ECLI:NL:RBOVE:2021:4017

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
08.106991.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit en de handel in harddrugs en vuurwapens

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 26-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was in het bezit van meer dan 2,5 kilo harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne, en had ook cannabis en een vuurwapen in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Tijdens de zittingen op 27 juli en 14 oktober 2021 werd het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder DNA-analyses die zijn betrokkenheid bij de drugs en het vuurwapen bevestigden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de aanwezigheid van de drugs en het vuurwapen wel bewezen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de impact van de sluiting van het bedrijf van de ouders van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte werd ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.106991.21 (P)
Datum vonnis: 28 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in P.I. Achterhoek in Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 juli 2021 en 14 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 14 oktober 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met (een) ander(en):
feit 1:opzettelijk ongeveer 2.169,26 gram cocaïne en 429,73 gram heroïne heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
feit 2:opzettelijk 2.169,26 gram cocaïne en 429,73 gram heroïne aanwezig heeft gehad;
feit 3:opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
feit 4:opzettelijk een grote hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad;
feit 5:een pistool, munitie en een patroonhouder voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 15 april 2021 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 2169,26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 429,73 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
Hij op of omstreeks 15 april 2021 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2169,26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 429,73 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
Hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 15 april 2021 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 172,70 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
Hij op of omstreeks 15 april 2021 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 172,70 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
Hij op of omstreeks 15 april 2021 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 22 Gen 4, kaliber 9 mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten
- 5, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 9 mm (van het merk/type Luger) en/of
- 13, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 9x19 (van het merk/type Dynamit Nobel, onderdeel van Ruag)
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder, zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock kaliber 9 mm, voor handen heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van wat op de zitting is besproken en op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van diverse meldingen via Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA-melding) is onderzoek gedaan naar de handel in verdovende middelen en de aanwezigheid van vuurwapens op het adres [adres 2] . De meest recente MMA-melding is van 10 april 2021.
Aan de [adres 2] is [winkel] gevestigd. Dit is een bedrijf in woninginrichting waarvan de vader van verdachte, [medeverdachte] , tevens medeverdachte, bedrijfsleider is en de moeder van verdachte de eigenaar. De moeder van verdachte is geen verdachte in deze zaak. [medeverdachte] werkt voornamelijk als vloerenlegger. Verdachte kwam vaak in [winkel] , onder meer om (buiten kantooruren) in de ontspanningsruimte op de bovenverdieping shisha te roken met vrienden.
Op 15 april 2021 is de politie binnengetreden in het genoemde pand in verband met een doorzoeking naar vuurwapens. [medeverdachte] heeft na binnentreden door de politie, verklaard dat er een vuurwapen in één van de kantoortjes lag. Dit vuurwapen, een zwart pistool van het merk Glock, is na aanwijzing door [medeverdachte] in de bovenste lade van het kastje naast het bureau aantroffen. In dit vuurwapen bevond zich een lege patroonhouder.
De politie heeft het pand verder doorzocht. Achterin het kantoor werden in de archiefkast, onder de onderste la op de grond, witte blokken in doorzichtig folie met rode afbeeldingen aangetroffen. Van een van deze witte blokken ontbrak een stuk. Op dezelfde plaats werd rechts achterin een bruin blok gewikkeld in folie aangetroffen. De politie heeft het systeemplafond omhoog gedaan. Hier werd een wit brokkelig voorwerp in een doorzichtig folie aangetroffen. Op deze folie stonden rood gekleurde afbeeldingen. Verder zijn op het bureau boterhamzakjes aangetroffen met dezelfde roodgekleurde afbeelding als de doorzichtige verpakking waarin de witte blokken en het bruine blok waren verpakt. Op de bovenverdieping is in de armleuning van een bank een plak op hasj gelijkende substantie aangetroffen. Deze plak zat in doorzichtig vershoudfolie verpakt. De archiefkast in het kantoor is verschoven en onder de kast lag een ijzeren zaag met daarop wit poeder. Verder zijn er vier weegschalen aangetroffen.
De politie heeft de witte blokken en het bruine blok gewogen en de inhoud daarvan getest. Er zijn monsters genomen die zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Op grond van deze onderzoeken is vast komen te staan dat beide witte blokken die in de archiefkast zijn aangetroffen en het witte brokkelig voorwerp dat in het systeemplafond is aangetroffen totaal 2.169,26 gram van een materiaal met cocaïne bevatten. Het blok met de bruine substantie dat ook in de archiefkast is aangetroffen bevatte totaal 429,73 gram van een materiaal met heroïne.
De plak op hasj gelijkende substantie die in de ontspanningsruimte is aangetroffen bleek een totaal gewicht van 172,70 gram te hebben. Deze substantie is door het team Forensische Opsporing van de politie positief getest als zijnde cannabis.
Door het NFI is ook DNA-vergelijkend onderzoek verricht. Het DNA materiaal van verdachte is aangetroffen op de buitenzijde van de verpakking van het materiaal dat cocaïne en heroïne bevatte en ook op een elastiekje dat zat om de verpakking van het materiaal dat hennep bevatte.
