ECLI:NL:RBOVE:2021:4203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
08.198449.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsverkrachting van een bewusteloos meisje in Zwolle met filming en verspreiding op sociale media

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, waaronder een 21-jarige en twee 20-jarige, die op 14 januari 2020 in Zwolle een 17-jarig meisje hebben verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen het slachtoffer, dat bewusteloos was, in de slaapkamer van een van hen hebben verkracht. De mishandeling en verkrachting zijn gefilmd en vervolgens gedeeld op Instagram. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en hen verplicht om een schadevergoeding van 7.500 euro aan het slachtoffer te betalen. Een 22-jarige man is vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en heeft vastgesteld dat er sprake was van geweld en een situatie van fysieke en numerieke overmacht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de mannen te veroordelen voor het medeplegen van verkrachting toegewezen, en heeft de verdediging van de mannen verworpen, die stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.198449.20 (P)
Datum vonnis: 10 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 oktober 2021 en 27 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 januari 2020 in Zwolle samen met een ander [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel met haar, terwijl zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2020 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2002)
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , door:
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis in de mond en/of de vagina en/of de anus

van die [slachtoffer] te brengen en/of

- meermalen, althans eenmaal, de borsten en/of de vagina en/of het lichaam van

die [slachtoffer] te betasten en/of te aaien en/of

- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] te zoenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] zijn penis laten betasten en/of
aftrekken van zijn penis,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die
bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s),
- (onverhoeds) die [slachtoffer] heeft/hebben geknuffeld en/of gezoend en/of
- (terwijl zijn arm in het gips zat) die [slachtoffer] (hard) in/tegen het gezicht
heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor die [slachtoffer] buiten bewustzijn is
geraakt en/of geen weerstand (meer) kon bieden en/of
- de riem en/of broek en/of (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft/hebben

uitgedaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] naar de slaapkamer heeft/hebben gedragen/gebracht
en/of daar die [slachtoffer] op bed heeft/hebben gelegd, althans heeft/hebben laten
liggen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht heeft/hebben getikt en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben gefilmd en/of
- (meermalen) voorbij is/zijn gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van

verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of

- (hierbij) misbruik heeft/hebben gemaakt van het fysieke en/of numerieke en/of
feitelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] ,
waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een weerloze en/of
afhankelijke toestand heeft/hebben gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in
staat was weerstand te bieden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende
situatie heeft/hebben doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2020 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijk stoornis van haar
geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent
te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn penis in de mond en/of de

vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of

- het meermalen, althans eenmaal, betasten en/of aaien van de borsten en/of de

vagina en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of

- het meermalen, althans eenmaal, zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, laten betasten en/of aftrekken van zijn penis

