ECLI:NL:RBOVE:2021:4139

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
08-106932-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging en bedreiging van zijn voormalig partner

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van belaging en bedreiging van zijn voormalig partner, de moeder van zijn kinderen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 170 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd, waardoor de man geen contact mag opnemen met zijn voormalig partner, behalve via Veilig Thuis.

De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 19 oktober 2021, waar de officier van justitie, mr. I. Blonk, de vordering indiende. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Karapetyan, heeft de feiten erkend. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig belagen van de aangever door het versturen van bedreigende berichten via WhatsApp en het binnendringen van haar woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2017 tot en met 25 april 2019 herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever. De verdachte heeft haar bedreigd met de dood en zware mishandeling, en heeft goederen van haar vernield. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een lagere strafmaat. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft een voorwaardelijk deel opgelegd om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-106932-19 (P)
Datum vonnis: 02 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Blonk en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Karapetyan, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 19 oktober 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[aangever] heeft gestalkt;
feit 2:[aangever] meermalen heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling;
feit 3:een kandelaar, een kast en/of kaarsen van [aangever] heeft vernield.
Voluit luidt de (gewijzigde) tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 april 2017 tot en met 25 april 2019 te Enschede,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door
- die [aangever] een groot aantal (whatsapp)berichten toe te sturen en/of
- de voicemail van die [aangever] in te spreken en/of
- telefonisch contact op te nemen met familie en/of vrienden van die [aangever] en/of
- de woning van die [aangever] binnen te dringen en/of
- zich in de woning van die [aangever] op te houden en/of
- zich (al dan niet luid schreeuwend) in de (onmiddelijke) nabijheid van de woning van die [aangever] op te houden en/of daarbij op/tegen de deur van die woning te schoppen en/of te trappen en/of
- zich op de plaats waar die [aangever] verbleef op te houden
met het oogmerk die die [aangever] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 25 april 2019 te Enschede, althans in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- de navolgende tekst op de voicemail van die [aangever] in te spreken: " [aangever] , ik zweer het je, als je me niet via Facetime terugbelt, ik maak je kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
die [aangever] de navolgende berichten toe te zenden:
- " Ik trap jou hele kanker keet in elkaar en jou erbij" en/of
- " [aangever] ik zweer het op alles kom niet in Enschede ik maak je af" en/of
- " Jij kan beter de vlucht nemen (ik) maak je af" , althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een kanderlaar en/of kast en/of kaarsen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 oktober 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 2 mei 2019, proces-verbaalnummer PL0600-2019188311-1, pagina 24 – 29.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 25 april 2019 te Enschede, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door
- die [aangever] een groot aantal (whatsapp)berichten toe te sturen en
- de voicemail van die [aangever] in te spreken en
- telefonisch contact op te nemen met familie en/of vrienden van die [aangever] en
- de woning van die [aangever] binnen te dringen en
- zich in de woning van die [aangever] op te houden en
- zich al dan niet luid schreeuwend in de onmiddellijke nabijheid van de woning van die [aangever] op te houden en daarbij tegen de deur van die woning te schoppen en/of te trappen en
- zich op de plaats waar die [aangever] verbleef op te houden, met het oogmerk die [aangever] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij in de periode van 16 maart 2019 tot en met 25 april 2019 in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door
- de navolgende tekst op de voicemail van die [aangever] in te spreken: " [aangever] , ik zweer het je, als je me niet via Facetime terugbelt, ik maak je kapot!" en
die [aangever] de navolgende berichten toe te zenden:
- " Ik trap jou hele kanker keet in elkaar en jou erbij" en
- " [aangever] ik zweer het op alles kom niet in Enschede ik maak je af" en
- " Jij kan beter de vlucht nemen (ik) maak je af";
3.
