ECLI:NL:RBOVE:2021:4065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
08-963591-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwelijke informatie uit politiesysteem opgevraagd en gedeeld met derden

Op 1 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 61-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De man benaderde zijn zwager, een politieambtenaar, meerdere keren met het verzoek om vertrouwelijke informatie uit het politiesysteem te raadplegen. Hij deed dit onder het voorwendsel dat hij informatie nodig had over een verdacht voertuig in zijn straat. Uit onderzoek bleek dat de verdachte deze vertrouwelijke informatie via Encrochat deelde met derden. Daarnaast heeft de man een belangrijke rol gespeeld in de poging tot omkoping van zijn zwager. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een politieambtenaar heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie en dat hij geldbedragen heeft aangeboden om zijn zwager te bewegen deze informatie te verstrekken. De rechtbank achtte de verdachte medepleger van de feiten en heeft hem voor de bewezenverklaarde feiten strafbaar verklaard. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van acht maanden had geëist, gematigd tot zes maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963591-20 (P)
Datum vonnis: 1 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1959 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 januari 2021, 5 maart 2021, 28 mei 2021 en 18 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P. Rombouts, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een politieambtenaar heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie;
feit 2: geldbedragen en/of giften heeft aangeboden aan een politieambtenaar om hem te bewegen vertrouwelijke informatie in de politiesystemen te raadplegen en die informatie met onbevoegden te delen;
feit 3: al dan niet tezamen en in vereniging met anderen een politieambtenaar heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 april 2020 tot en met 25 april 2020 te Heiloo en/of Beverwijk en/of Alkmaar en/of Castricum en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift(namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens), te weten als politieambtenaar (Senior GGP-medewerker bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier), verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, [medeverdachte 1] , (telkens) opzettelijk in een of meer politiesystemen, te weten de Basis Voorziening Informatie-Integraal Bevragen
(BVI-B) en/of een of meer andere (daaraan gekoppelde) politiesystemen, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot het kenteken [kenteken 1] en/of de kenosleutel [omschrijving] en/of postcode / huisnummer [adres 2] en/of het adres [adres 3] , en/of (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de persoon [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1986 en/of het kenteken [kenteken 2] en/of postcode/huisnummer [adres 4] , althans (vertrouwelijke) informatie, opgezocht en/of bevraagd en vervolgens
(telkens) die (vertrouwelijke) informatie verstrekt aan verdachte [verdachte]
welk feit verdachte [verdachte] op een of meer tijdstippen in de periode van 3 april 2020 tot en met 25 april 2020 te Beverwijk en/of Heiloo en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, (telkens) aan [medeverdachte 1] gegevens/informatie verstrekt van het volgende kenteken en/of persoon met als doel aanvullende gegevens/informatie te verkrijgen:
-kenteken [kenteken 1] en/of
-de persoon [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] 1986
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot 1 september 2020 te Beverwijk en/of te Heiloo en/of te IJmuiden en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar van de politie (Senior GGP-medewerker bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier), genaamd [medeverdachte 1] één of meer gift(en) heeft/hebben gedaan
en/of aangeboden, te weten:
- één of meer geldbedragen (4300 euro en/of 2500 euro en/of 2300 euro) en/of (een vergoeding voor) een nieuw koffieapparaat en/of één of meer drankjes en/of een etentje, (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening, iets te doen, te weten (telkens):
- het bevragen van een of meer politiesystemen op (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de perso(o)n(en) [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1981) en/of [naam 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1965) en/of de aan die [naam 2] en/of [naam 3] te relateren administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of (vervolgens) die (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen aan verdachte en/of zijn mededader en/of (een) andere daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en)/derde(n) te verstrekken en/of te openbaren.
3.
[medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks periode van 6 juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te Heiloo en/of Beverwijk en/of Alkmaar en/of Castricum en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens), te weten als politieambtenaar (Senior
GGP-medewerker bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier),
verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
-immers heeft hij, [medeverdachte 1] , (telkens) opzettelijk in een of meer politiesystemen, te weten de Basis Voorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-B) en/of een of meer andere (daaraan gekoppelde) politiesystemen, (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de perso(o)n(en) [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1981) en/of [naam 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1965) en/of de aan die [naam 2] en/of [naam 3] te relateren
administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving van die [naam 2] en/of [naam 3] , althans (vertrouwelijke) informatie, opgezocht en/of bevraagd en vervolgens (telkens) die (vertrouwelijke) informatie verstrekt aan verdachte [verdachte] en/of verdachtes mededader, welk feit verdachte [verdachte] en/of verdachtes mededader op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2020 tot en met 15 augustus 2020 te Beverwijk en/of Heiloo en/of te IJmuiden en/of (elders)
in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk heeft/hebben uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of verdachtes mededader,(telkens) aan die [medeverdachte 1] gegevens/informatie verstrekt van de perso(o)n(en) [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1981) en/of [naam 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1965) en/of kenteken [kenteken 3] en/of adresgegevens [adres 5] en/of [naam 4] , althans een of meer gegevens/informatie, met als doel aanvullende gegevens/informatie te verkrijgen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Gelet op het proces-verbaal en de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting kunnen de volgende (mede tot een goed begrip van dit vonnis strekkende) feiten en omstandigheden, die ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan, als vaststaand worden aangemerkt.
Op 30 juni 2020 ontving de Rijksrecherche een afscherm proces-verbaal naar aanleiding van onderschepte Encrochat-berichten. In dat proces-verbaal werd beschreven dat politieambtenaar en medeverdachte [medeverdachte 1] vertrouwelijke politie informatie verstrekte aan onbevoegden. Vervolgens is onderzoek ‘Lunel’ gestart. Uit tapgesprekken, observatie en bakengegevens bleek vervolgens dat [medeverdachte 1] ook betrokken lijkt te zijn bij ‘een observatieklus’.
Tijdens dit onderzoek komt ook verdachte, die de zwager is van medeverdachte [medeverdachte 1] , in beeld. Uit de verschillende processen-verbaal blijkt dat verdachte zijn zwager meerdere keren heeft benaderd voor het verkrijgen van informatie uit de politiesystemen. Deze informatie deelt verdachte vervolgens met onbekend gebleven derden. Ook blijkt dat het verdachte is die op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] een observatieklus heeft voor medeverdachte [medeverdachte 1] en diens kennis [naam 5] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt feit 1 en feit 2 te bewijzen. Van feit 3 moet de verdachte volgens de officier van justitie worden vrijgesproken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman vindt dat verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat ook om iemand van de observatiepolitie kan zijn gevraagd vanwege diens ervaring met observatiewerkzaamheden. Die hoedanigheid hoeft niet te betekenen dat iemand ook vertrouwelijke informatie opvraagt en vervolgens deelt. De opgevraagde informatie was bovendien al verstrekt door [medeverdachte 2] , en die informatie is alleen geraadpleegd om het verhaal van [medeverdachte 2] te verifiëren. Daarnaast heeft verdachte slechts gefungeerd als intermediair. Hij heeft alleen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact gebracht. Verder heeft hij geen bemoeienis met een observatieklus gehad. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking om tot een bewezenverklaring van medeplegen van omkoping te komen. Daarom moet verdachte ook van feit 2 worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De verklaring van verdachte tijdens de zitting van 5 maart 2021;
  • Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] op 5 oktober 2020, pagina 694;
  • Proces-verbaal van bevindingen (AMB.02.001), pagina 15 en 16;
  • Het proces-verbaal van bevindingen op pagina 667 tot en met 669.
Ten aanzien van feit 2
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op enig moment door verdachte [2] is benaderd voor een observatieklus voor [medeverdachte 2] [3] , voormalig lid van de [gemeenschap] . Subjecten in de observatieklus waren [naam 2] en [naam 3] . [4] Zij zouden zich een groot geldbedrag van de [gemeenschap] hebben toegeëigend en de familie van [medeverdachte 2] hebben bedreigd. [5] Hiervan was aangifte gedaan bij de politie, maar dat duurde volgens [medeverdachte 2] te lang. [medeverdachte 2] wilde onder meer weten hoe het geld zou worden weggesluisd en of sprake was van een deal van [naam 2] met het Openbaar Ministerie, die [naam 2] als oud-medewerker van de FIOD had kunnen sluiten met een hem bekende officier van justitie. [6] [naam 5] heeft op verzoek van [medeverdachte 1] zijn medewerking aan de klus verleend. [7] Afgesproken werd een tarief van 50 euro per uur voor de observatie. [8] Nadat [medeverdachte 1] en [naam 5] aan verdachte te kennen hebben gegeven niet te willen observeren, hebben zij op verzoek van verdachte geprobeerd om peilbakens onder de auto’s van [naam 2] en [naam 3] aan te brengen. [9] Dat is niet gelukt.
