost werd. Eerst lag [slachtoffer] op haar buik en daarna op haar rug. [getuige 2] heeft verklaard dat hij vier jongens op het filmpje zag.
Na politieonderzoek is gebleken dat de vriend van [getuige 1] en [getuige 2] die het filmpje op zijn telefoon had, ene ‘ [getuige 3] ’ was. Dit is getuige [getuige 3] . [getuige 3] heeft op 4 maart 2020 bij de politie verklaard dat hij inderdaad een schermopname van het filmpje had gemaakt, omdat hij schrok van wat hij zag en het zielig vond voor het meisje. [getuige 3] heeft verklaard dat hij op het filmpje eerst het gezicht van een vriend zag en dat daarna de camera draaide en hij schrok. Het waren livebeelden en hij zag drie of vier jongens op het filmpje. Hij zag ook een meisje en het was seksueel geweld. Het meisje droeg een roze slipje en iets wits en het leek alsof het meisje aan het slapen was. Ze lag op een bed of een matras.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat er wél sprake is geweest van een filmpje dat tijdens de groepsseks op de avond op 14 januari 2020 is opgenomen. [getuige 1] en [getuige 2] hebben zéér kort na het incident bij de politie verklaard over het filmpje waarop te zien is dat [slachtoffer] is mishandeld en is verkracht. Ook [getuige 3] heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gezien en dat seksueel geweld te zien was.
De rechtbank acht deze drie getuigenverklaringen geloofwaardig, omdat zij onafhankelijk van elkaar verklaren dat sprake was van een meisje in een roze string en dat zij schrokken van het filmpje. De gedetailleerdheid dat [slachtoffer] die avond een roze string droeg, hetgeen klopt met hetgeen is opgetekend in het proces-verbaal ten aanzien van het forensisch onderzoek aan het ondergoed van [slachtoffer] , kunnen de getuigen [getuige 2] en ‘ [getuige 3] ’ alleen maar weten, omdat ze het filmpje daadwerkelijk hebben gezien. Getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] op het filmpje herkend. Voorts hebben zij naar het oordeel van de rechtbank geen enkel belang om hierover te liegen. Dat de drie personen geen namen willen noemen of geen verdere getuigenverklaring bij de politie willen afleggen, doet niets af aan de geloofwaardigheid dát er een filmpje is geweest en dat op dat filmpje [slachtoffer] was te zien, waarbij [slachtoffer] bewusteloos was en de verdachten seksuele handelingen met haar verrichtten.
Dat er daadwerkelijk een filmpje is geweest, wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 6] , de vriendin van verdachte destijds. Zij heeft op 3 maart 2020 bij de politie verklaard dat zij van verdachte zelf had gehoord dat hij die avond erbij was en dat die avond een filmpje is gemaakt waar [slachtoffer] op stond. Op het filmpje had [slachtoffer] seks met meerdere jongens, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Voorts heeft zij verklaard dat verdachte had verteld dat de telefoons van de jongens in beslag waren genomen, maar dat zij zich hierover geen zorgen maakten, omdat het filmpje voor die tijd al was verwijderd.
De aanwezigheid van het filmpje wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door diverse WhatsAppgesprekken, die in het dossier zitten.
Zo is bij het onderzoek aan de telefoon van [getuige 1] een WhatsAppgesprek aangetroffen van 15 januari 2020 om 14:33 uur tussen [getuige 1] en [getuige 2] , waarin zij samen spreken over het filmpje en [getuige 1] naar [getuige 2] appt dat hij ‘ [getuige 3] ’ erbuiten heeft gehouden.
En voorts is in zijn telefoon een chatgesprek aangetroffen tussen [getuige 1] en [naam] , zijnde de kickbokstrainer, waarin wordt gesproken over het filmpje en dat het echt niet kan wat er is gebeurd en dat [getuige 1] appt ‘puur ook het feit dat ze buiten bewust was en dan nog het lef hebt om dr te neuken en zn lul in haar mond te stoppen’.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aanwezigheid van het filmpje tot slot nog ondersteund door een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] en een chatbericht tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , waaruit is gebleken dat de verdachten zelf onderling ook hebben gesproken over het filmpje.
Zo wordt in een tapgesprek op 22 maart 2020 tussen verdachte en [medeverdachte 1] gesproken over [getuige 1] en het filmpje en dat ze denken dat hij het filmpje niet heeft, omdat ‘de politie hen anders al had geklemd’. In een chatgesprek op 22 maart 2020 dat is aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt besproken ‘waar het filmpje is, maar dat zij het hadden verwijderd en [medeverdachte 2] het heeft gefixt’.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een filmpje is gemaakt op 14 januari 2020 in de slaapkamer in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , toen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] seks hadden met [slachtoffer] . Daarbij is op het filmpje te zien dat [slachtoffer] werd geslagen, buiten bewustzijn was en om die reden geen weerstand kon bieden, terwijl de seks plaatsvond. Dat op de avond van 14 januari 2020 daadwerkelijk sprake is geweest van seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij sprake was van gelijktijdigheid wordt voorts ondersteund door de eigen verklaringen van de drie verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is tevens sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk in de slaapkamer zijn geweest waar zij vervolgens seks hebben gehad met [slachtoffer] . De verdachten hebben verklaard dat zij alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit neuken, pijpen en aftrekken en dat dit tevens tegelijk heeft plaatsgevonden. Tijdens deze groepsseks heeft verdachte gefilmd. Na afloop hebben de drie verdachten [slachtoffer] gezamenlijk naar huis gebracht.
Gelet op de hierboven omschreven gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, vóór, tijdens en na het binnengaan van de slaapkamer, een en ander in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat op 14 januari 2020 sprake is geweest van een situatie waarin verdachte en diens medeverdachten nauw en bewust met elkaar samenwerkten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat aangeefster vrijwillig seks met verdachte heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet van vrijwilligheid mocht uitgaan, nu [slachtoffer] tijdens die avond in elk geval op een essentieel moment buiten bewustzijn is geweest en derhalve geen of onvolkomen weerstand kon bieden en er tevens sprake was van een fysieke, numerieke en feitelijke overmacht door verdachte en zijn medeverdachten. Onder die omstandigheden was er op dat moment geen sprake van vrijwilligheid.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 14 januari 2020 heeft schuldig gemaakt aan verkrachting in vereniging.