hij op 25 april 2019 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een kandelaar en kaarsen, die aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorden, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: belaging;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, door de officier van justitie berekend op 108 dagen, en een voorwaardelijk deel van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de algemene voorwaarden en een contactverbod met [aangever] waarbij verdachte geen contact mag hebben met [aangever] anders dan door tussenkomst van Veilig Thuis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met het gegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en dat de redelijke termijn is overschreden. De raadsman heeft verzocht de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna twee maanden zijn voormalig partner en de moeder van zijn kinderen, [aangever] , belaagd. Ondanks het feit dat [aangever] meermalen aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij geen contact (meer) met hem wilde, heeft hij haar telefonisch lastig gevallen door haar een groot aantal Whatsappberichten te sturen, door bedreigende woorden in te spreken op haar voicemail en daarnaast familie en vrienden meermalen te bellen met de vraag waar en met wie [aangever] op dat moment was. De door verdachte aan [aangever] verzonden berichten, waarin verdachte in niet mis te verstane bewoordingen met zowel zware mishandeling als met de dood heeft gedreigd, zijn door [aangever] als zeer bedreigend ervaren. Ook is verdachte de woning van [aangever] binnengedrongen waar hij eerst een kandelaar met kaarsen kapot heeft gegooid om vervolgens op de weg naar buiten tegen de voordeur te trappen en luid schreeuwend rond haar woning te blijven hangen. Door zijn gedrag heeft verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever] , heeft hij angst bij haar veroorzaakt en heeft hij [aangever] in haar doen en laten beperkt. Verdachte had slechts oog voor zijn eigen behoefte om te weten waar en met wie zijn ex-partner was en is totaal voorbij gegaan aan de gevoelens van [aangever] . Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de
Justitiële Documentatie van verdachte van 1 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte opgemaakte psychologisch rapport van 30 augustus 2019. Uit het rapport volgt dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een depressieve stoornis, matig van ernst en gedeeltelijk in remissie, een stoornis in cocaïnegebruik (licht, in vroege remissie) en dat verdachte enige minder functionele persoonlijkheidstrekken heeft. De psycholoog heeft geadviseerd de strafbare feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank volgt dit advies en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
Het risico op herhaling van fysiek geweld wordt laag geacht en het risico op verbaal geweld gemiddeld. De psycholoog heeft geadviseerd tot een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, urinecontroles en reclasseringstoezicht.
Over verdachte is op 6 september 2019 een reclasseringsrapport opgemaakt. De rapporteur heeft het middelengebruik en de emotionele gesteldheid van verdachte gezien als criminogene factoren en heeft geadviseerd tot een reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, een drugsverbod en een locatie- en contactverbod.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten in beginsel oplegging van een forse, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf eisen. Daar staat tegenover dat sprake is van een onwenselijk lang tijdsverloop van de strafzaak. Als uitgangspunt geldt dat het strafgeding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. Die termijn is in dit geval begonnen op 3 mei 2019 toen verdachte in verzekering is gesteld. De zaak heeft voor het eerst op zitting gestaan op 6 september 2019. Toen is door de rechtbank besloten dat drie getuigen bij de rechter-commissaris zouden worden gehoord. Vervolgens is de zaak pas op 19 oktober 2021 weer op zitting aangebracht en inhoudelijk behandeld. Op 2 november 2021 wordt uitspraak gedaan. Aldus wordt twee jaren en bijna zes maanden na de inverzekeringstelling van verdachte vonnis gewezen. Dit tijdsverloop is niet aan de verdediging toe te rekenen. De conclusie dient dan ook te zijn dat de redelijke termijn met bijna zes maanden is overschreden. Daar zal de rechtbank hierna rekening mee houden.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden. Bovendien is het in het voordeel van verdachte dat hij inmiddels meer afstand van [aangever] heeft genomen en dat nieuwe strafbare feiten niet hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, 110 dagen. Gelet op de ernst van de feiten en de inbreuk die dit op de gevoelens van veiligheid van [aangever] heeft gemaakt, acht de rechtbank die straf passend en geboden.
Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals soortgelijke feiten te begaan is de rechtbank van oordeel dat ook een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Gelet op de genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 60 dagen met een proeftijd van twee jaren.
Het slachtoffer [aangever] heeft ter terechtzitting van 19 oktober 2021 tijdens het uitoefenen van haar spreekrecht verklaard dat de situatie met verdachte op dit moment rustig is en dat zij dit graag zo wil houden. De rechtbank ziet hierin reden om aan verdachte als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel een contactverbod op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] , anders dan door tussenkomst van Veilig Thuis.
Anders dan in de rapportages is geadviseerd, ziet de rechtbank bij de huidige, genormaliseerd lijkende stand van zaken, mede gezien het tijdsverloop, geen meerwaarde in het opleggen van een verplichte ambulante behandeling en reclasseringstoezicht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57
.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: belaging;
feit 2, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
170 (honderdzeventig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- op geen enkele wijze direct of indirect contact opneemt en/of onderhoudt met [aangever] , geboren op [geboortedatum 2] 1979, anders dan door tussenkomst van Veilig Thuis;
daarbij geldt als voorwaarde van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 02 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600- 2019191380. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.