Ook het aangetroffen vuurwapen is onderzocht op DNA-sporen. Op de binnen- en voorzijde van de loop, op het gehele vuurwapen met uitzondering van de onderzijde en op de ruwe delen, is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte moet van die feiten worden vrijgesproken. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2, 4 en 5 laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onderdeel medeplegen dient vrijspraak te volgen, nu niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander op het voorhanden hebben van verdovende middelen, het pistool, de munitie en de patroonhouder.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota - bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Voor wat de bewezenverklaring van het onder 2 en 4 ten laste gelegde betreft, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder is door de raadsman ten aanzien van voor het eerste en derde deel van de alternatieve/cumulatieve tenlastelegging onder 5, vrijspraak bepleit nu een verkeerd kaliber wordt vermeld. De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het tweede onderdeel van feit 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van het derde deel van de tenlastelegging aangevoerd dat de patroonhouder niet specifiek bestemd was voor het in de tenlastelegging vermelde vuurwapen. De patroonhouder past wel in het wapen maar hoort feitelijk bij een vuurwapen van een ander kaliber. Dit dient volgens de raadsman eveneens tot vrijspraak te leiden van dit onderdeel van de tenlastelegging. Verder is aangevoerd dat het vuurwapen en de munitie is onderzocht door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] . Uit het dossier blijkt volgens de raadsman niet dat deze verbalisanten deskundig zijn op het gebied van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Ook daarom dient vrijspraak voor het onder 5 ten laste gelegde te volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank overweegt dat het dossier een aantal aanwijzingen bevat voor de onder 1 ten laste gelegde gedragingen. Zo zijn er meerdere weegschalen en een ijzerzaag aangetroffen met daarop een witte substantie. Er is ook een geldteller aangetroffen.
In het dossier bevindt zich echter onvoldoende wettig bewijs dat verdachte – al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en)- cocaïne en heroïne heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van feit 1.
Feit 2
Het juridische kader
Voor bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit is vereist dat bij de verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de harddrugs en dat hij de beschikkingsmacht over die drugs heeft gehad. Het is daarbij voldoende om vast te stellen dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet noodzakelijk is dat deze ook daadwerkelijk toebehoren aan de verdachte. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist van de aanwezigheid van de verdovende middelen in het pand en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank overweegt het volgende.
De feiten en omstandigheden
Vaststaat dat verdachte de beschikkingsmacht had over het pand en over de daarbij behorende ruimtes. Verdachte heeft op de zitting op 14 oktober 2021 verklaard dat hij bijna dagelijks in het pand aanwezig was; de ene periode vaker dan de andere keer.
Uit de inhoud van het rapport van het NFI dat is opgemaakt naar aanleiding van het DNA-vergelijkend onderzoek, is vast komen te staan dat DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen op de buitenzijde van de verpakking die om de cocaïne en de heroïne zat. De kans dat het DNA van een willekeurig gekozen andere persoon matcht met dit profiel is kleiner dan één op één miljard. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de blokken met cocaïne en heroïne zich in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 14 oktober 2021 ontkend dat hij wist dat er verdovende middelen in het pand aan de [adres 2] lagen. Verdachte heeft op de zitting op 14 oktober 2021 een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA-materiaal op deze verpakking. Die verklaring houdt in dat hij het verpakkingsmateriaal dat op het bureau in het kantoor in [winkel] stond en dat op een bepaalde gerangschikte manier in de doos van de verpakking zat, heeft vastgepakt waardoor zijn DNA-materiaal op de verpakking terecht is gekomen. Verdachte heeft weleens brood voor zijn dochter ingepakt met gebruikmaking van die verpakking. De zakjes verpakkingsmateriaal zaten niet op een rol in de doos, maar op een dusdanige manier dat wanneer één zakje wordt los gemaakt, ook alle andere zakjes - kunnen - worden aangeraakt.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op de verpakkingen van de cocaïne en heroïne niet aannemelijk. In het dossier is voor de op de zitting gegeven verklaring ook geen enkel aanknopingspunt te vinden.
Beoordeling
De rechtbank concludeert dat het belastend bewijs in onderling verband en samenhang bezien op een zodanig vergaande betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen blokken cocaïne en heroïne duidt, dat aannemelijk is geworden dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en de heroïne in [winkel] . Onder deze omstandigheden kan ook worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het aanwezig hebben van de aanwezigheid van deze verdovende middelen in [winkel] . De rechtbank acht bewezen dat verdachte 2.169,26 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 429,73 gram van een materiaal bevattende heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 2.
Feit 3
Verdachte heeft op de zitting van 14 oktober 2021 verklaard dat hij zelf geen cannabis rookt, maar hij dit zo nu en dan aan vrienden van hem gaf die wel cannabis roken. Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van cannabis. De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie en de raadsman, daarom tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
Verdachte heeft op de zitting van 14 oktober 2021 verklaard dat de 172,70 gram cannabis die in de ontspanningsruimte is aangetroffen van hem is. Zijn DNA-materiaal is aangetroffen op een elastiek dat om de verpakking van de cannabis zat. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Vrijspraak medeplegen feit 2, 3 en 4
Nu uit het dossier van een gezamenlijke machtsuitoefening of van een nauwe en bewuste samenwerking op het voorhanden hebben van de aangetroffen cocaïne, heroïne en hennep, ondanks meerdere mengsporen DNA-materiaal op de verpakking, onvoldoende bewijs aanwezig is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met en of meer anderen”.
Feit 5
Deskundigheid verbalisanten
In de aanhef van het proces-verbaal onderzoek wapen (bladzijde 154) dat is opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , brigadier respectievelijk inspecteur bij de politie Eenheid Oost-Nederland, wordt de afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing vermeld. De verbalisanten hebben kennelijk verzuimd verder te vermelden: “brigadier en inspecteur Forensische Opsporing, afdeling Specialistische Ondersteuning wapens, munitie en explosieven, opgeleid en bevoegd tot het technisch onderzoeken en juridisch beschrijven van vuurwapens en munitie”.
De rechtbank ziet in dit verzuim geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van de verbalisanten noch aan de betrouwbaarheid van het relaas en zal dit proces-verbaal derhalve gebruiken als bewijsmiddel.