[medeverdachte 1] was op dat moment werkzaam als brigadier van het basisteam Alkmaar [10] , onderdeel van de politie eenheid Noord-Holland.
Verdachte heeft over de observatieklus verklaard: ‘
meneer [medeverdachte 2] had mij benaderd of ik iemand wist van de observatiepolitie’. [11] Vervolgens heeft hij een afspraak geregeld tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [12]
Door een observatieteam is gezien dat op 8 juli 2020 (bij een restaurant in Heiloo) en 22 juli 2020 (bij een restaurant in IJmuiden) ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 5] . [13]
Tijdens een doorzoeking van de werkplek van [medeverdachte 1] is in zijn kast [14] een handgeschreven notitie (IBN nummer [nummer 1] ) aangetroffen. Op dit briefje stond onder meer: ‘
is er een deal OM-jvdl [naam 6]’. [15]
Over dit briefje – waarvan [medeverdachte 1] zegt dit bij het restaurant in IJmuiden van [medeverdachte 2] te hebben ontvangen [16] – heeft [medeverdachte 1] verklaard [17] : ‘
Dit gaat over [naam 2] . Dit was een vraag van de opdrachtgever de visserman’. Op vraag van de verbalisant wat de vraag dan was, heeft [medeverdachte 1] geantwoord: ‘
Die visserman die zegt dat die [naam 2] 8 miljoen verduisterd heeft en begreep niet waarom hij nog op vrije voeten liep. Hij had gehoord dat [naam 2] een deal had gesloten met het OM. De visserman zei dat hij en zijn familie waren bedreigd, hij huilde hier bijna bij. Ik vond dit wel zielig, ik wilde hierbij wel helpen. De visserman was bang dat het geld weg gesluisd werd. (..) Ik heb dit briefje van die visserman gehad. (..). [naam 6] zou deze officier van justitie zijn.
In een afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt gesproken over ‘4300’. [18] Hierover heeft [medeverdachte 1] verklaard: ‘
het ging over de uren die wij gemaakt hebben en dat wij hiervoor betaald zouden krijgen’. [19] Verdachte heeft het geld van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] gegeven. [20]
Tussen 6 juli 2020 en 15 augustus 2020 heeft [medeverdachte 1] meerdere bevragingen in het politiesysteem BVI-IB gedaan die zijn te relateren aan [naam 2] en [naam 3] . [21]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] aan verdachte nadrukkelijk had gevraagd om iemand ‘
van de observatiepolitie’. Daaruit blijkt dat diegene die de observatieklus zou gaan uitvoeren de hoedanigheid van politieambtenaar moest hebben. Om andere competenties werd door verdachte niet gevraagd. [medeverdachte 1] hoedanigheid als politieambtenaar was dus de enige reden dat hij werd gevraagd voor de observatieklus.
Wanneer het [medeverdachte 2] te doen zou zijn geweest om iemand met ervaring met observeren dan zou zijn verzoek anders hebben geluid, ook omdat het gelet op zijn schimmige opdracht eenvoudiger en voor hem minder risicovol zou zijn geweest om iemand te vinden met ervaring met observeren dan een politieambtenaar te vinden die bereid was een misdrijf te begaan door tegen betaling voor [medeverdachte 2] het politiesysteem te raadplegen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans op een geslaagde observatie groter wordt als zoveel mogelijk informatie over de te observeren subjecten bekend is. Ook met het oog op veiligheid is informatie van groot belang. Voor het verkrijgen van die specifieke informatie is het politiesysteem uitermate geschikt. Daarin is informatie opgenomen die alleen door politieambtenaren zoals [medeverdachte 1] is te raadplegen.
Daar komt bij dat in de kast van [medeverdachte 1] in het politiebureau het briefje is aangetroffen waarop stond vermeld: ‘
is er een deal OM-jvdl [naam 6]’. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij dit briefje bij het restaurant in IJmuiden van [medeverdachte 2] heeft gekregen. De rechtbank constateert dat op foto’s van het observatieteam is te zien dat verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 5] tijdens die ontmoeting dichtbij elkaar zitten aan een kleine tafel (pagina 786). Bovendien blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat het briefje op dat moment ter sprake is gekomen. Gelet daarop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van het briefje.
