In deze zaak vorderen twee zussen, eiseres 1 en eiseres 2, medewerking van hun broer, gedaagde, aan de verkoop van de voormalige ouderlijke boerderij waar gedaagde nog steeds woont en een agrarisch bedrijf runt. De ouders van de partijen zijn overleden en er zijn eerder juridische procedures gevoerd met betrekking tot de nalatenschappen. Een eindarrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 17 november 2020, heeft bepaald dat de partijen moeten meewerken aan de verkoop van de onroerende zaken die tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren. Gedaagde heeft echter geen medewerking verleend aan deze beslissing, ondanks herhaalde verzoeken van zijn zussen en de rentmeester die door het hof is aangesteld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 20 oktober 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres 1 en eiseres 2 stellen dat gedaagde zijn medewerking weigert en dat zij al bijna tien jaar wachten op hun erfdeel. Gedaagde erkent dat er vertraging is ontstaan, maar vraagt begrip voor zijn situatie, aangezien hij zijn agrarisch bedrijf moet afwikkelen en op zoek moet naar nieuwe woonruimte. Hij heeft echter aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de uitvoering van het arrest van het hof.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de spoedeisendheid van de vorderingen van eiseres 1 en eiseres 2 voldoende is aangetoond. De rechter bevestigt dat gedaagde zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de boerderij en dat hij de boerderij moet ontruimen. De vorderingen van eiseres 1 en eiseres 2 worden toegewezen, inclusief de gevorderde dwangsommen, die dienen als prikkel voor gedaagde om te voldoen aan de veroordelingen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.