Het juridische kader
Voor bewezenverklaring van het – als pleger – voorhanden hebben van een vuurwapen of munitie is vereist dat verdachte het vuurwapen of de munitie bewust aanwezig had. Niet noodzakelijk is dat deze ook daadwerkelijk toebehoorde aan de verdachte.
De redengevende feiten en omstandigheden
Vaststaat dat het aangetroffen vuurwapen een semi-automatisch pistool van het merk Glock, type 22 Gen 4, van het kaliber .40 is. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de WWM. Het pistool is bestemd voor het verschieten van patronen van het kaliber .40. Er zijn twee proefschoten afgevuurd met het pistool om de werking daarvan vast te stellen. Daarbij zijn patronen van het kaliber .40 gebruikt. Het pistool gaf geen storingen tijdens de schotsessie en was derhalve blijkens de proefschoten geschikt om projectielen af te schieten door een loop en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of andere scheikundige reactie. Er zijn daarnaast twee proefschoten gedaan met patronen van het kaliber 9x19 mm. Daarbij moest de tweede patroon handmatig worden geladen, omdat de huls van de eerste patroon niet werd uitgeworpen waardoor de tweede patroon niet automatisch in de kamer van het pistool terecht kwam. Het pistool is aldus ook geschikt om patronen van het kaliber 9x19 mm te verschieten, maar heeft gebruikmakend van het kaliber 9x19 mm geen semi-automatische werking. In het aangetroffen pistool bevond zich een lege patroonhouder patroonmagazijn van het merk Glock, bestemd voor patronen van het kaliber 9 mm. Vaststaat dat het patroonmagazijn van het merk Glock, bestemd is voor patronen van het kaliber 9 mm. Het patroonmagazijn is gebruikt tijdens het afvuren van de voornoemde proefschoten en was ook geschikt was voor het afvuren van .40 patronen. Een patroonmagazijn is een specifiek hulpstuk voor een vuurwapen en is “van wezenlijke aard” zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de WWM. Derhalve is een patroonmagazijn, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 juncto artikel 2 lid 1, categorie III van de WWM.
Beoordeling
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een paar dagen voor de doorzoeking het vuurwapen in handen heeft gehad en dat hij uit nieuwsgierigheid het vuurwapen heeft bekeken. Het DNA-spoor van verdachte is op dit vuurwapen aangetroffen. Verdachte heeft volgens zijn verklaring het vuurwapen terug in de lade gedaan waar het op 15 april 2021 op aanwijzingen van zijn vader Ayhan is aangetroffen door de politie. De rechtbank overweegt dat verdachte onder deze omstandigheden redelijkerwijs van dit vuurwapen afstand had kunnen nemen, maar heeft nagelaten dit te doen. Hij had er voor kunnen kiezen direct na het aantreffen ervan de politie in te lichten. Hij heeft dat echter niet gedaan. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het vuurwapen en de patroonhouder die zich ten tijde van het aantreffen in het vuurwapen bevond, voorhanden heeft gehad zoals onder het eerste en derde deel van het cumulatief/alternatief onder 5 is ten laste gelegd.
Overweging ten aanzien van het kaliber
De rechtbank overweegt dat op grond van het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] is vast komen te staan dat het onderzochte vuurwapen, een pistool is van het merk Glock, type 22 Gen4 en dat dit pistool een vuurwapen is in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de WWM. Voor de feitelijke omschrijving van dit vuurwapen is vermelding in de tenlastelegging van het kaliber van dat vuurwapen niet relevant. Dit geldt ook voor de patroonhouder/patroonmagazijn die zich in het vuurwapen bevond. Vaststaat dat een patroonhouder/patroonmagazijn een specifiek hulpstuk is voor een vuurwapen. Het hulpstuk is “van wezenlijke aard” zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de WWM. Derhalve valt het patroonmagazijn, onder artikel 1 onder 3 juncto artikel 2 lid 1, categorie III van de WWM. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om ook op dit onderdeel te komen tot een bewezenverklaring.
Vrijspraak ten aanzien van de munitie
De rechtbank acht onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het aanwezig hebben van de munitie. De rechtbank zal verdachte om die reden van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Vrijspraak medeplegen
Nu van een gezamenlijke machtsuitoefening of van een nauwe en bewuste samenwerking op het voorhanden hebben van dit vuurwapen en de patroonhouder in het dossier geen aanknopingspunten aanwezig zijn, is naar het oordeel van de rechtbankgeen sprake van “
medeplegen”. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor zover tenlastegelegd is dat hij het wapen “tezamen en in vereniging met een of meer anderen” voorhanden heeft gehad.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2
Hij op 15 april 2021 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad 2.169,26 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en 429,73 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
Hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 15 april 2021 te Enschede opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
Hij op 15 april 2021 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 172,70 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
Hij op 15 april 2021 te Enschede, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 22 Gen 4, kaliber 9mm
en
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder, zijnde een hulpstuk en onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 26 en 55 van de WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod:
feit 3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B, van de Opiumwet;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C, van de Opiumwet;
feit 5
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen volgens haar bewezen kan worden verklaard gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan deze proeftijd de bijzondere voorwaarden te verbinden die door Reclassering Nederland in het rapport van 16 juli 2021 worden geadviseerd, te weten: een meldplicht en een ambulante behandeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie niet proportioneel is omdat verdachte wanneer de eis wordt gevolgd nog langer in detentie zal moeten blijven. Verdachte is volgens de raadsman zelf ook hard getroffen door de situatie. Het bedrijfspand van zijn ouders is op last van de burgemeester gesloten en hij is verder in de financiële problemen gekomen. Daarnaast is hij nog relatief jong en vader van twee nog jonge kinderen. Vanuit speciaal preventief oogpunt is oplegging van een deels voorwaardelijke straf volgens de raadsman daarom wenselijk. De raadsman verzoekt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening te houden met het feit dat de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met ingang van 2 juli 2021 zijn gewijzigd met betrekking tot overtreding van de WWM. Ook dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Sr (Sr). De raadsman acht oplegging van een gevangenisstraf van 450 dagen waarvan 270 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest passend. Daarnaast zou aan verdachte een taakstraf van 240 uren kunnen worden opgelegd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de einduitspraak het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft 2.598,99 gram harddrugs aanwezig gehad. Dit betrof zowel cocaïne als heroïne. Daarnaast heeft hij 172.70 gram cannabis aanwezig gehad en ook cannabis verstrekt. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en drugshandel. Drugsgebruik levert een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat drugsgebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen mee kan brengen. Daarnaast ontstaat door het bezit van drugs, en de daarmee samenhangende handel daarin, schade en overlast voor de samenleving vanwege de andere vormen van criminaliteit die gepaard gaan met drugsgebruik.
