ECLI:NL:RBOVE:2021:4169

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
9428985 \ CV EXPL 21-2102
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van loonvorderingen tijdens ziekte en geschil over vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Twente Schildersdiensten B.V. [eiser] vorderde onder meer doorbetaling van zijn loon en vakantiegeld, terwijl Twente Schildersdiensten in reconventie een bedrag van € 6.300,- netto vorderde wegens onverschuldigde betaling. De kern van het geschil lag in de vraag of de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2020 was geëindigd door een vaststellingsovereenkomst, die [eiser] betwistte. Beide partijen presenteerden een totaal ander beeld van de feiten, waarbij [eiser] stelde dat zijn handtekening niet onder de vaststellingsovereenkomst stond en dat hij nog steeds in dienst was. De kantonrechter oordeelde dat zonder nader bewijs niet kon worden vastgesteld of de arbeidsovereenkomst was geëindigd. Aangezien het kort geding zich niet leent voor nader onderzoek, werden de vorderingen van beide partijen afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9428985 \ CV EXPL 21-2102
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 29 oktober 2021
in de zaak van
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. C.C.M. Peper,
tegen
de besloten vennootschap
TWENTE SCHILDERSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Nijverdal,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: de heer S.B.H. Dijkstra van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij.

1.De beslissing in het kort

1.1.
In deze procedure vordert [eiser] (in conventie) onder meer Twente Schildersdiensten te veroordelen het loon vanaf 1 september 2020 en het vakantiegeld vanaf 1 mei 2020 door te betalen in verband met de loondoorbetalingsplicht tijdens ziekte. Daar tegenover staat (in reconventie) een vordering van Twente Schildersdiensten, waarbij zij stelt na 15 mei 2020 een bedrag van € 6.300,- netto onverschuldigd aan [eiser] te hebben betaald.
1.2.
Tussen partijen is in geschil of Twente Schildersdiensten na 15 mei 2020 verplicht was het loon door te betalen. Twente Schildersdiensten stelt dat de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2020 is geëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. [eiser] verklaart dat de handtekening onder de door Twente Schildersdiensten overgelegde vaststellingsovereenkomst niet van hem is en dat de arbeidsovereenkomst dus na 15 mei 2020 voortduurde.
1.3.
De kantonrechter is van mening dat zonder nadere bewijslevering niet kan worden vastgesteld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 mei 2020 is geëindigd. Het is immers onduidelijk of de handtekening onder de vaststellingsovereenkomst van [eiser] afkomstig is en of dus de vorderingen van de ene partij, dan wel de andere partij kunnen worden toegewezen. Beide partijen schetsen een totaal ander beeld van de feiten, terwijl dit kort geding zich niet leent voor een nader onderzoek. De kantonrechter wijst de vorderingen van beide partijen daarom af.
1.4.
De kantonrechter zet hierna uiteen hoe de procedure is verlopen en waarop de beslissingen zijn gebaseerd.

2.De procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding, de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, en de door beide partijen ingediende producties.
2.2.
Op 6 oktober 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
3.2.
De heer [A] heeft de volgende uitzendondernemingen: Twente Schildersdiensten B.V. en Forum Personeelsdiensten B.V.
3.3.
[eiser] is op 6 juni 2017 bij Twente Schildersdiensten in dienst getreden als uitzendkracht in de functie van schilder. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een week en telkens stilzwijgend verlengd voor de duur van een week.
3.4.
Partijen zijn een bruto uurloon overeengekomen, waarbij [eiser] wekelijks een loonvoorschot van € 450,- netto ontving voor zijn werkzaamheden bij Twente Schildersdiensten. De voorschotten zouden vervolgens aan het einde van de maand met het maandelijkse salaris worden verrekend op basis van de daadwerkelijk gemaakte uren.
3.5.
Op 9 maart 2020 heeft [eiser] zich bij Twente Schildersdiensten ziek gemeld.
3.6.
De loonvoorschotten zijn tot 3 september 2020 wekelijks doorbetaald. Aan het einde van de maand mei 2020 heeft Twente Schildersdiensten voor het laatst de voorschotten verrekend met het maandelijks door [eiser] te ontvangen salaris.
3.7.
In augustus 2020 heeft [eiser] twee maal € 450,- netto betaald gekregen van Forum Personeelsdiensten B.V.