door die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 17 januari 2020 heeft [slachtoffer] (hierna verder genoemd [slachtoffer] ) een verklaring bij de politie afgelegd, dat zij op 14 januari 2020 naar de woning van verdachte [medeverdachte 1] (hierna verder genoemd [medeverdachte 1] ) aan [adres 2] is gegaan. Aldaar waren op dat moment ook de verdachte (hierna verder genoemd [verdachte] / verdachte) en [medeverdachte 2] , roepnaam [medeverdachte 2] , (hierna verder genoemd [medeverdachte 2] ) aanwezig. [slachtoffer] heeft verklaard dat later nog een vierde jongen, te weten [medeverdachte 3] (hierna verder genoemd [medeverdachte 3] ), de woning heeft betreden. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij deze [medeverdachte 3] heeft geslagen, waarna hij haar heeft geslagen. Vanaf dat moment heeft [slachtoffer] geen herinneringen meer aan de avond tot het moment dat zij bijkwam op de bank in de woning.
[slachtoffer] heeft verklaard zij de volgende dag een telefoontje kreeg van [getuige 1] die vertelde dat hij een filmpje had gezien waarop te zien was dat [slachtoffer] buiten bewustzijn was en jongens haar verkrachtten. [slachtoffer] kan zich hier niets van herinneren.
De moeder van [slachtoffer] heeft op 21 januari 2020 namens [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting.
In totaal zijn uiteindelijk de vier genoemde verdachten aangehouden. Verdachte was één van hen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 januari 2020 in de avond samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woning van de vader van [medeverdachte 1] was en dat ook [slachtoffer] daar was. Verdachte heeft verklaard dat hij in de slaapkamer seks met [slachtoffer] heeft gehad. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben seks met [slachtoffer] gehad. Er was sprake van gelijktijdige seks. Dit was volgens verdachte vrijwillig.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde – het medeplegen van de verkrachting van [slachtoffer] .
Kortgezegd heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat de getuigenverklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en consistent is en voorts in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Hieruit is gebleken dat [slachtoffer] op 14 januari 2020 in de woning van [medeverdachte 1] is geweest samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] is later gekomen. In de woning hebben de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] seks gehad met [slachtoffer] , hetgeen zij zelf hebben verklaard. [medeverdachte 3] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Dat met [slachtoffer] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden is voorts gebleken uit een filmpje dat door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ( [getuige 3] ) is gezien en waarop is te zien dat [slachtoffer] knock-out was en wordt verkracht door drie of vier jongens. Dat bij de seksuele handelingen geweld is gebruikt en [slachtoffer] letsel heeft opgelopen volgt uit de letselverklaring in het dossier en de getuigenverklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] , die [slachtoffer] in de nacht van 14 januari 2020 overstuur, warrig en met een blauw oog hebben aangetroffen.
De officier heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer] is mishandeld en dat daarna verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] seksuele handelingen hebben verricht met [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] buiten bewustzijn was. Verdachte en zijn medeverdachten hebben ondanks [slachtoffer] ’s besustzijnstoestand seks met haar gehad, zodat sprake is geweest van gedwongen seks. Een bewezenverklaring kan volgen voor het medeplegen van verkrachting door verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft bevestigd dat er op 14 januari 2020 in de woning van [medeverdachte 1] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hemzelf, [slachtoffer] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Deze seksuele handelingen waren vrijwillig van aard. Verdachte heeft ontkend dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen bewusteloos was en heeft tevens ontkend dat de seksuele handelingen zijn gefilmd.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat [slachtoffer] op een aantal essentiële punten wisselend heeft verklaard. Tevens is het filmpje dat getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] zouden hebben gezien tijdens het politieonderzoek niet aangetroffen, zodat deze getuigenverklaringen niet kunnen worden geverifieerd. Daarnaast verklaren de drie getuigen ook verschillend over hetgeen zij op het filmpje hebben gezien.
De raadsman heeft aangevoerd dat de stelling dat [slachtoffer] knock-out zou zijn geslagen en vervolgens zou zijn verkracht onvoldoende steun vindt in de bewijsmiddelen, zodat vrijspraak voor het primair en subsidiair tenlastegelegde moet volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op de avond van 14 januari 2020 in de woning aan [adres 2] is geweest samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat zij na afloop van de avond pijn had aan haar gezicht en zich niets meer kon herinneren van wat er in de woning precies is gebeurd.