Verdachte heeft een (semi-automatisch) pistool van het merk Glock en een lege patroonhouder specifiek bestemd voor een pistool van het merk Glock kaliber 9mm aanwezig gehad. Dit is een ernstig feit, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk vuurwapen tot (levens)gevaarlijke situaties kan leiden. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen desastreus en veroorzaken in de maatschappij ontwrichtende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Voor dergelijke feiten dient oplegging van een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met:
- een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 23 september 2021;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 juli 2021 opgesteld door D. Gerrits, reclasseringswerker.
Uit het omtrent verdachte opgestelde rapport van Reclassering Nederland van 16 juli 2021 blijkt dat verdachte afstand wil gaan nemen van de zaak van zijn ouders. Hij wil op zoek gaan naar een baan in loondienst en een 'normaal' leven gaat leiden. Het zal volgens het rapport moeten blijken in hoeverre verdachte hiertoe in staat is, verdachte lijkt snel overvraagd te worden. Er zijn aanwijzingen voor een licht verstandelijke beperking die dit (mogelijk) verklaren. De kans op recidive wordt als groot ingeschat. Verdachte blijft ondanks diverse veroordelingen met justitie in aanraking komen. Het lukt hem niet om zijn leven delict-vrij in te richten. Daarnaast is de huidige lijdensdruk wel groot waardoor verdachte momenteel ontvankelijk is voor gedragsbeïnvloeding. Om de juiste hulp in te zetten om tot deze gedragsverandering te komen acht de reclassering het van belang dat eventuele onderliggende problematiek onderzocht wordt. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan kan een passend aanbod gedaan worden om zo de recidivekans te verlagen. Geadviseerd wordt aan verdachte een forse (deels voorwaardelijke) straf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden van meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS en de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Deze oriëntatiepunten zijn op 2 juli 2021 gewijzigd voor wat betreft de WWM in die zin dat, vóór de wijziging van 2 juli 2021, voor het voorhanden hebben van een (semi-automatisch) pistool doorgaans een gevangenisstraf van drie maanden werd opgelegd. Na die datum geldt als oriëntatiepunt een strafoplegging van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit is gepleegd vóór 2 juli 2021 en dus voor de wijziging van de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank ziet voor het overige geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten. Bij toepassing van deze oriëntatiepunten heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen dat voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 2.599 gram harddrugs als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van negen maanden geldt. Voor het aanwezig hebben van softdrugs geldt als oriëntatiepunt oplegging van een geldboete van € 400,-. Voor het aanwezig hebben van een pistool en een patroonhouder in een woning gold als oriëntatiepunt vóór 2 juli 2021 een gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank acht oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten en om uitvoering te geven aan de door de bijzondere voorwaarden van toezicht door de reclassering en ambulante behandeling.
De rechtbank legt aan verdachte een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd omdat zij in meerdere mate dan de officier van justitie, rekening houdt met de omstandigheid dat de door de burgemeester opgelegde sanctie van sluiting van [winkel] grote impact op verdachte (en zijn familie) heeft gehad.
De rechtbank heeft ten slotte, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten het vonnis van de politierechter van 5 juli 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken waarvan zes weken voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van deze straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Van het onvoorwaardelijk deel wordt de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen nu het bij dit vonnis bepaalde onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet te rijmen is met een opheffing van de voorlopige hechtenis.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting op 14 oktober 2021 mondeling gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoons worden teruggegeven aan de rechthebbenden. Verder heeft zij de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de verdovende middelen, het vuurwapen, de munitie en de patroonhouder.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon van verdachte,
een iPhone 12 aan verdachte moet worden terug gegeven. De verdovende middelen en het vuurwapen en de patroonhouder dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Beoordeling
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen telefoon Apple iPhone 12, goednummer PL0600-2021159054-73 (op bladzijde 295).
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de telefoons die zijn vermeld in de kennisgevingen van inbeslagneming :
goednummer PL0600-2021159054-2501814 (op bladzijde 259),
goednummer PL0600-2021159054-2501838 (op bladzijde 269),
goednummer PL0600-2021159054-2501855 (op bladzijde 277),
goednummer PL0600-2021159054-2501872 (op bladzijde 282)
goednummer PL0600-2021159054-2506741(op bladzijde 296- 298).
