ECLI:NL:RBOVE:2021:4061

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
9482665 \ CV EXPL 21-2376
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met betrekking tot achterstallig loon en loonsverhogingen conform CAO VVT

In deze zaak heeft eiser, een verpleegkundige, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, Ararat B.V., vanwege een loonvordering. Eiser is op 1 augustus 2019 in dienst getreden bij Ararat en heeft zijn arbeidsovereenkomst meerdere keren verlengd. Na zijn ziekmelding op 2 augustus 2021 heeft Ararat de uitbetaling van het loon stopgezet, wat eiser als onterecht beschouwt. Eiser vordert onder andere het achterstallig netto loon, loonsverhogingen conform de CAO VVT, en een Corona-Zorgbonus. Tijdens de zitting heeft eiser zijn vordering verminderd en zich gericht op het achterstallige loon over de maand augustus 2020. Ararat heeft betwist dat zij geen loonstroken heeft verstrekt en stelt dat zij steeds het volledige salaris heeft betaald, zij het soms met vertraging.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende zekerheid is om het gevorderde achterstallige loon toe te wijzen, omdat eiser zijn eis heeft gewijzigd en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen loonstroken heeft ontvangen. Wel heeft de kantonrechter geoordeeld dat Ararat gehouden is om de loonsverhogingen conform de CAO toe te passen en heeft zij het gevorderde bedrag van € 2.579,49 bruto toegewezen, vermeerderd met vakantietoeslag en wettelijke rente. De vordering tot verstrekking van bruto/netto specificaties is gedeeltelijk toegewezen, maar de kantonrechter heeft geen dwangsom verbonden aan toekomstige salarisbetalingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9482665 \ CV EXPL 21-2376
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. L.R. Brendel, advocaat te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap
ARARAT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde partij, hierna te noemen Ararat,
gemachtigde: mr. D.P. Kant, advocaat te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 oktober 2021 met producties,
- de van de zijde van Ararat overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnotitie van Ararat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [geboortedatum] 1957, is op 1 augustus 2019 in dienst getreden bij Ararat als verpleegkundige voor 16 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één jaar van 1 augustus 2019 tot 1 augustus 2020. Het salaris bedraagt per datum indiensttreding € 1.854,32 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, op basis van een dienstverband van 16 uur per week.
2.2.
Op 31 juli 2020 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van 12 maanden, van 1 augustus 2020 tot 1 augustus 2021, en is het dienstverband uitgebreid van 16 uur per week naar 36 uur per week. Op 23 juli 2021 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van 12 maanden, van 1 augustus 2021 tot 1 augustus 2022.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO VVT.
2.4.
[eiser] is per 2 augustus 2021 uitgevallen wegens ziekte.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening om:
I. Ararat te veroordelen om aan [eiser] het achterstallig netto loon te betalen ad € 3.659,00, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
II. Ararat te veroordelen om aan [eiser] de achterstallige loonsverhogingen conform de CAO te betalen ad € 2.579,49 bruto tot en met september 2021, vermeerderd met de vakantietoeslag ad 8%, de eindejaarsuitkering ad 8,33%, de wettelijke verhoging van 50% over al deze bedragen en de wettelijke rente;
III. Ararat te veroordelen om aan [eiser] vanaf oktober 2021 steeds uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand, te betalen het loon van de betreffende maand ad € 4.448,63 bruto, zulks totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
IV. Ararat te veroordelen om aan [eiser] de eindejaarsuitkering ad 8,33% van het salaris over de periode 1 augustus 2019 tot en met 30 november 2020 te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
V. Ararat te veroordelen om aan [eiser] een bedrag van € 1.000,00 netto te betalen terzake de Corona-Zorgbonus, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
VI. Ararat te veroordelen om aan [eiser] schriftelijke bruto/netto specificaties te verstrekken van het loon (inclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente) over de periode augustus 2019 tot en met september 2021, de betaling van de achterstallige loonsverhoging over die periode, de eindejaarsuitkering over de periode 1 augustus 2019 tot en met november 2020 en de loonbetalingen vanaf oktober 2021, zulks binnen twee weken na datum van dit vonnis dan wel, voor zover de betalingen waarop de specificaties zien nog niet verschuldigd zijn, uiterlijk op de laatste dag van de maand waarop de specificatie betrekking heeft, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te betalen bedrag, dat Ararat hiermee binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. Ararat te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, door de kantonrechter te bepalen aan de hand van de totale hoogte van de vordering;
VIII. Ararat te veroordelen in de kosten van dit geding.
althans een zodanige voorziening te treffen ten aanzien van Ararat die de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
Kort samengevat heeft [eiser] aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Ararat na zijn ziekmelding op 2 augustus 2021 ten onrechte de uitbetaling van het loon aan [eiser] heeft
stopgezet. Daarnaast voert [eiser] aan dat Ararat heeft nagelaten om hem loonspecificaties te verstrekken. [eiser] stelt dat Ararat gehouden is hem tijdens ziekte loon door te betalen.