4.De vordering en het verweer in conventie

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – in conventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, Twente Schildersdiensten te veroordelen tot betaling van:
het salaris over de periode 1 september 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
het vakantiegeld over de periode 1 mei 2020 tot 1 mei 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
betaling van buitengerechtelijke incassokosten;
e proceskosten, het salaris en nasalaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.2.
[eiser] voert daartoe aan dat hij op basis van de arbeidsovereenkomst met Twente Schildersdiensten recht heeft op loondoorbetaling tijdens ziekte.
4.3.
Twente Schildersdiensten voert als verweer dat de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2020 is beëindigd door middel van een door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst. Vervolgens zou per 1 juni 2020 een arbeidsovereenkomst tot stand zijn gekomen tussen [eiser] en Forum Personeelsdiensten B.V.

5.De vordering en het verweer in reconventie

5.1.
Twente Schildersdiensten vordert – samengevat - in reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling van:
een bedrag van € 6.300,- netto vanwege onverschuldigde betaling;
de proceskosten, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
5.2.
Twente Schildersdiensten voert daartoe aan dat de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2020 is geëindigd en de voorschotten van € 450,- netto per week in de periode van 15 mei 2020 tot begin september 2020 om die reden onverschuldigd aan [eiser] zijn betaald.
5.3.
[eiser] voert als verweer dat de handtekening onder de door Twente Schildersdiensten overgelegde vaststellingsovereenkomst niet van hem afkomstig is, hij nog steeds in dienst is van Twente Schildersdiensten en de voorschotten dus niet onverschuldigd zijn betaald.