Het belang van strafvordering verzet zich niet meer tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Voor zover hierover nog geen beslissing is genomen tot vernietiging van deze goederen, komt de rechtbank, gelet op de mondelinge vordering van de officier van justitie ter terechtzitting op 14 oktober 2021, tot het oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen vuurwapen, de patroonhouder, de munitie en de verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – deze voorwerpen met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4, het eerste en het derde deel van het onder 5 alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5, het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij Reclassering Nederland (te Enschede). De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- meewerkt aan diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling. Hij laat zich behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die
de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen:
- vuurwapen merk Glock;
- patroonhouder merk Glock;
- kogelpatronen kaliber 9mm (van het merk/type Luger);
- kogelpatronen, kaliber 9x19 (van het merk/type Dynamit Nobel, onderdeel van Ruag);
- 429,73 gram heroïne;
- 2.169,26 gram cocaïne;
-172,70 gram hennep;
- gelast de teruggave van aan verdachte van de in beslag genomen
- iPhone 12, goednummer PL0600-2021159054-73;
gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de in beslaggenomen telefoons:
- goednummer PL0600-2021159054-2501814;
- goednummer PL0600-2021159054-2501838;
- goednummer PL0600-2021159054-2501855;
- goednummer PL0600-2021159054-2501872;
- goednummer PL0600-2021159054-2506741.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoekt tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Wolting, voorzitter, mr. H.M. Braam en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.
Buiten staat
Mr. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, gesloten op 30 augustus 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2021, voor zover inhoudend:
Ik kom bijna dagelijks in [winkel] . De ene keer vaker dan de andere keer.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 174 tot en met 186, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
Op 15 april 2021 bevonden wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , ons aan de [adres 2] . Op dit adres is gevestigd het bedrijf ' [winkel] '.
Archiefkast rechts achterin kantoor
Vervolgens zijn wij gaan zoeken in de stalen archiefkast die volledig rechts achterin het kantoor staat. Deze archiefkast bestond uit 4 lades. Ik, verbalisant [verbalisant] , opende de onderste lade. Ik zag dat er in de lade geen relevante goederen aanwezig waren. Vervolgens trok ik de lade helemaal open waardoor ik achter en onder de lade kon kijken. Ik zag op de grond onder de lade meerdere goederen liggen. Ik zag links onder de lade een wit blok liggen. Ik zag dat het witte blok in een doorzichtig folie met rode afbeeldingen was gewikkeld. Verder zag ik recht onder de lade nog een wit blok liggen, ik zag dat er een stuk van het blok mistte. Ik zag dat het witte blok verpakt was in een doorzichtige plastic sealbag met een blauwe lijn bij het sluitstuk. Boven dit tweede genoemde witte blok, rechts achterin de hoek onder de lade zag ik een bruin blok liggen. Ik zag dat dit bruine blok was ingewikkeld in een doorzichtig plastic folie.
Plafond
Wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , zijn vervolgens het plafond van het kantoor gaan onderzoeken. Wij zagen dat het plafond een systeemplafond betrof. Ik, verbalisant [verbalisant] , duwde één van de platen van het plafond omhoog. Ik zag daarop dat er links achterin het kantoor, op een van de platen van het systeemplafond, een voorwerp lag. Ik zag dat dit witte voorwerp leek op de eerder aangetroffen witte blokken. Ik zag dat er om dit witte brokkelige voorwerp een doorzichtige plastic sealbag zat. Ik zag dat er op deze sealbag roodgekleurde afbeeldingen stonden en ik zag dat er een rode lijn bij de sluiting van de sealbag liep.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 200 tot en met 205, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
Op 16 april 2021 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres 2] .
Testen
Van de aangeboden hoeveelheid stoffen werd een klein monster genomen waarmee de
indicatieve test(en) bij de Forensische Opsporing werd(en) uitgevoerd. Na deze indicatieve test(en) werden van de resterende stoffen monsters genomen ten behoeve van een eventueel daarop volgend onderzoek bij het NFI.
Onderzoeksresultaten
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Betreft onderzoek aan SIN
Sealbag nummer
Omschrijving verpakking
Inhoud verpakking
Gewicht inhoud verpakking
Monstername
AAOG9883NL
: 33507715 (afgesloten)
: Los in sealbag
: Witte blokken
: 777,55 gram (netto exclusief verpakking)
: Monster genomen en voorzien van SIN AAMH0704NL,
Positief, cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN
Sealbag nummer
Omschrijving verpakking
Inhoud verpakking
Gewicht inhoud verpakking
Monstername
t
AAOG9884NL
33507716 (afgesloten)
Los in sealbag
Witte blokken
393,75 gram (netto exclusief verpakking
: Monster genomen en voorzien van SIN AAMH0703NL
Positief, cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN
Sealbag nummer
Omschrijving verpakking
Inhoud verpakking
Gewicht inhoud verpakking
Monstername
: AAOG9886NL
: 33507717 (afgesloten)
: Los in sealbag
: Witte blokken
: 997,96 gram (netto exclusief verpakking)
: Monster genomen en voorzien van SIN AAMH0702NL,
Positief, cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN
Sealbag nummer
Omschrijving verpakking
Inhoud verpakking
Gewicht inhoud verpakking
Monstername
: AAOG9881NL
: 33507718 en politiezegel: 6975068 (afgesloten)
: Los in sealbag
: Bruin blok
: 429.73 gram (netto exclusief verpakking)
: Monster genomen en voorzien van SIN AAMH0701NL
Positief, heroïne
4.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 2 juni 2021, opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, pagina 214 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMH0701NL blok, bruin, uit 429,73 gram; bevat heroïne
Heroïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
5.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 2 juni 2021, opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, pagina 215 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMH0704NL blok, wit, uit 777,55 gram bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
6.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 2 juni 2021, opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, pagina 216 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMH0703NL blok, wit, uit 393,75 gram bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
7.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 2 juni 2021, opgemaakt en ondertekend door ing. F. Wallace, pagina 217 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMH0702NL blok, wit, uit 997,96 gram bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 206 tot en met 210, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
In verband met een onderzoek naar een bezit vuurwapens te Enschede werd door ons een forensisch onderzoek verricht en onderstaande sporendragers gescheiden en herverpakt.
