ECLI:NL:RBOVE:2021:4016

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/08/269840 / JE RK 21-1500
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 september 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De minderjarige, die sinds februari 2021 bij haar moeder woont, heeft geen contact meer met haar vader en andere familieleden van de vader, wat bijdraagt aan haar ontwikkelingsproblemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 oktober 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing op het adres van de moeder eveneens verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter benadrukt het belang van het herstellen van het contact tussen de minderjarige en haar vader, en dat er hulp nodig is om de dynamiek van de strijd tussen de ouders voor de minderjarige begrijpelijk te maken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

abeschikking
RECHTBANK OVERIJSSEL
Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
Zaakgegevens : C/08/269840 / JE RK 21-1500
datum uitspraak: 29 september 2021
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Hengelo (O),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. W.J. Ausma,
[belanghebbende 2], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
en
[minderjarige].

1.Het procesverloop

1.1.
Op 6 augustus 2021 is het verzoek van de GI met bijlagen van die datum ingekomen bij de griffie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 september 2021 plaatsgevonden, gelijktijdig met de verzoeken van moeder tot wijziging van het gezag en wijziging van de hoofdverblijfplaats (zaaknummer 271102 FA RK 21/2280), de verzoeken van de GI die zien op bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing (zaaknummer 269771 JE RK 21/1476) en een verzoek geschillenregeling in het kader van de ondertoezichtstelling (zaaknummer 269772 JE RK 21/1477) en het verzoek van vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing (269793 JE RK 21/1486).
Verschenen zijn:
 [minderjarige] , die buiten aanwezigheid van de overige betrokkenen met de kinderrechter een gesprek heeft gehad;
 de vader,
 de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
 de heer [A] en mevrouw [B] , namens de GI en
 de heer [C] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad.
Door de GI en vader zijn pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 2 oktober 2020 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van vier maanden, onder aanhouding van de beslissing over de resterende termijn.
2.3.
Bij beschikking van 4 januari 2021 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de resterende termijn, zijnde tot
5 oktober 2021 (en de ondertoezichtstelling van haar zus, [X] , verlengd tot aan haar meerderjarigheid op [datum] ). De rechtbank heeft daarnaast een machtiging tot uithuisplaatsing van [X] en [minderjarige] verleend op het adres van de moeder met ingang van
1 februari 2021 voor de duur van de ondertoezichtstelling, voor [minderjarige] tot 5 oktober 2021 (en voor [X] tot [datum] ).
2.4.
Tegen deze beschikking is door de vader hoger beroep ingesteld. Op 9 februari 2021 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het verzoek van de vader tot schorsing van de werking van de beslissing van 4 januari 2021 afgewezen. Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 maart 2021 is als volgt beslist:
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beslissing van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 4 januari 2021, ten aanzien van de beslissing in de zaak met zaaknummer 249222, voor zover de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd tot 5 oktober 2021 en de ondertoezichtstelling van [X] is verlengd tot haar meerderjarigheid op [datum] ;
bekrachtigt de bestreden beslissing van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 4 januari 2021, ten aanzien van de beslissing in de zaak met zaaknummer 249222, voor zover machtiging is verleend tot uithuisplaatsing van [X] en [minderjarige] op het adres van de moeder met ingang van 1 februari 2021 tot aan heden en vernietigt de bestreden beschikking voor het overige, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [X] en [minderjarige] op het adres bij de moeder te verlenen, met ingang van heden alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
2.5.
[minderjarige] heeft sinds 4 februari 2021 verbleven op de crisisopvang van Jarabee nadat de kinderrechter op 4 februari 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend in een crisisopvang 24-uurs accommodatie. Deze is nadien verlengd totdat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak heeft gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van
4 januari 2021, (voor [X] tot uiterlijk [datum] en) voor [minderjarige] tot en met uiterlijk 16 maart 2021.
2.6.
Bij beschikking van 23 februari 2021 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI van 11 januari 2021, inhoudende dat er met ingang van die dag geen contact is tussen de vader en de stiefmoeder met [X] en/of [minderjarige] , bekrachtigd. De vader is veroordeeld, indien hij na betekening van deze beschikking in gebreke blijft zich aan het contactverbod te houden, tot betaling aan de GI van een dwangsom van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro) per overtreding van het verbod, tot een maximum van € 7.500,-- (vijfenzeventighonderd euro) is bereikt. Voorts zijn de verzoeken van de vader en van [X] en [minderjarige] tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 11 maart 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging uithuisplaatsing verleend voor de periode van 11 maart 2021 tot 25 maart 2021.
2.3.
Bij beschikking van 24 maart 2021 heeft de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van haar moeder verlengd tot 5 oktober 2021.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [minderjarige] voor de duur van een jaar.Tevens heeft zij verzocht de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van haar moeder te verlengen van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Voor de onderbouwing van het verzoek van de GI wordt verwezen naar het verzoek, de daarvan deeluitmakende bijlagen en de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