6.De beoordeling in conventie en in reconventie

6.1.
In een kortgedingprocedure als deze beoordeelt de kantonrechter of eiser een zodanig spoedeisend belang heeft dat van hem/haar niet mag worden verwacht de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. De kantonrechter moet daarbij beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen. Ook moet daarbij rekening worden gehouden met het risico, dat een partij mogelijk niet in staat is het bedrag terug te betalen als achteraf zou blijken dat een vordering onterecht als voorlopige voorziening is toegewezen (het restitutierisico).
6.2.
In deze zaak schetsen partijen een totaal verschillend beeld van de feiten, van wat er tussen hen is voorgevallen.
6.3.
Volgens [eiser] is er absoluut geen sprake van de situatie die Twente Schildersdiensten schetst. Zo zou hij op 15 mei 2020 geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, al dan niet omdat hij voor zichzelf wilde beginnen. De arbeidsovereenkomst is dus ook niet beëindigd. [eiser] was in die periode ziek en had dus wel andere dingen aan zijn hoofd. Hij heeft zich altijd – ook bij het UWV – op het standpunt gesteld dat hij bij Twente Schildersdiensten in dienst was, en nog steeds is. Ook heeft hij na 15 mei 2020 geen nieuwe arbeidsovereenkomst getekend om per 1 juni 2020 bij Forum Personeelsdiensten B.V. in dienst te treden. De handtekeningen onder de vaststellingsovereenkomst en de nieuwe arbeidsovereenkomst zijn niet van hem. Volgens [eiser] is hij vanaf 9 maart 2020 ziek, heeft hij in de tussentijd alleen af en toe – in overleg met UWV – in het kader van re-integratie geprobeerd te werken bij derden en is Twente Schildersdiensten verplicht hem zijn loon door te betalen.
6.4.
Volgens Twente Schildersdiensten zou [eiser] zich eind april hersteld hebben gemeld. Hij zou vervolgens om een vaststellingsovereenkomst hebben gevraagd, omdat hij voor zichzelf wilde beginnen. Naar aanleiding daarvan hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waardoor de arbeidsovereenkomst tussen haar en [eiser] per 15 mei 2020 is geëindigd. Toen [eiser] daarop terugkwam in mei 2020, wilde [A] hem wel weer in dienst nemen. Hij wilde dat echter niet meer bij Twente Schildersdiensten, gelet op de opvolgende arbeidscontracten daar. Er is toen een arbeidsovereenkomst gesloten tussen [eiser] en Forum Personeelsdiensten B.V. Twente Schildersdiensten weet niet beter of de handtekeningen onder de vaststellingsovereenkomst en onder de arbeidsovereenkomst zijn van [eiser] . Het traject is schriftelijk, via de post gegaan. Twente Schildersdiensten betwijfelt ook of [eiser] vanaf 9 maart 2020 doorlopend ziek is geweest. Volgens een derde heeft [eiser] bij hem gewerkt, wekenlang, na rechtstreekse benadering door [eiser] .
6.5.
Bij deze twee verschillende lezingen komt enerzijds nog dat Twente Schildersdiensten [eiser] heeft doorbetaald tot 3 september 2020 en de bedrijfsbus van Twente Schildersdiensten pas in oktober 2020 is opgehaald bij [eiser] . Dit valt niet goed te rijmen met het standpunt dat het dienstverband per 15 mei 2020 is beëindigd. Anderszijds heeft [eiser] niet onmiddellijk toen de loonbetalingen stopten, Twente Schildersdiensten op haar loondoorbetalingsverplichting bij ziekte aangesproken en heeft zij pas veel later, toen het UWV de ziektewetuitkering introk, Twente Schildersdiensten weer aangeschreven en gedagvaard. Daarnaast heeft hij nimmer bij Twente Schildersdiensten aangeklopt voor re-integratiewerkzaamheden. Dit valt weer niet te rijmen met het standpunt van [eiser] dat hij nog in dienst was bij Twente Schildersdiensten en zij (en niet UWV) hem had moeten doorbetalen vanaf september 2020. Partijen hebben hiervoor wel een verklaring gegeven, te weten dat de loondoorbetaling met voorschotten abusievelijk is doorgelopen resp. dat [eiser] het advies kreeg zich te richten op het UWV in plaats van op Twente Schildersdiensten, maar het is en blijft de kantonrechter onvoldoende duidelijk hoe de gang van zaken nu precies is geweest.
6.6.
De kantonrechter is van oordeel dat op dit moment niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden ingeschat hoe het oordeel van de bodemrechter zal luiden ten aanzien van de vraag of [eiser] momenteel recht heeft op doorbetaling van loon ten laste van Twente Schildersdiensten. Een en ander vergt een nader onderzoek naar de door partijen gestelde feiten en omstandigheden, in het bijzonder naar de echtheid van de handtekening(en) onder de vaststellingsovereenkomst (en de nieuwe arbeidsovereenkomst met Forum Personeelsdiensten B.V.). Een kortgedingprocedure leent zich daar niet voor.
6.7.
Beide partijen hebben hun vorderingen over en weer onvoldoende aannemelijk gemaakt om voor toewijzing in kort geding, dus als voorlopige voorziening, in aanmerking te komen.
6.8.
Gelet hierop behoeven de overige vragen (waaronder of er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] en of [eiser] wel ontvankelijk is gelet op het ontbreken van een deskundigenverklaring als bedoeld in art. 7:629a BW) geen behandeling meer.
6.9.
Aangezien in deze procedure geen van de partijen in het gelijk kan worden gesteld, zullen beide partijen de eigen proceskosten moeten dragen.

7.De beslissing

De kantonrechter
7.1.
wijst de vorderingen in conventie en in reconventie af;
7.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 (jk).
(KJ(O)