Sporendragers
Goednummer PL0600-2021159054-2501836
SINnummer AAOG9883NL
Totale hoeveelheid 0,812 kg
Omschrijving Een blok met witte substantie, vermoedelijk cocaïne
Goednummer PL0600-2021159054-2501902
SINnummerAAOG9884NL
Verdovende mid (Opium)
Witte substantie vermoedelijke verdovende middelen
Goednummer: PL0600-2021159054-2501911
SINnummer AAOG9885NL
Verpakking verdomi
Goednummer PL0600-2021159054-2501918
SINnummer AAOG9886NL
Verdovende mid (Cocaine Crack)
Totale hoeveelheid 1036,4 gr
Goednummer PL0600-2021159054-2501920
SINnummer AAOG9887NL
Zak plastic
Goednummer PLO600-2021159054-2501841
SINnummer AAOG9881NL
Verdovende mid
Totaal gewicht 481,8 gr
Goednummer PLO600-2021159054-2501869
SINnummer AAOG9880NL
Plastificeerap
Onderzoek met SIN AAOG9882NL en SIN AAOG9883NL
Wij zagen dat het een transparant en kleurloos gripzak met rood gekleurde accenten van het merk 'Dumil' met een inhoudsmaat van 3L betrof. Op basis van de vraagstelling is de gripzak en de inhoud gescheiden en separaat verpakt. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gripzak opengemaakt en de inhoud eruit gehaald. Wij zagen wit gekleurde poeder en brokken. Wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , hebben de poeder en brokken veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9882NL en verzegeld. Wij hebben de gripzak veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9883NL en verzegeld.
Onderzoek met SIN AAOG9884NL en SIN AAOG9885NL
Wij zagen dat het een transparant en kleurloos gripzak met blauwe gekleurde accenten
van het merk 'Dumil' met een inhoudsmaat van 1L betrof. Op basis van de vraagstelling is de gripzak en de inhoud gescheiden en separaat verpakt. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gripzak opengemaakt en de inhoud eruit gehaald. Wij zagen wit gekleurde poeder en brokken.
Wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , hebben de poeder en brokken veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9884NL en verzegeld. Wij hebben de gripzak veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9885NL en verzegeld.
Onderzoek met SIN AAOG9886NL en SIN AAOG9887NL
Wij zagen dat het een transparant en kleurloos gripzak met rood gekleurde accenten van het merk 'Dumil' met een inhoudsmaat van 3L betrof. Wij zagen om de gripzak transparant en kleurloze tape. Op basis van de vraagstelling is de gripzak en de inhoud gescheiden en separaat verpakt. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de tape opengesneden en de inhoud eruit gehaald. Wij zagen wit gekleurde poeder en brokken. Wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , hebben de poeder en brokken veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9886NL en verzegeld. Wij hebben de gripzak veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9887NL en verzegeld.
Onderzoek met SIN AAOG9881NL en SIN AAOG9880NL
Wij zagen dat het transparant en kleurloos folie met transparant en kleurloze tape met de blauwe gekleurde opschrift '404' betrof, in het vervolg verpakking A genoemd. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb verpakking A opengesneden en de inhoud eruit gehaald. Wij zagen transparant en wit gekleurd papier met blauw en wit gekleurde accenten met daaromheen transparant en kleurloze tape, in het vervolg verpakking B genoemd. Op basis van de vraagstelling is verpakking A en B en de inhoud gescheiden en separaat verpakt.
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb verpakking B opengesneden en de inhoud eruit gehaald. Wij zagen bruin gekleurde poeder en brokken. Wij, verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , hebben de poeder en brokken veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9881NL en verzegeld. Wij hebben verpakking A en B separaat verpakt, tezamen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9880NL en verzegeld.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 139 tot en met 145, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
Door ons F. Beumer en J. [verbalisant] , werd forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers.
Sporendragers
Goednummer
SIN
Object
Land
Bijzonderheden
PL0600-2021159054-2501920
AAOG9887NL
Zak plastic
Goednummer
SIN
Object
Land
Bijzonderheden
PL0600-2021159054-2501869
AAOG9880NL
Plastificeerap
Goednummer
SIN
Object
Bijzonderheden
PLO600-2021159054-2501874
AAOG9882NL
Zak plastic,
Doorzichtige boterhamzak met rode opdruk en druksluiting
Goednummer
SIN
Object
Land
Bijzonderheden
PL0600-2021159054-2501911
AAOG9885NL
Fust
Nederland
Verpakking verdomi
Onderzoek zak plastic met SIN AAOG9887NL
Wij zagen dat het transparant en kleurloos plastic met daaromheen een transparante en kleurloze gripzak met een rood gekleurde band en rood gekleurde opdruk met daaromheen transparant en kleurloos tape betrof. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gehele buitenzijde bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9076NL, verpakt en verzegeld.
Onderzoek zak plastic met SIN AAOG9880NL
Wij zagen dat het transparant en kleurloos folie met de blauw gekleurde opschrift '440' met daaromheen transparant en kleurloos tape, vanaf heden verpakking 2A genoemd, betrof. En we zagen dat het transparant en wit gekleurd plastic met daaromheen een blauw gekleurd plastic band met daaromheen een blauw/wit gekleurd etiket met daaromheen transparant en kleurloos tape betrof. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gehele buitenzijde van verpakking 2A en de gehele buitenzijde van verpakking 2B bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld gewaarmerkt met SIN AAOG9077NL verpakt en verzegeld.
Onderzoek zak plastic met SIN AAOG9882NL
Wij zagen dat het een transparante, kleurloze en plastic gripzak met een rood gekleurde band en rood gekleurde opdrukken van het merk 'Dumil' en met een inhoudsmaat van 3 liter, vanaf heden verpakking 4 genoemd, betrof. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gehele buitenzijde en de binnenzijde bij de opening van verpakking 4 bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9083NL, verpakt en verzegeld.
