ECLI:NL:RBOVE:2021:4058

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
9183665 \ CV EXPL 21-1740
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de kwaliteit en betaling van geleverde betontegels

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen twee besloten vennootschappen, [X] en [Y], over de kwaliteit van geleverde betontegels en de betaling van facturen. [Y] heeft van [X] betontegels afgenomen, maar heeft deze niet betaald, omdat zij klachten ontving van haar klant over de kwaliteit van de geleverde tegels. [X] heeft twee facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 250,46, maar [Y] heeft deze facturen onbetaald gelaten. In reactie hierop heeft [X] een ingebrekestelling gestuurd en uiteindelijk de zaak aanhangig gemaakt bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [Y] de openstaande facturen niet tijdig heeft betaald en dat de gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [Y] ook de wettelijke handelsrente over de hoofdsom moet betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten die door [X] zijn gemaakt. De vordering van [Y] in reconventie, waarin zij schadevergoeding eiste voor de slechte kwaliteit van de betontegels, werd afgewezen omdat [Y] [X] niet schriftelijk in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft [Y] veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen en de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. A.M.S. Kuipers op 19 oktober 2021, waarbij de kantonrechter de vorderingen van [X] heeft toegewezen en die van [Y] heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 9183665 \ CV EXPL 21-1740
Vonnis van 19 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. J.F. Vanhommerig,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [Y] ,
verschenen bij haar bestuurder/aandeelhouder de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 april 2021,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 22 juni 2021,
- de mondelinge behandeling op 20 september 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[Y] heeft van [X] diverse bouwmaterialen en betontegels afgenomen.
2.2.
[X] heeft [Y] twee facturen gestuurd d.d. 30 november 2020 en 15 december 2020 voor een totaalbedrag van € 250,46.
2.3.
[Y] heeft voormelde facturen onbetaald gelaten.
2.4.
[Y] heeft een klacht ontvangen van een klant in Oldenzaal over de door [X] geleverde betontegels. De betontegels waren aan de zijkanten beschadigd en er zaten witte plekken en roestplekken op de betontegels.
2.5.
[Y] heeft hierover telefonisch een klacht ingediend bij [X] .
2.6.
[Y] heeft een factuur d.d. 21 december 2020 gestuurd naar [X] voor een bedrag van € 2.885,12 (inclusief btw) voor de koop en levering van nieuwe betontegels door een derde partij. Voorts heeft [Y] de arbeidsuren van twee van haar werknemers voor het leggen van de nieuwe betontegels bij de klant in Oldenzaal in rekening gebracht.
2.7.
[X] heeft [Y] op 11 maart 2021 een ingebrekestelling gestuurd voor de facturen d.d. 30 november 2020 en 15 december 2020.
2.8.
De gemachtigde van [X] heeft [Y] op 1 april 2021 aangemaand om de facturen d.d. 30 november 2020 en 15 december 2020 te voldoen. Daarnaast zijn [Y] de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente aangezegd.
2.9.
[Y] bericht de gemachtigde van [X] op 6 april 2021, voor zover van belang, als volgt:
“ (…) Gezien het fijt dat de Firma [X] bij ons een openstaande factuur heeft met factuur nummer RS-202003595 ten hoogte van € 2.885,12 incl. BTW, zult u begrijpen dat wij niet overgaan tot betalen van deze factuur (…)”
2.10.
De gemachtigde van [X] bericht [Y] op 9 april 2021, voor zover van belang, als volgt:
“ (…) U stelt dat mijn cliënt een factuur ad € 2.885,12 bij u heeft openstaan. Deze factuur wordt door mijn cliënt betwist en zal niet worden voldaan. Er is in deze een oplossing aangeboden door mijn cliënt echter heeft u hier niet op gereageerd en uit eigen beweging bij een ander bedrijf nieuwe tegels besteld.
De facturen welke alhier in behandeling zijn hebben geen betrekking op bovenstaande. Ik stel u voor de laatste keer in de gelegenheid het verschuldigde ad€ 303,38, verdere rente en kosten pro memorie, binnen 5 dagen te voldoen (…)”