Ook had Ararat volgens [eiser] de algehele loonsverhogingen ingevolge de CAO VVT moeten toepassen, te weten 3,5% per 1 juni 2020 en 3% per 1 juli 2021.
Dit maakt dat een bedrag van € 2.579,49 bruto te weinig is betaald door Ararat. Deze loonsverhogingen op grond van de CAO dienen tevens door te werken in de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
3.3.
Ararat voert verweer op hierna te bespreken gronden.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.2.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij, omdat Ararat pas een dag voor de zitting salarisspecificaties heeft verstrekt, niet eerder in staat was om een correcte berekening te maken van het achterstallig loon. Thans is [eiser] gebleken dat Ararat meer heeft betaald dan [eiser] aanvankelijk dacht. Nadere berekening door [eiser] maakt dat [eiser] zijn eis vermindert. [eiser] heeft ter zitting opgemerkt dat zijn vordering ziet op de maand augustus 2020 en een bedrag van € 649,45 netto en niet langer op de maanden januari 2021 en september 2021.
4.3.
Ararat heeft uitdrukkelijk betwist dat zij geen loonstroken heeft verstrekt aan [eiser] . Zij merkt op dat deze op kantoor ter hand zijn gesteld aan [eiser] en dat een aantal salarisstroken nadien op verzoek nogmaals aan [eiser] en de echtgenote van [eiser] zijn verstrekt. Ararat stelt dat zij steeds het volledige salaris heeft betaald aan [eiser] . Dit is weliswaar wel eens met vertraging en in delen gebeurd, maar dit werd veroorzaakt door het feit dat Ararat soms moest wachten op de uitkeringen door de zorgverzekeraars. Zodra Ararat deze had ontvangen, is zij overgegaan op betaling van het loon.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat [eiser] de grondslag van zijn vordering onder I. heeft gewijzigd. Bij dagvaarding stelt [eiser] dat te weinig loon is betaald over de maanden januari 2021 en september 2021 en ter zitting heeft [eiser] gesteld dat het gaat om de maand augustus 2020. [eiser] heeft bij dagvaarding als productie 2 een overzicht verstrekt van alle gedane betalingen. Ararat heeft uitdrukkelijk de juistheid van dit overzicht betwist.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het overzicht onvoldoende zekerheid biedt ten aanzien van de aanspraken van [eiser] op achterstallig loon. Het betreft een door [eiser] zelf opgemaakt overzicht waarop enkel betalingen staan vermeld. Hieruit kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat [eiser] nog aan achterstallig loon heeft te vorderen van Ararat.
4.6.
Het vaststellen van een eventuele aanspraak op achterstallig loon wordt mede bemoeilijkt door het feit dat [eiser] zijn eis heeft gewijzigd. [eiser] vordert het achterstallige loon over andere maanden en andere bedragen dan voorheen en merkt op dat is gebleken dat meer is betaald dan aanvankelijk werd gedacht. Ararat is niet eerder in de gelegenheid is geweest om te reageren op de verandering van eis.
4.7.
In dit verband acht de kantonrechter van belang dat [eiser] in zijn brief van 9 september 2021 aanspraak maakt op achterstallig loon over de maand augustus 2020 en in de dagvaarding de maanden januari 2021 en september 2021 vermeldt. Bovendien wordt in de brief van 9 september 2021 niet gesproken over het ontbreken van salarisspecificaties. Rechtens is in deze procedure niet komen vast te staan dat [eiser] geen salarisstroken heeft ontvangen van Ararat en hierdoor geen correcte berekening kon maken van het achterstallige salaris.
4.8.
Zodoende bestaat in kort geding onvoldoende zekerheid om het door [eiser] gevorderde achterstallige loon over de maand augustus 2020 (vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente) toe te wijzen. Het onder I. gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
Terzake de CAO loonsverhogingen overweegt de kantonrechter het volgende. Ter zitting heeft Ararat verklaard dat zij gehouden is deze loonsverhogingen op het salaris van [eiser] toe te passen indien deze loonsverhogingen uit de CAO zelf blijken.
Uit de CAO VVT blijkt dat per 1 juni 2020 een loonsverhoging van 3,5% en per 1 juli 2021 een loonsverhoging van 3% is doorgevoerd. Ararat is gehouden het loon volgens deze uitgangspunten te betalen. [eiser] heeft gesteld dat hij in dit verband heeft te vorderen een bedrag van € 2.579,49 bruto en heeft in de dagvaarding onder punt 2.12 een berekening gemaakt. Ararat heeft deze berekening niet betwist. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van vermelde berekening en zal daarom het onder II. gevorderde bedrag van € 2.579,49 bruto toewijzen, vermeerderd met de vakantietoeslag van 8% en de eindejaarsuitkering van 8,33%.
De gevorderde wettelijke verhoging van 50% zal worden gematigd tot 10%. Weliswaar had Ararat de loonsverhogingen ingevolge de CAO dienen toe te passen maar ook is van belang dat [eiser] niet eerder om deze loonsverhogingen heeft gevraagd. De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen is toewijsbaar.
4.10.