Onderzoek zak plastic met SIN AAOG9885NL
Wij zagen dat het een transparante, kleurloze en plastic gripzak met een blauw gekleurde band, een blauw gekleurd etiket en blauw gekleurde opdrukken van het merk 'Dumil' en met een inhoudsmaat van 1 liter, vanaf heden verpakking 5 genoemd, betrof. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de gehele buitenzijde en de binnenzijde bij de opening van verpakking 5 bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9084NL, verpakt en verzegeld.
10.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 20 juli 2021, opgemaakt en ondertekend door dr. C.J. van Dongen, pagina 167 tot en met 172 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht de door hen aangeleverde bemonsteringen
te onderwerpen aan een DNA-onderzoek. Tevens is verzocht om de DNA-profielen van
verdachten [verdachte] te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN Omschrijving bemonstering
AAOG9076NL#01 buitenzijde verpakking m.u.v. geschikt dactyspoor en sin
AAOG9077NL#01 gehele buitenzijde verpakking a
AAOG9081NL#01 gehele elastiekje
AAOG9083NL#01 gehele buitenzijde en opening
AAOG9084NL#01 gehele buitenzijde en opening
Tabel 2 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN RAAA2441NL verdachte [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1972
[geboortedatum] 1995
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN AAOG9076NL#01
(buitenzijde verpakking m.u.v. geschikt dactyspoor en sin)
DNA kan afkomstig zijn van :
minimaal twee personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA
(afgeleid DNA-hoofdprofiel)
- verdachte [verdachte] - meer dan 1 miljard
een relatief kleine hoeveelheid DNA
- minimaal één onbekende persoon
- onvoldoende informatief om te bepalen van wie dit
Bewijskracht
- meer dan 1 miljard
SIN AAOG9077NL#01(gehele buitenzijde verpakking a)
DNA kan afkomstig zijn van :
minimaal twee personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA)
(afgeleid DNA-hoofdprofiel)
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA
- minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht
- meer dan 1 miljard
SIN AAOG9081NL#01
(gehele elastiekje)
DNA kan afkomstig zijn van :
minimaal vier personen:
- verdachte [verdachte]
- minimaal drie onbekende personen
Bewijskracht: vanwege de overige resultaten vooralsnog niet berekend
SIN AAOG9083NL#01
(gehele buitenzijde en opening)
DNA kan afkomstig zijn van :
minimaal twee personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA
(afgeleid DNA-hoofdprofiel)
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA onvoldoende informatief om te bepalen van wie dit DNA afkomstig kan zijn.
Bewijskracht: meer dan 1 miljard
SIN AAOG9084NL#01
(gehele buitenzijde opening)
DNA kan afkomstig zijn van :
één man (zie toelichting 3):
- verdachte [verdachte]
Bewijskracht
- meer dan 1 miljard
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
11.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2021, voor zover inhoudend:
Ik rook zelf geen cannabis. De hennep die op 15 april 2021 in de ontspanningsruimte van [winkel] aan de [adres 2] is aangetroffen is van mij. Ik geef dit aan vrienden van mij die wel cannabis roken wanneer zij bij mij op bezoek komen.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 190 tot en met 196, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
Wij, verbalisanten Nobbe en Jongkees, waren op 15 april 2021 bij de doorzoeking in [winkel] , gevestigd aan de [adres 2] . Wij zochten in de kamer op de boven verdieping. Dit betrof een kamer die ingericht was met een grote bank, een bed, een tafel en koelkast en vriezer. Dit leek een soort ontspanningsruimte. Wij vonden op de bank een plak op hasj lijkende substantie. Dit zat in doorzichtig vershoudfolie verpakt en lag tussen de hoofdsteun en de rugleuning in.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 200 tot en met 205, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten:
Op 16 april 2021 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [adres 2] .
Testen
Van de aangeboden hoeveelheid stoffen werd een klein monster genomen waarmee de
indicatieve test(en) bij de Forensische Opsporing werd(en) uitgevoerd. Na deze indicatieve test(en) werden van de resterende stoffen monsters genomen ten behoeve van een eventueel daarop volgend onderzoek bij het NFI.
Onderzoeksresultaten
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Betreft onderzoek aan SIN
Sealbag nummer
Omschrijving verpakking
Inhoud verpakking
Gewicht inhoud verpakking
Indicatieve kleurtest
Uitslag kleurtest
AAOG9888NL
33507719 (afgesloten)
Los in sealbag
Bruine blokken
172,70 gram (netto exclusief verpakking)
MMC Cannabis test
Positief, cannabis
Ten aanzien van feit 5
14.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 99, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant:
Op 15 april 2021 bevond ik mij op de [adres 2] . Ik hoorde [medeverdachte] verklaren dat er een vuurwapen in een van de kantoortjes lag. Hij wees op een tweetal ladekastjes en vertelde dat daar een klein vuurwapen in moest liggen. Ik heb vervolgens in deze kastjes gekeken en zag dat in de bovenste lade van het kastje naast het bureau, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp liggen.
Goednummer : PL0600-2021159054-2501665,
Omschrijving :vuurwapen van het merk Glock, kleur zwart,
Wapennummer : [wapennummer] ,
spoor identificatienummer: SIN AANH2349NL,
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 154, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op donderdag 15 april 2021 te 11:45 uur zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek
van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Vuurwapen
Wapenomschrijving 1:
Goednummer : PL0600-2021159054-2501665
Categorie omschrijving : vuurwapen van het merk Glock, kleur zwart
Wapennummer : [wapennummer]
Spoor identificatienummer : AANH2349NL
Kaliber : .40
Het voorwerp dat op 15 april 2021 in beslag was genomen, betrof een pistool van het
merk Glock, type 22 Gen4 van het kaliber .40. Ik zag het wapennummer [wapennummer] op de
slede en de loop van het pistool staan.