Bovendien valt niet in te zien hoe deze vraag van [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] beantwoord zou kunnen worden door een observatie en/of het plaatsen van een peilbaken. Het kan daarom niet anders dan dat [medeverdachte 2] deze concrete opdracht via verdachte bij [medeverdachte 1] heeft neergelegd omdat [medeverdachte 1] toegang had tot de politiesystemen.
In de opdracht van [medeverdachte 2] lag dus als noodzakelijk onderdeel besloten dat [medeverdachte 1] het politiesysteem zou bevragen. Daarmee is bewezen dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] een geldbedrag heeft aangeboden om hem te bewegen bevragingen in het politiesystemen te doen die zijn te relateren aan [naam 2] en [naam 3] .
Ten aanzien van de vraag hoe de handelwijze en betrokkenheid van verdachte moet worden geduid en of dit als medeplegen moet worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een ander of anderen. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte uitstijgt boven die van ‘tussenpersoon’. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte intensief heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] bij het benaderen van [medeverdachte 1] met het oogmerk hem in zijn bediening politiesystemen te doen bevragen en de daaruit voortvloeiende informatie te delen. Verdachte heeft immers nauwe en intensieve contacten onderhouden met zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] . Hij heeft beide partijen niet alleen met elkaar aan tafel gebracht maar heeft tevens beide ontmoetingen bijgewoond en heeft gezorgd voor de overdracht van zowel het geld als de peilbakens Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een wezenlijke bijdrage geleverd aan de omkoping en kan hij als medepleger van feit 2 worden aangemerkt.’
De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen. Er is onvoldoende bewijs dat aan [medeverdachte 1] een koffiezetapparaat, drankjes of etentjes zijn aangeboden voor zijn diensten. Hiervan zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Als feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij [medeverdachte 1] heeft uitgelokt tot het delen van vertrouwelijke informatie. Voor een bewezenverklaring van dit feit is onder meer vereist dat komt vast te staan dat [medeverdachte 1] vertrouwelijke informatie heeft gedeeld. De rechtbank stelt vast dat dat uit het dossier niet blijkt. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd en de raadsman is betoogd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte 1] op meer tijdstippen in de periode van 5 april 2020 tot en met 25 april 2020 in Nederland, meermalen, opzettelijk een geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt en uit wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens), te weten als politieambtenaar (bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier), verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, [medeverdachte 1] , telkens opzettelijk in een politiesysteem, te weten de Basis Voorziening Informatie-Integraal Bevragen (BVI-B) vertrouwelijke informatie met betrekking tot het kenteken [kenteken 1] en de kenosleutel [omschrijving] en postcode / huisnummer [adres 2] en het adres [adres 3] , en (vertrouwelijke) informatie met betrekking tot de persoon [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1986 en het kenteken [kenteken 2] en postcode/huisnummer [adres 4] , bevraagd en vervolgens die vertrouwelijke informatie verstrekt aan verdachte welk feit verdachte op meer tijdstippen in de periode van 3 april 2020 tot en met 25 april 2020 in Nederland telkens opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, telkens aan die [medeverdachte 1] gegevens/informatie verstrekt van het volgende kenteken en persoon met als doel aanvullende gegevens/informatie te verkrijgen:
-kenteken [kenteken 1] en
-de persoon [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] 1986
2.