Voorts kan op basis van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden vastgesteld dat zij die avond op een bepaald moment in de slaapkamer alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij deze seks ook gelijktijdig heeft plaatsgevonden.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of deze seks met [slachtoffer] al dan niet vrijwillig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevindt zich de getuigenverklaring van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat zij in de avond van 14 januari 2020 in de woning van [medeverdachte 1] was, samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op een moment bewusteloos is geraakt, op de bank weer is bijgekomen en dat zij zich van de avond niets meer kan herinneren. [slachtoffer] had bij thuiskomst een blauw oog en zij heeft verklaard dat zij pijn had.
Voorts bevindt zich in het dossier de getuigenverklaring van [getuige 4] , de vriendin van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op de avond van 14 januari 2020 rond 23:00 uur facetimede en dat [slachtoffer] helemaal in paniek was en aan het huilen was. Tevens vertelde [slachtoffer] dat ze veel pijn had aan haar gezicht en aan haar nagels en dat ze was geslagen. Uit de getuigenverklaring van [getuige 4] is voorts gebleken dat [getuige 4] samen met haar moeder naar [slachtoffer] is gaan zoeken en zij haar op straat tegenkwamen en dat [slachtoffer] toen in paniek was en hard aan het huilen was en een blauw oog had. Binnen bij de moeder van [slachtoffer] zei [slachtoffer] steeds ‘ik weet het niet meer’.
In het dossier bevindt zich tevens de getuigenverklaring van [getuige 5] , het ex-vriendje van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat hij op 14 januari 2020 rond 24:00 uur door [slachtoffer] werd gebeld en [slachtoffer] aan hem vertelde ‘ik ben geslagen en verkracht’. Hierop is [getuige 5] direct naar [slachtoffer] toegegaan, die bij het winkelcentrum in Stadshagen was. [getuige 5] zag [slachtoffer] buiten staan en sprak haar aan. [slachtoffer] was verward, was niet zichzelf en was ook bang. Tevens heeft [getuige 5] verklaard dat [medeverdachte 2] , toen [getuige 5] hem sprak, op dat moment aan de medeverdachten vroeg ‘we hebben [slachtoffer] toch niet verkracht?’ en dat [medeverdachte 2] voorts vertelde dat [slachtoffer] tegen de tafel aan was gevallen en dat [slachtoffer] daarom een blauw oog had.
Verder bevindt zich in het dossier de aangifte van de moeder van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] op 14 januari 2020 om 00:30 uur appte dat ze naar huis kwam. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] binnenkwam en erg verward was. Tevens had zij een blauw oog en rook zij naar sterke drank. [slachtoffer] moest hard huilen en zei steeds ‘ik weet niks meer’.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , vriendin [getuige 4] en [getuige 5] niet uitsluitend zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan hen heeft verteld, maar dat deze verklaringen ook hun eigen waarnemingen bevatten van de gemoedstoestand van [slachtoffer] direct na het ten laste gelegde feit. De rechtbank ziet in bedoelde waarnemingen, in samenhang met de rest van de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , [getuige 4] en [getuige 5] , een bevestiging van de verklaring van [slachtoffer] dat zij zich niets meer kan herinneren en pijn had aan haar gezicht en de betrouwbaarheid daarvan. Daarbij wordt de getuigenverklaring van [slachtoffer] nog ondersteund door de letselrapportage, waaruit is gebleken dat [slachtoffer] een blauw oog had en diverse andere verwondingen over haar hele lichaam, welk letsel kan zijn ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen of stoten.
Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op 15 januari 2020 – en derhalve één dag later – in de bus zat toen zij van [getuige 1] een telefoontje kreeg dat hij een filmpje had gezien van de vorige avond waarop te zien was dat [slachtoffer] werd geslagen en werd verkracht en knock-out was.
De rechtbank stelt vast dat na uitvoerig politieonderzoek het betreffende filmpje niet is aangetroffen en derhalve niet door de politie kon worden bekeken.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of dit filmpje heeft bestaan.
Uit het dossier is gebleken dat een verbalisant op 15 januari 2020 om 20:19 uur – en derhalve zéér kort na het incident – getuige [getuige 1] telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 1] verklaarde dat hij het filmpje had bekeken, maar dit filmpje niet zelf in zijn bezit had. [getuige 1] verklaarde dat hij schrok van het filmpje. Hij herkende [slachtoffer] en hij zag dat zij geslagen en terwijl ze knock-out was, verkracht werd. [getuige 1] wilde de naam van de vriend die het filmpje in zijn bezit had niet noemen.
Op 15 januari 2020 om 20:41 uur heeft de verbalisant nogmaals telefonisch contact met [getuige 1] gehad en deelde [getuige 1] mee dat zijn vriend het filmpje net had verwijderd en dat het filmpje niet meer terug te halen was. [getuige 1] verklaarde verder dat het filmpje een instagram video call was en dat zijn vriend werd gebeld door verdachte via diens Instagramaccount [instagramaccount] .