Het inbeslaggenomen pistool heb ik, verbalisant [verbalisant] , gecontroleerd op het goed functioneren van alle essentiële onderdelen. Alle hoofdonderdelen waren aanwezig en functioneerden naar behoren. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat de loop in zijn geheel open was. Ik verbalisant zag dat op de slede ter hoogte van de trekker, de tekst .40 staan. Ik zag dat het pistool bestemd was voor het verschieten van patronen van het kaliber .40.
Het pistool heeft een semi-automatische werking. Een semi-automatisch of halfautomatisch wapen is een vuurwapen waarbij de verrichtingen als uitwerpen en laden verricht worden door de energie die bij het afgaan van het schot vrijkomt.
Proefschoten:
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb twee proefschoten afgevuurd met het pistool ten behoeve van de werking. Ik gebruikte daarbij patronen van het kaliber .40. Ik zag dat het pistool geen storingen gaf tijdens de schotsessie en derhalve geschikt was om projectielen af te schieten door een loop en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of andere scheikundige reactie.
Gezien er bij de inbeslaggenomen voorwerpen alleen patronen aanwezig waren van het kaliber 9x19 mm, heb ik, verbalisant [verbalisant] , nog eens twee proefschoten afgevuurd met het pistool ten behoeve van de werking. Ik gebruikte daarbij patronen van het kaliber 9x19 mm. Ik zag dat de projectielen afgevuurd werden. Ik moest echter de 2e patroon handmatig laden, omdat de huls van de eerste patroon niet werd uitgeworpen en dus de tweede patroon niet automatisch in de kamer van het pistool terecht kwam. Het pistool is dus ook geschikt om patronen van het kaliber 9x19 mm te verschieten echter heeft het pistool dan geen
semi-automatische werking.
Het wapennummer op de kast van het pistool is verwijderd. Op de slede en de loop
staat het nummer [wapennummer] .
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp, zonder verlof, is strafbaar gesteld in artikel 26, lid 1, juncto artikel 55, lid 3 onder a van de WWM.
Magazijn
Wapenomschrijving 16:
Goednummer : PL0600-2021159054-2502638
Categorie omschrijving : vuurwapen (patroonhouder)
Merk/type : Glock
Kleur : Zwart
Spoor identificatienummer : AANH2350NL
Kaliber : 9mm
Bijzonderheden : Lege patroonhouder afkomstig uit vw met sin aanh2349nl
Het voorwerp dat op 15 april 2021 in beslag was genomen is een patroonmagazijn van het merk Glock, bestemd voor patronen van het kaliber 9 mm. Het patroonmagazijn heb ik, verbalisant [verbalisant] , ook gebruikt tijdens het afvuren van de voornoemde proefschoten. Ik zag dat het patroonmagazijn ook geschikt was voor .40 patronen.
Een patroonmagazijn is een specifiek hulpstuk voor een vuurwapen. Ze zijn van wezenlijke aard zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Derhalve is een patroonmagazijn, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 juncto artikel 2 lid 1, categorie III Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben hiervan is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en Munitie, juncto artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie.
16.
Het proces-verbaal van vooronderzoek lab, pagina 148 tot en met 151 voor zover inhoudend:
In verband met een onderzoek naar een bezit vuurwapens te Enschede werd een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers.
Sporendragers
Goednummer
SIN
Object
Merk/type
Kleur
Wapennummer
PL0600-2021159054-2501665
AANH2349NL
Vuurwapen
Glock
Zwart
[wapennummer]
Goednummer
SIN
Object
Aantal/eenheid
Merk/type
Kleur
Kaliber
Bijzonderheden
PL0600-2021159054-2502638
AANH2350NL
Vuurwapen (Patroonhouder)
1 stuks
Glock
Zwart
9mm
Lege patroonhouder afkomstig uit vw met
SIN aanh2349nl
Onderzoek vuurwapen met SIN AANH2349NL
Ik heb de binnenzijde van de loop bemonsterd op humaan biologische sporen.
Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9509NL, verpakt en verzegeld.
Ik heb de ruwe delen, de niet geschikte dactyloscopische sporen en de trekker
bemonsterd op humaan biologische sporen.
Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG9511NL, verpakt en verzegeld.
17.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 20 juli 2021, pagina 167 tot en met 172 opgenomen in het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2021167723, voor zover inhoudend:
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht de door hen aangeleverde bemonsteringen
te onderwerpen aan een DNA-onderzoek. Tevens is verzocht om de DNA-profielen van
verdachten [verdachte] te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN Omschrijving bemonstering
AAOG9509NL#01 Binnen- en voorzijde loop
AAOG9511NL#01 ruwe delen/ n.g. dactysporen/ trekker
Tabel 2 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN RAAA2441NL verdachte [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1972
[geboortedatum] 1995
AAOG9079NL#01 onbekende man A (zie toelichting)
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN AAOG9509NL#01
(binnen- en voorzijde loop)
minimaal twee personen:
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht: meer dan 1 miljard
AAOG9511NL#01
(ruwe delen/n.g. dactysporen/ trekker)
minimaal twee personen:
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht: meer dan 1 miljard
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 121 tot en met 124, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige:
Ik werk ongeveer 10 jaar bij [winkel] , gelegen aan de [adres 2] .
V: Kwam [verdachte] wel eens op de zaak?
A: Ja regelmatig. Hij kwam er ook wel eens 's avonds. Ze hebben een bovengedeelte als lounge. Daar zaten ze wel eens.