Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[minderjarige].
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in verschillende verzoeken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. De minderjarige heeft gedurende vijf jaar geen contact gehad met haar moeder en is begin 2021 op verzoek van de rechtbank bij haar moeder gaan wonen. Sindsdien heeft de minderjarige geen contact meer met haar vader. De gecertificeerde instelling (GI) heeft een schriftelijke aanwijzing aan de vader gegeven, waarin staat dat contact met de minderjarige pas kan plaatsvinden na gesprekken met de GI en een systeemtherapeut. De vader heeft verzocht om vervallenverklaring van deze aanwijzing, terwijl de GI om bekrachtiging verzoekt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI bevoegd was om de aanwijzing te geven en heeft deze voor de onderdelen 1 en 2 bekrachtigd. Het verzoek van de vader om vervallenverklaring van onderdeel 3 is toegewezen, omdat de GI niet bevoegd was om aanwijzingen te geven aan derden. De kinderrechter heeft ook het verzoek van de GI om een dwangsom afgewezen, omdat dit de mogelijkheden voor contactherstel negatief zou beïnvloeden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de vader zich inzet voor herstel van het contact met de minderjarige en dat gesprekken met de GI noodzakelijk zijn.