ECLI:NL:RBOVE:2021:4187

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
271649 KG RK 21-346
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsbeslissing inzake verzoek tot wraking van rechter mr. M.M. Verhoeven in faillissementszaak van [bedrijf 1] Ltd

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door de voormalig bestuurder van [bedrijf 1] Ltd, [verzoeker], tegen rechter mr. M.M. Verhoeven. Het wrakingsverzoek volgde op een telefonische zitting op 29 september 2021, waarin de opheffing van het faillissement van [bedrijf 1] Ltd aan de orde was. Tijdens deze zitting vroeg [verzoeker] herhaaldelijk om een proces-verbaal, wat mr. Verhoeven niet standaard toezegde. [verzoeker] stelde dat de manier waarop mr. Verhoeven op zijn verzoek reageerde, de schijn van vooringenomenheid wekte, en dat hij daarom de rechter moest wraken.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Verhoeven konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat mr. Verhoeven niet inhoudelijk betrokken was bij het faillissement en dat zijn reactie op het verzoek om een proces-verbaal niet als partijdig kon worden aangemerkt. De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om tot wraking over te gaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het wrakingsverzoek ongegrond, en deze beslissing werd uitgesproken door mrs. Van Houten, Kuipers en Margadant, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Reesink. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 271649 KG RK 21-346
Beslissing van 9 november 2021
in de zaak van
de Private Limited Company
[bedrijf 1] Ltd,
handelend onder de namen [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en [bedrijf 3] ,
ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder
nummer [nummer] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres] ,
vertegenwoordigd door de voormalig bestuurder van [bedrijf 1] Ltd
[verzoeker] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 29 september 2021 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. M.M. Verhoeven, rechter in deze rechtbank en als lid van Team Toezicht belast met de behandeling van de voordracht tot opheffing van het op 23 november 2016 uitsproken faillissement van [bedrijf 1] Ltd.
1.2.
Mr. Verhoeven heeft niet berust in de wraking; hij heeft zijn standpunt toegelicht in een schriftelijke reactie die de wrakingskamer op 22 oktober 2021 heeft ontvangen.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld op 26 oktober 2021.
[verzoeker] is verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht. Ook heeft hij een transcriptie van de telefonische gehouden zitting van 29 september 2021 overgelegd.
Ook mr. Verhoeven is verschenen
.
1.4.
De beslissing is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Op 29 september 2021 heeft de telefonische behandeling plaatsgevonden van de voordracht tot opheffing van het op 23 november 2016 uitgesproken faillissement van
[bedrijf 1] Ltd.
2.2
Tijdens de telefonische behandeling op 29 september 2021 waren aanwezig
mr. Verhoeven, de griffier M.Y. Kroeze en [verzoeker] , voormalig bestuurder van [bedrijf 1] Ltd.
2.3
Het wrakingsverzoek is gedaan tijdens de telefonische behandeling van de voordracht. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

3.Het wrakingsverzoek

Verzoeker stelt dat hij direct bij het begin van de telefonische mondelinge behandeling heeft gevraagd of er een proces-verbaal van de zitting zal worden opgemaakt. Hij heeft aangevoerd dat hij de aantekeningen die worden gemaakt graag in het dossier wil zien. Nadat mr. Verhoeven heeft gezegd dat niet standaard een proces-verbaal wordt opgemaakt, heeft [verzoeker] nogmaals verzocht om een proces-verbaal van de zitting en gesteld dat hij als burger van Nederland recht heeft op een proces-verbaal. Op de reactie van mr. Verhoeven ´
Als we die kant op gaan zijn we snel uitgepraat’heeft [verzoeker]
mr. Verhoeven gewraakt. Hij stelt dat mr. Verhoeven vooringenomen is, of in ieder geval de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt, door de geïrriteerde manier waarop hij op het verzoek van [verzoeker] heeft gereageerd. Bovendien volgt de verplichting om op het eerste verzoek een proces-verbaal op te maken uit jurisprudentie van de Hoge Raad en [verzoeker] mag er op vertrouwen dat de behandelend rechter daarvan op de hoogte is. Het standpunt van mr. Verhoeven dat hij niet verplicht was tot het verstrekken van een proces-verbaal, is dus niet juist. [verzoeker] wilde dat het faillissement nog niet werd opgeheven maar dat er opnieuw naar zou worden gekeken.