hij op in de periode van 1 juli 2020 tot 1 september 2020 in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, een ambtenaar van de politie (bij eenheid Noord-Holland te Alkmaar in de rang van brigadier), genaamd [medeverdachte 1] giften heeft aangeboden, te weten:
- geldbedragen, met het oogmerk om die [medeverdachte 1] te bewegen in zijn bediening iets te doen, te weten:
- het bevragen van een politiesysteem op vertrouwelijke informatie met betrekking tot de personen [naam 2] en [naam 3] en aan die [naam 2] en [naam 3] te relateren administratieve gegevens en/of persoonsgegevens en/of (opsporings)onderzoeken en/of incidenten en/of kentekens en/of één of meer andere personen en/of adressen in de omgeving van die [naam 2] en/of [naam 3] en/of (vervolgens) die (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen aan verdachte en/of zijn mededader en/of (een) andere daartoe niet-gerechtigde perso(o)n(en)/derde(n) te verstrekken en/of te openbaren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 177 en 272 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke uitlokking van opzettelijke schending van een ambtsgeheim door het verschaffen van gelegenheid en middelen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden geëist. Ten aanzien van het beslag moet volgens de officier van justitie de telefoon worden verbeurd verklaard. De overige op de beslaglijst vermelde goederen moeten aan verdachte worden teruggegeven, tenzij het aan een andere instantie is gegeven, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf. De raadsman heeft geen opmerking gemaakt over het beslag.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn zwager meerdere keren benaderd om vertrouwelijke informatie uit het politiesysteem te raadplegen en die aan hem te verstrekken. Daarbij deed hij het voorkomen alsof hij deze informatie opvroeg vanwege een dringende privékwestie, zoals een verdacht voertuig in zijn straat. Echter blijkt uit onderzoek dat verdachte deze vertrouwelijke informatie via Encrochat deelde met iemand wiens identiteit verdachte niet heeft willen noemen. Daarnaast heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de (poging tot) actieve omkoping van zijn zwager. Met zijn handelen heeft verdachte bovendien het publiek vertrouwen in de politie en daarmee de integriteit van de overheid geschaad.
Reeds vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte geen opening van zaken heeft gegeven en hij er bovendien geen blijk van heeft van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest, zoals door de raadsman is betoogd, doet geen recht aan de ernst van de feiten en voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die aan medeverdachten [medeverdachte 2] (parketnummer 08-963513-21 en [medeverdachte 1] (parketnummer 08-963562-20) is opgelegd, waarbij de rechtbank in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] een aantal omstandigheden in zijn voordeel heeft meegewogen. De rechtbank overweegt dat uit de proceshouding en de verklaringen van verdachte geen omstandigheden volgen of een aanleiding is gevonden om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde Iphone met toebehoren (op de beslaglijst vermeld met nummer [nummer 2] ) moet worden verbeurd verklaard, omdat uit het dossier blijkt dat dit een voorwerp is dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd. Tijdens de zitting van 5 maart 2021 heeft verdachte namelijk verklaard dat hij deze EnchroChat telefoon van iemand kreeg om met diegene te communiceren, omdat diegene geen andere telefoon had. Wie die persoon is heeft verdachte niet willen verklaren. Diegene heeft verdachte gevraagd om de vertrouwelijke informatie. Nadat verdachte de vertrouwelijke informatie ontving, heeft hij deze informatie via EnchroChat doorgestuurd. Daarbij komt dat het een feit van algemene bekendheid is dat PGP-telefoons in het criminele circuit veelal worden gebruikt om door middel van versleutelde berichten veilig met elkaar te kunnen communiceren over criminele activiteiten.
Met betrekking tot de overige goederen op de beslaglijst heeft de officier van justitie toegelicht dat een deel van deze goederen zijn overgedragen aan andere instanties en dat de rest aan verdachte zal worden teruggegeven. Nu namens verdachte geen verweer is gevoerd met betrekking tot het beslag gaat de rechtbank ervan uit dat het beslag, met uitzondering van voornoemde telefoon, wordt of reeds is afgewikkeld door het Openbaar Ministerie.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijke uitlokking van opzettelijke schending van een ambtsgeheim door het verschaffen van gelegenheid en middelen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen Iphone met toebehoren, op de beslaglijst vermeld met nummer [nummer 2] );
- verstaat dat het overige beslag overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 7.4 is overwogen door het Openbaar Ministerie zal worden afgehandeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20200063 (onderzoek Lunel). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 689.
3.Pagina 689 en pagina 696.
4.Pagina 697.
5.Pagina 693.
6.Pagina 693.
7.Pagina 690.
8.Pagina 697.
9.Pagina 697 en 698.
10.Pagina 697 tot en met 699.
11.Pagina 714.
12.Verklaring verdachte tijdens de zitting van 5 maart 2021.
13.Pagina 752 tot en met 757 en pagina 782 tot en met 789.
14.Pagina 693.
15.Pagina 701; dit betreft een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.
16.Pagina 693.
17.Pagina 693 en 694.
18.Pagina 717.
19.Pagina 700.
20.Verklaring verdachte tijdens de zitting van 5 maart 2021.
21.Pagina 101 tot en met 123.