[minderjarige] is het eens met de verzoeken van de GI. Het gaat zowel thuis als op school goed met haar. Ze heeft ook een goed contact met haar vriendinnen. Wat niet goed gaat is het contact met haar vader en [X] . Contact met haar vader is er niet omdat haar vader geen antwoord geeft op de vele vragen die [minderjarige] heeft nu het haar, sinds haar verblijf bij moeder, duidelijk is geworden dat situaties anders zijn dan vader haar heeft voorgespiegeld. [minderjarige] wil van haar vader horen dat hij in het verleden haar moeder onterecht in een kwaad daglicht heeft gesteld. Er is getracht om het contact met zowel vader als [X] weer op te starten maar in beide gevallen is dit niet verlopen zoals iedereen had gehoopt. Behalve het voorgaande heeft [minderjarige] moeite met het feit dat er in haar aanwezigheid een meningsverschil ontstond tussen vader en de begeleidster van het contact van Jarabee en dat haar vader kwetsende opmerkingen heeft gemaakt over haar lichaam. In het contact van [minderjarige] met [X] is [minderjarige] door [X] duidelijk gemaakt dat zij de schuldige is van de situatie zoals die op dit moment is. [minderjarige] mist het contact met [X] en ze is over het uitblijven van een goed contact erg verdrietig. Contact met haar vader wil ze zeker wel maar daarvoor is het nu nog te vroeg. Eerst wil ze een gesprek met haar vader over hoe het gelopen is de voorbije jaren.
4.2.
Moeder is het eens met de verzoeken van de GI. Zij is van mening dat er niet naar het verleden moet worden gekeken omdat de geschiedenis niet meer te veranderen is, maar dat het belang in de toekomst ligt. Moeder is niet tégen vader maar wel vóór [minderjarige] . Moeder is van mening dat de strijdmodus moet worden begraven De huidige impasse wordt volgens moeder veroorzaakt door de situatie dat de vader van mening is dat de dingen moeten gaan zoals hij het wenst. Op het moment dat dit niet het geval is, vindt hij dat de mensen die hem daarbij moeten ondersteunen, moeten worden vervangen. Moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling een dringend beroep op vader gedaan om zijn mening, dat hij niet meer wil werken aan het herstarten van het contact, in het belang van [minderjarige] en hem te herzien. Ook voor bodyshame dient hulp ingezet te worden.
4.3.
Vader is van mening dat de ondertoezichtstelling moet worden beëindigd. In zijn optiek heeft een ondertoezichtstelling alleen zin als er sprake is van enig perspectief op verbetering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft vader aangegeven dat het voor hem op dit moment absoluut niet haalbaar is om in te stemmen met de voorwaarden zoals de GI nu voor hem heeft gesteld die onder andere zien op het meewerken aan een persoonlijkheids-onderzoek. Ook is het voor hem onmogelijk om mee te werken aan hetgeen blijkt uit de schriftelijke aanwijzing. Vader is van mening dat de ondertoezichtstelling meer op hem ziet dan op [minderjarige] . Uit liefde voor [minderjarige] , die volgens hem klem zit, alsmede om haar uit het loyaliteitsconflict te halen wil vader afzien van contactherstel, hoe erg hij dat ook vindt.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen en dat is voldaan aan het wettelijk criterium van artikel 1:260 in verband met artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). De ondertoezichtstelling is nog noodzakelijk.
5.2.
Vast staat er gedurende zes jaren sprake is geweest van een situatie dat [minderjarige] samen met haar zus in het gezin van vader en zijn echtgenote verbleef zonder dat zij contact met hun moeder hebben gehad. Het verloop van de jarenlange ondertoezichtstelling heeft ertoe geleid dat [minderjarige] met ingang van februari 2021 op basis van een beslissing van de rechtbank bij haar moeder is gaan wonen. Dat is en was voor alle betrokkenen een heftige beslissing. Deze beslissing van de rechtbank ten aanzien van de ondertoezichtstelling is door het gerechtshof bekrachtigd.
5.3.
Die situatie heeft vervolgens tot een nieuwe heftige situatie geleid doordat [minderjarige] sindsdien geen enkel contact meer heeft met haar vader en overige familieleden van vader. [minderjarige] ziet daarvoor geen mogelijkheden omdat zij op de vele vragen die ze heeft ten aanzien van dingen die in het verleden zijn gebeurd en waarvan zij inmiddels de andere kant heeft gehoord sinds ze bij haar moeder woont, geen antwoord krijgt van haar vader. In het kader van de ondertoezichtstelling is getracht om opnieuw invulling aan het opstarten van het contact te geven, maar zowel het eerste contact met vader als het eerste contact met [X] is niet verlopen zoals iedereen dat had gehoopt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat haar vader op dit moment geen mogelijkheden meer ziet om te werken aan contactherstel als de voorwaarden die de GI hiervoor gesteld heeft, gehandhaafd blijven. Dit is een nieuw aspect in de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] waarvan naar het oordeel van de kinderrechter nog steeds sprake is. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van voor de duur van een jaar. In de komende tijd zal de GI moeten werken aan het herstellen van het contact tussen [minderjarige] en haar vader. Dat is de wens van [minderjarige] en ook in het belang van haar. Daarbij zal zeker aandacht nodig zijn voor de verwarring die bij [minderjarige] is ontstaan doordat zij van haar moeder een ander verhaal te horen heeft gekregen dan het verhaal dat ze jarenlang van haar vader te horen heeft gekregen. Een gesprek tussen vader en [minderjarige] is daarvoor noodzakelijk maar ook hulp voor [minderjarige] , die erop gericht is de dynamiek van de strijd tussen haar ouders en het spanningsveld dat daarmee samenhangt van de afgelopen periode voor haar begrijpelijk en daarmee acceptabel te maken. Het gaat er daarbij niet om wie er gelijk heeft gehad in de afgelopen jaren. Het gaat erom dat [minderjarige] een manier kan vinden om haar gevoelens over de situatie een plaats te geven en te aanvaarden dat iedereen het beste voor haar wilde maar dat ondanks alle goede wil het niet gelukt is haar uit de strijd tussen ouders te houden.
5.4.
Op basis van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat ook de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal deze ook verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 5 oktober 2022;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van moeder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 5 oktober 2022;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.M.B. Elferink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.H.A.L. Koelen-Goosink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.