Op 16 januari 2020 heeft een verbalisant nogmaals met [getuige 1] gebeld. [getuige 1] verklaarde dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] knock out werd geslagen door een onbekende jongen, dat ze daarna over haar gezicht werd geaaid en geduwd en dat een voet in haar gezicht wreef. Hierna kreeg [slachtoffer] een lul in haar mond. Dat deed medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarna ging [medeverdachte 1] bovenop [slachtoffer] zitten en gingen ze vrijen. [slachtoffer] lag op haar buik en [medeverdachte 1] deed het van achteren.
Uit een proces-verbaal van bevindingen is voorts gebleken dat een verbalisant getuige [getuige 2] op 16 januari 2020 om 17:15 uur telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 2] heeft verklaard dat hij via [getuige 1] een filmpje had gezien, waarop te zien was dat [slachtoffer] mishandeld werd en verkracht. [getuige 2] heeft verklaard dat de vriend van [getuige 1] gebeld zou zijn en dat die vriend van [getuige 1] toen een filmopname van dat videogesprek had gemaakt.
Vervolgens heeft [getuige 2] op 28 januari 2020 een getuigenverklaring afgelegd bij de politie, waar hij heeft verklaard dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] op bed lag. Ze had een hemd aan en een roze of rode string. [slachtoffer] kreeg wat te drinken en lag knock-out. Naast haar lag een jongen die haar aanraakte over haar rug, alsof ze getroost werd. Eerst lag [slachtoffer] op haar buik en daarna op haar rug. [getuige 2] heeft verklaard dat hij vier jongens op het filmpje zag.
Na politieonderzoek is gebleken dat de vriend van [getuige 1] en [getuige 2] die het filmpje op zijn telefoon had, ene ‘ [getuige 3] ’ was. Dit is getuige [getuige 3] . [getuige 3] heeft op 4 maart 2020 bij de politie verklaard dat hij inderdaad een schermopname van het filmpje had gemaakt, omdat hij schrok van wat hij zag en het zielig vond voor het meisje. [getuige 3] heeft verklaard dat hij op het filmpje eerst het gezicht van een vriend zag en dat daarna de camera draaide en hij schrok. Het waren livebeelden en hij zag drie of vier jongens op het filmpje. Hij zag ook een meisje en het was seksueel geweld. Het meisje droeg een roze slipje en iets wits en het leek alsof het meisje aan het slapen was. Ze lag op een bed of een matras.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat er wél sprake is geweest van een filmpje dat tijdens de groepsseks op de avond op 14 januari 2020 is opgenomen. [getuige 1] en [getuige 2] hebben zéér kort na het incident bij de politie verklaard over het filmpje waarop te zien is dat [slachtoffer] is mishandeld en is verkracht. Ook [getuige 3] heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gezien en dat seksueel geweld te zien was.
De rechtbank acht deze drie getuigenverklaringen geloofwaardig, omdat zij onafhankelijk van elkaar verklaren dat sprake was van een meisje in een roze string en dat zij schrokken van het filmpje. De gedetailleerdheid dat [slachtoffer] die avond een roze string droeg, hetgeen klopt met hetgeen is opgetekend in het proces-verbaal ten aanzien van het forensisch onderzoek aan het ondergoed van [slachtoffer] , kunnen de getuigen [getuige 2] en ‘ [getuige 3] ’ alleen maar weten, omdat ze het filmpje daadwerkelijk hebben gezien. Getuige [getuige 1] heeft [slachtoffer] op het filmpje herkend. Voorts hebben zij naar het oordeel van de rechtbank geen enkel belang om hierover te liegen. Dat de drie personen geen namen willen noemen of geen verdere getuigenverklaring bij de politie willen afleggen, doet niets af aan de geloofwaardigheid dát er een filmpje is geweest en dat op dat filmpje [slachtoffer] was te zien, waarbij [slachtoffer] bewusteloos was en de verdachten seksuele handelingen met haar verrichtten.
Dat er daadwerkelijk een filmpje is geweest, wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 6] , de vriendin van verdachte destijds. Zij heeft op 3 maart 2020 bij de politie verklaard dat zij van verdachte zelf had gehoord dat hij die avond erbij was en dat die avond een filmpje is gemaakt waar [slachtoffer] op stond. Op het filmpje had [slachtoffer] seks met meerdere jongens, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Voorts heeft zij verklaard dat verdachte had verteld dat de telefoons van de jongens in beslag waren genomen, maar dat zij zich hierover geen zorgen maakten, omdat het filmpje voor die tijd al was verwijderd.
De aanwezigheid van het filmpje wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door diverse WhatsAppgesprekken, die in het dossier zitten.
Zo is bij het onderzoek aan de telefoon van [getuige 1] een WhatsAppgesprek aangetroffen van 15 januari 2020 om 14:33 uur tussen [getuige 1] en [getuige 2] , waarin zij samen spreken over het filmpje en [getuige 1] naar [getuige 2] appt dat hij ‘ [getuige 3] ’ erbuiten heeft gehouden.
En voorts is in zijn telefoon een chatgesprek aangetroffen tussen [getuige 1] en [naam] , zijnde de kickbokstrainer, waarin wordt gesproken over het filmpje en dat het echt niet kan wat er is gebeurd en dat [getuige 1] appt ‘puur ook het feit dat ze buiten bewust was en dan nog het lef hebt om dr te neuken en zn lul in haar mond te stoppen’.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aanwezigheid van het filmpje tot slot nog ondersteund door een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] en een chatbericht tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , waaruit is gebleken dat de verdachten zelf onderling ook hebben gesproken over het filmpje.