Terzake het onder III. gevorderde (tijdige doorbetaling loon van € 4.448,63 bruto per maand vanaf oktober 2021) overweegt de kantonrechter dat Ararat gehouden is om het salaris tijdig aan [eiser] te voldoen. Ararat heeft verklaard dat zij aan haar opeisbare verplichtingen zal blijven voldoen en dat, nu [eiser] enkel iets vordert waartoe Ararat volgens de wet is gehouden, [eiser] geen belang heeft bij dit onderdeel van zijn vordering. De kantonrechter acht dit belang wel aanwezig aangezien thans is vastgesteld dat [eiser] recht heeft op toepassing van de loonsverhogingen ingevolge de CAO VVT en aldus per 1 juli 2021 aanspraak heeft op een bruto loon van € 4.448,63 per maand. Het onder III. gevorderde zal daarom worden toegewezen.
4.11.
De vordering onder IV. terzake de eindejaarsuitkering van 8,33% zal worden afgewezen [eiser] heeft immers zelf verklaard dat een te hoog bedrag aan eindejaarsuitkering is betaald. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat uit nadere berekening is gebleken dat Ararat in december 2020 een te hoog bedrag aan eindejaarsuitkering heeft betaald. Betaald is € 2.819,27 en dit had moeten zijn € 2.685,64.
4.12.
Onder V. heeft [eiser] gevorderd de coronazorgbonus van € 1.000,00. [eiser] heeft gesteld dat Ararat deze bonus heeft aangevraagd en dat de werkgever na aanvraag niet meer bevoegd is deze bonus al dan niet toe te kennen aan de medewerker. De werkgever heeft dan volgens [eiser] geen keuzevrijheid meer en fungeert slechts als doorgeefluik. Ararat stelt zich op het standpunt dat zij deze keuzevrijheid wel heeft en dat zij enkel bij bijzondere prestaties van de medewerker behoeft over te gaan tot uitbetaling van de bonus. Ararat heeft ter zitting verklaard dat zij de zorgbonus van [eiser] die zij heeft ontvangen, zal terugstorten.
De kantonrechter overweegt dat de beoordeling van deze aanspraak zich niet leent voor deze kort geding procedure. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.13.
Terzake de vordering onder VI. (verstrekking bruto/netto specificaties) overweegt de kantonrechter als volgt. Rechtens is niet komen vast te staan en is door [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat Ararat geen loonstroken heeft verstrekt. Ararat heeft gemotiveerd gesteld dat zij dit wel heeft gedaan en ter zitting verklaard dat deze ter hand zijn gesteld op het kantoor door mevrouw [A] , zorgmanager van Ararat. In ieder geval zijn in het kader van deze procedure de salarisstroken tot en met september 2021 overgelegd. Aldus heeft [eiser] geen belang bij dit onderdeel van zijn vordering. [eiser] heeft wel een belang om alsnog een bruto/netto-specificatie over de nabetaling van de cao-verhogingen (vordering II), alsmede de salarisstroken over de betalingen vanaf oktober 2021, te ontvangen. Nu Ararat heeft gesteld dat zij telkens tijdig de salarisstroken heeft verstrekt en dit thans ook te zullen blijven doen, zal de kantonrechter Ararat weliswaar veroordelen om een bruto/netto-specificatie te verstrekken van de nabetaling (vordering II.), maar wordt geen aanleiding gezien om deze veroordeling ook uit te spreken voor toekomstige salarisbetalingen, dan wel een dwangsom te verbinden aan de verstrekking van de bruto/netto-specificatie van de nabetaling. Het moge duidelijk zijn dat, als Ararat desalniettemin nalatig zou blijven, op eerste vordering alsnog een dwangsom kan worden opgelegd.
4.14.
De door [eiser] onder VII. gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Hiertoe is redengevend dat in het buitengerechtelijk traject, zie brief [eiser] van 9 september 2021, het achterstallig loon wordt gevorderd over de maand augustus 2020 en in de dagvaarding het achterstallig loon over de maanden januari 2021 en september 2021. Ook wordt in de brief van 9 september 2021 niet gevraagd om toepassing van de loonsverhogingen ingevolge de CAO VVT. Aldus heeft [eiser] de grondslag van zijn vordering gewijzigd en zijn de buitengerechtelijke kosten niet gemaakt voor hetgeen wordt toegewezen.
4.15.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren nu slechts een onderdeel van de vordering van [eiser] kan worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ararat om aan [eiser] de achterstallige loonsverhogingen conform de CAO te betalen ad € 2.579,49 bruto tot en met september 2021, vermeerderd met de vakantietoeslag ad 8%, de eindejaarsuitkering ad 8,33%, de wettelijke verhoging gematigd tot 10% over al deze bedragen en de wettelijke rente.
5.2.
Veroordeelt Ararat om aan [eiser] vanaf oktober 2021 steeds uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand, te betalen het op dat moment geldende loon van de betreffende maand thans € 4.448,63 bruto, zulks totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd.
5.3.
Veroordeelt Ararat om aan [eiser] bruto/netto specificaties te verstrekken van de achterstallige loonsverhogingen conform de CAO.
5.4.
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.5.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.
(JHd(O)