4.Het standpunt van mr. Verhoeven

Mr. Verhoeven voert aan dat de telefonische zitting minder dan een minuut heeft geduurd. [verzoeker] stelde verschillende keren dat hij als Nederlandse burger recht had op een proces-verbaal.
Mr. Verhoeven gaf [verzoeker] de gelegenheid om te zeggen wat hij wilde zeggen over de al dan niet opheffing van het faillissement, maar hij herhaalde slechts zijn standpunt over zijn recht op een proces-verbaal. Over het wrakingsverzoek heeft [verzoeker] alleen gezegd dat mr. Verhoeven vooringenomen zou zijn en dat hij alle aangedragen punten diende te onderzoeken.
Toen [verzoeker] weigerde inhoudelijke opmerkingen te maken over de voorgestelde opheffing van het faillissement en bleef doorgaan over zijn recht op een proces-verbaal, heeft mr. Verhoeven hem gezegd dat het dan een korte zitting zou worden. Iemand daarop wijzen, is geen grond voor wraking.
Mr. Verhoeven wijst er verder op dat hij niet inhoudelijk betrokken is geweest bij het faillissement waarover hij als opheffingsrechter moest beslissen. Als er in het voortraject iets is fout gegaan, kan dat dus niet leiden tot de conclusie dat mr. Verhoeven partijdig is.
Het ging op 29 september 2021 alleen om de beslissing om al dan niet op te heffen, dat is dus een zeer beperkte taak. Als tijdens zo’n zitting blijkt dat er nog inhoudelijke zaken spelen, kan de behandelend rechter besluiten de zaak door te verwijzen naar de rechter-commissaris, maar hij kan geen inhoudelijke beslissingen nemen of bijvoorbeeld instructies geven aan de curator.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat er sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien – geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak – de bij de partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, het proces verbaal van de zitting, de transcriptie van de zitting en de geluidsopname van de zitting, die de wrakingskamer ter zitting heeft beluisterd, blijkt dat het begin van het gesprek als volgt is verlopen:
Mr. Verhoeven: Op de rol staat opheffing van het faillissement.
(…)
[verzoeker] : (…) Ik heb een vraag: als het goed is, wordt hier ook een PV van gemaakt toch?
Mr. Verhoeven: Nou…, aantekeningen.
[verzoeker] : Ik zou daar dan graag wel een afschrift van willen.
Mr. Verhoeven: Nou, in beginsel doen we dat niet, want het zijn aantekeningen voor eigen gebruik.
[verzoeker] : Ik wil die aantekeningen graag zien bij het dossier.
Mr. Verhoeven: Nou, ik beloof u dat nog niet, maar we zullen zien.
Hieruit blijkt dat mr. Verhoeven op dat moment, bij de aanvang van de zitting, het opmaken van een proces verbaal niet heeft uitgesloten maar het ook niet op voorhand heeft beloofd. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt ook niet dat de rechter op voorhand, nog voordat er een inhoudelijke behandeling is geweest, moet beloven dat een proces-verbaal zal worden opgemaakt. Het verzoek is door mr. Verhoeven ook niet definitief afgewezen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarmee niets gebeurd dat niet in overeenstemming is met de wet of de jurisprudentie, en de wrakingskamer ziet in het verloop van de zitting zoals hierboven geciteerd geen vooringenomenheid van mr. Verhoeven jegens [verzoeker] .
En zelfs als mr. Verhoeven op grond van de wet of jurisprudentie wel direct had moeten toezeggen een proces-verbaal van de zitting te zullen verstrekken, en er dus door hem een fout zou zijn gemaakt, zou dat niet tot de conclusie leiden dat mr. Verhoeven vooringenomen was jegens [verzoeker] . De juistheid van een ter zitting genomen beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld.
Behalve het feit dat mr. Verhoeven niet aan het begin van de zitting wilde beloven dat een proces-verbaal zou worden opgemaakt en verstrekt, zijn er geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat mr. Verhoeven vooringenomen zou zijn. [verzoeker] stelt wel dat mr. Verhoeven alle door hem aangedragen punten moet onderzoeken, maar welke punten dat dan zijn wordt niet geconcretiseerd. Bovendien is
mr. Verhoeven aan het inhoudelijke deel van de zitting niet toegekomen omdat [verzoeker] mr. Verhoeven meteen heeft gewraakt.
Ook ziet de wrakingskamer geen aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid in het optreden van mr. Verhoeven.
De conclusie is dat [verzoeker] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat in het verloop van de zitting en de opstelling van
mr. Verhoeven partijdigheid jegens hem besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat.
De slotsom is dan ook dat de aangevoerde feiten en omstandigheden noch afzonderlijk noch in de onderling verband en samenhang bezien grond vormen voor wraking van
mr. Verhoeven. Het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
Verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van Houten, Kuipers en Margadant, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Reesink en uitgesproken op 9 november 2021.
De griffier is verhinderd de beslissing mede te ondertekenen. De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.