Zo wordt in een tapgesprek op 22 maart 2020 tussen verdachte en [medeverdachte 1] gesproken over [getuige 1] en het filmpje en dat ze denken dat hij het filmpje niet heeft, omdat ‘de politie hen anders al had geklemd’. In een chatgesprek op 22 maart 2020 dat is aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt besproken ‘waar het filmpje is, maar dat zij het hadden verwijderd en [medeverdachte 2] het heeft gefixt’.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een filmpje is gemaakt op 14 januari 2020 in de slaapkamer in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , toen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] seks hadden met [slachtoffer] . Daarbij is op het filmpje te zien dat [slachtoffer] werd geslagen, buiten bewustzijn was en om die reden geen weerstand kon bieden, terwijl de seks plaatsvond. Dat op de avond van 14 januari 2020 daadwerkelijk sprake is geweest van seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij sprake was van gelijktijdigheid wordt voorts ondersteund door de eigen verklaringen van de drie verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is tevens sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk in de slaapkamer zijn geweest waar zij vervolgens seks hebben gehad met [slachtoffer] . De verdachten hebben verklaard dat zij alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit neuken, pijpen en aftrekken en dat dit tevens tegelijk heeft plaatsgevonden. Tijdens deze groepsseks heeft verdachte gefilmd. Na afloop hebben de drie verdachten [slachtoffer] gezamenlijk naar huis gebracht.
Gelet op de hierboven omschreven gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, vóór, tijdens en na het binnengaan van de slaapkamer, een en ander in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat op 14 januari 2020 sprake is geweest van een situatie waarin verdachte en diens medeverdachten nauw en bewust met elkaar samenwerkten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat aangeefster vrijwillig seks met verdachte heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet van vrijwilligheid mocht uitgaan, nu [slachtoffer] tijdens die avond in elk geval op een essentieel moment buiten bewustzijn is geweest en derhalve geen of onvolkomen weerstand kon bieden en er tevens sprake was van een fysieke, numerieke en feitelijke overmacht door verdachte en zijn medeverdachten. Onder die omstandigheden was er op dat moment geen sprake van vrijwilligheid.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 14 januari 2020 heeft schuldig gemaakt aan verkrachting in vereniging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 januari 2020 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2002) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door:
- meermalen, zijn penis in de mond en/of de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] zijn penis laten betasten en/of aftrekken van zijn penis,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor die [slachtoffer] buiten bewustzijn is geraakt en/of geen weerstand (meer) kon bieden en/of
- de riem en/of broek en/of (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgedaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in het gezicht heeft getikt en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft gefilmd en/of
- (hierbij) misbruik heeft/hebben gemaakt van het fysieke en/of numerieke en/of
feitelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] , waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een weerloze en/of afhankelijke toestand heeft/hebben gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
verkrachting, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een eventuele bewezenverklaring ten aanzien van een eventuele strafoplegging aangevoerd dat verdachte thuis woont bij zijn moeder en werkzaam is bij een koeriersdienst. Verdachte heeft geen schulden, gebruikt geen alcohol of drugs en gaat al enige tijd niet meer met zijn medeverdachten om. Hij spreekt hen nog wel op social media.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met verschillende meerderjarige medeverdachten schuldig gemaakt aan het verkrachten van de destijds 17-jarige [slachtoffer] . Verdachte is in de woning van de vader van zijn vriend samengekomen met zijn vrienden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [slachtoffer] , waarna gedurende een deel van de avond in de slaapkamer [slachtoffer] door de verschillende jongens was omringd, werd vastgepakt en geslagen, en waarbij tussen [slachtoffer] en de drie verdachten seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl zij op dat moment buiten bewustzijn was. Daarbij is de groepsseks gefilmd door één van de verdachten.
Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit heeft ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur meegebracht, zoals ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken, welke ter terechtzitting van 11 oktober 2021 door de moeder van [slachtoffer] , mede namens [slachtoffer] , is voorgelezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport over verdachte van 27 september 2021, waaruit is gebleken dat verdachte niet met de reclassering in gesprek is gegaan. De reclassering heeft hierdoor geen zicht gekregen op de visie van verdachte op het tenlastegelegde. De reclassering kan hierdoor geen verband leggen tussen de verdenking en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het is eveneens niet mogelijk gebleken een concrete inschatting van de risico’s te maken. De reclassering adviseert geen reclasseringstoezicht op te leggen en kan voorts op basis van de huidige informatie niet inschatten of het jeugdstrafrecht bij verdachte moet worden toegepast. De rechtbank acht toepassing van het jeugdstrafrecht niet aan de orde.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden bij verkrachting.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt en weegt bij deze verkrachting als strafverzwarende omstandigheden mee dat sprake is geweest van medeplegen, het uitoefenen van geweld alsmede de leeftijd en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. Het slachtoffer was een destijds 17-jarig meisje dat bijna geheel naakt in de slaapkamer buiten bewustzijn was en werd geconfronteerd met drie jongens, die fysieke druk op haar uitoefenden, waarbij zij ook werd geslagen, bewusteloos was en aldus geen kant op kon.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor het gebeurde, en heeft daarmee dus ook geen inzicht gegeven in de redenen waarom hij tot dit delict is gekomen. Ook de reclassering heeft geen volledig beeld gekregen van verdachte. Daarbij is uit het dossier echter wel een beeld van verdachte gerezen dat hij richting vrouwen weinig respectvol is, hetgeen zorgelijk is. Nu verdachte heeft aangegeven niet open te staan voor reclasseringstoezicht acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden niet aan de orde, zodat zal worden volstaan met oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht oplegging van een contactverbod, zoals door [slachtoffer] is verzocht, gelet op de op te leggen gevangenisstraf niet opportuun.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] (gemachtigde mr. M. Veldhuysen, advocaat te Zwolle), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 21.625,-- (eenentwintigduizend zeshonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- zorgverlof moeder: € 1.400,--;
- earpods: € 125,--;
- geldbedrag van rekening: € 100,--
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- per verdachte gevorderd, in totaal derhalve € 20.000,--.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de materiële kosten wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 1.400,--, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De gevorderde kosten voor de earpods en het tankgeld moeten worden afgewezen, omdat geen sprake is van een direct verband tussen de schade en het strafbare feit.
De officier heeft ten aanzien van de immateriële kosten gevorderd dat deze worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-- per verdachte.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de immateriële kosten op het standpunt gesteld dat de hoogte van de gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van maximaal € 5.000,--, hoofdelijk.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de kosten van het zorgverlof en de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De onder de post ‘zorgverlof moeder’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, ondanks dat door of namens verdachte de omvang ervan niet is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De onder de posten ‘earpods’ en ‘geldbedrag van rekening’ opgevoerde schade is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreekse schade van het primair bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is betwist door de verdediging. De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade echter voldoende onderbouwd. Gezien de ernst van de inbreuk die verdachte met het bewezenverklaarde feit heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer wegens aantasting van de persoon schadevergoeding toekomt. Gelet op de intensiteit, de duur en de omvang van de inbreuk zal de rechtbank naar maatstaven van billijkheid oordelend de gevorderde immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 7.500,--.
De rechtbank zal het immaterieel gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 7.500,-- hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de vordering voor het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 72 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: het misdrijf:
verkrachting, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde mr. M. Veldhuysen, advocaat te Zwolle), toe tot een bedrag van € 7.500,-- (bestaande uit
immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde mr. M. Veldhuysen, advocaat te Zwolle), (primaire feit): van een bedrag van € 7.500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.500,- (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] (gemachtigde mr. M. Veldhuysen, advocaat te Zwolle), voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. R.P. Adema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.
Buiten staat
Mr. Adema is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.