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[X] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Y] veroordeelt om tegen kwijting aan [X] te betalen een bedrag van € 296,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 250,46 vanaf 19 april 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Tevens vordert [X] veroordeling van [Y] in de kosten van deze procedure, waarin begrepen een bedrag aan salaris gemachtigde en de nakosten.
3.2.
[X] baseert haar vordering op de volgende stellingen. Omdat van [Y] geen betaling viel te verkrijgen van de nog openstaande facturen, zag zij zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 40,00 en komen voor rekening van [Y] . Voorts vordert [X] de wettelijke handelsrente over de hoofdsom, welke zij tot 19 april 2021 heeft berekend op een bedrag van € 5,97. Sindsdien vordert [X] de wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot aan de dag van algehele voldoening.
3.3.
[Y] voert verweer tegen de vordering van [X] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[Y] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, [X] veroordeelt om tegen kwijting aan [Y] te betalen een bedrag van € 2.885,12.
3.6.
[Y] heeft ter onderbouwing van haar vordering het navolgende aangevoerd. De door [X] afgeleverde betontegels voor een klant in Oldenzaal waren van dermate slechte kwaliteit dat zij hierover klachten van haar klant heeft ontvangen. De zijkanten van de betontegels waren beschadigd en er zaten witte vlekken en roestvlekken op de betontegels. [Y] heeft daarover een klacht ingediend bij [X] , die hier volgens [Y] niets mee heeft gedaan. [Y] heeft daarom uiteindelijk nieuwe betontegels bij een derde partij besteld en deze door twee van haar werknemers laten leggen bij de klant. [Y] heeft hiervoor een factuur naar [X] gestuurd, die door [X] onbetaald is gelaten.
3.7.
[X] voert verweer tegen de vordering van [Y] .
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
[Y] heeft erkend dat dat hij de openstaande facturen aan [X] had moeten betalen. Daarmee ligt de gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed.
4.2.
Nu vast staat dat [Y] de facturen ten onrechte niet tijdig heeft betaald, is de gevorderde wettelijke handelsrente daarover eveneens toewijsbaar.
4.3.
[X] maakt aanspraak op een bedrag van € 40,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [X] heeft met haar brieven voldoende aangetoond dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt de kantonrechter niet onredelijk voor en zal daarom worden toegewezen.
4.4.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [X] begroot op:
- kosten dagvaarding € 93,31
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde
€ 150,00(2 punten × tarief € 75,00)
Totaal € 369,31
4.5.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen voor een bedrag van € 37,50
(1/2 punt x het toepasselijke tarief van € 75,00, met een maximum van € 124,00).
In reconventie
4.6.
De vraag die in reconventie voorligt is of [X] gehouden was de factuur van [Y] te voldoen. [Y] vordert feitelijk vervangende schadevergoeding voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de slechte kwaliteit geleverde betontegels door [X] , nu zij bij een derde partij nieuwe betontegels heeft moeten bestellen en omdat twee van haar werknemers de (nieuwe) betontegels bij de klant in Oldenzaal (opnieuw) hebben moeten leggen.
4.7.
De eerste vraag die voorligt is of de door [X] afgeleverde betontegels
bij aflevering van slechte kwaliteit waren. Uit de conclusie van antwoord in reconventie valt naar het oordeel van de kantonrechter niet af te leiden dat [X] gemotiveerd betwist dat de betontegels op dat moment beschadigd waren. Als uitgangspunt heeft daarom te gelden dat de betontegels beschadigd waren op het moment van aflevering door [X] .
4.8.
[X] heeft voorts betwist dat zij niets met de klacht van [Y] heeft gedaan. Zij heeft direct haar vertegenwoordiger naar Oldenzaal gestuurd om de betontegels te bekijken. [X] heeft daarnaast aangevoerd dat zij uit coulance drie gratis pallets nieuwe betontegels heeft aangeboden. [Y] is volgens [X] niet op dit aanbod ingegaan, hetgeen voor rekening en risico van [Y] komt. [Y] heeft ter zitting betwist dat [X] drie nieuwe pallets betontegels heeft aangeboden. Of [X] al dan niet dat aanbod heeft gedaan, kan voor de beoordeling van de vordering in reconventie in het midden blijven en wel om het navolgende.
4.9.
Uit artikel 6:87 BW volgt dat - nu nakoming van de verplichting uit de overeenkomst door [X] niet blijvend onmogelijk was - een recht op vervangende schadevergoeding eerst ontstaat wanneer er sprake is van verzuim aan de zijde van de schuldenaar. Artikel 6:82 lid 1 BW bepaalt dat verzuim aan de zijde van de schuldenaar intreedt, wanneer deze schriftelijk in gebreke wordt gesteld, waarbij een redelijke termijn voor deugdelijke nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat [Y] [X] niet schriftelijk in gebreke heeft gesteld voor de betontegels van slechte kwaliteit. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 6:83 onder a tot en met c BW, op grond waarvan een schriftelijke ingebrekestelling voor het intreden van verzuim niet vereist zou zijn geweest. Dit leidt tot de conclusie dat [X] niet in verzuim is geraakt. De vordering van [Y] tot vervangende schadevergoeding stuit reeds hierop af. Dit betekent dat de vordering van [Y] zal worden afgewezen.
4.11.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [X] begroot op € 218,00 (0,5 x 2 punten x tarief € 218,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [Y] om tegen kwijting aan [X] te betalen een bedrag van € 296,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 250,46 vanaf 19 april 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 369,31;
5.3.
veroordeelt [Y] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 37,50;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt [Y] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 218,00;
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021. (TD)