ECLI:NL:RBOVE:2021:399

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
08/910018-18 en 08/730041-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en drugshandel door een groep mannen in Enschede

Op 2 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die samen met drie anderen betrokken was bij een schietincident op 8 juli 2018 in Enschede. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden voor poging tot doodslag en drugshandel. Tijdens de achtervolging van een andere auto, werd er vanuit een rijdende Peugeot meerdere keren op de auto van het slachtoffer geschoten. De verdachte zat op de achterbank van de auto, maar maakte deel uit van de groep die de schoten afvuurde. Naast de poging tot doodslag, werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het bezit van een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door niet in te grijpen tijdens het schieten, een actieve rol had gespeeld in het delict. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die niet alleen de rechtsorde schokken, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar brachten. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/910018-18 en 08/730041-19 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 2 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 november 2020 en 19 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. Noordzij en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. Ő. Saki, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 08/910018-18
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 8 juli 2018, al dan niet samen met anderen, heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door op [slachtoffer] te schieten, dan wel dat hij, al dan niet samen met anderen,
[slachtoffer] met de dood heeft bedreigd;
feit 2:op 8 juli 2018, al dan niet samen met anderen, 64,89 gram of 37 gram cocaïne en 8,42 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3:op 8 juli 2018, al dan niet samen met anderen, een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 8 juli 2018, al dan niet samen met anderen, wapens waarmee een misdrijf is gepleegd heeft verstopt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op, althans in de
richting van, die [slachtoffer] , die zich in een rijdende auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp te zwaaien, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vast te houden en/of met een vuurwapen een of meer kogels af te vuren op, althans in de richting van, die [slachtoffer] , die zich in een rijdende auto bevond;
2.
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) (ongeveer) 64,89 gram, althans 37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een middel bevattende cocaïne en/of (in totaal) (ongeveer) 8,42 gram, althans een hoeveelheid van een middel bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een (ander) middel of middelen vermeld op voomoemde lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena
Zastava, M 70, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, nadat op of omstreeks 08 juli 2018, te Enschede, in elk geval in Nederland, nadat het misdrijf was gepleegd van artikel 287 danwel 285 Wetboek van Strafrecht(doodslag dan wel bedreiging in vereniging), althans nadat enig misdrijf was gepleegd, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van justitie en/of politie heeft onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of een pistool van het merk Crvena Zastava, M70, kaliber 7.65 mm, welk(e) betrokken was/waren en/of gebruikt is/zijn bij genoemd misdrijf, aan
het zicht/naspeuring ontrokken door het in een steeg/(planten)bak aan [adres 2] te Enschede te verstoppen/verbergen.
In de zaak met parketnummer 08/730041-19
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 januari 2018 5,67 gram cocaïne en 3,48 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in totaal) ongeveer 5,67 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne en/of (in totaal) ongeveer 3,48 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
In de zaak met parketnummer 08/730041-19
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Aan verdachte (verder [verdachte] ) en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ),
[medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (verder [medeverdachte 3] ) zijn de onder 2 genoemde feiten ten laste gelegd. Zij allen zijn verdachte in dit onderzoek.
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten – waarbij het onder 1 ten laste gelegde in de primaire variant – wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Meer in het bijzonder heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 gesteld dat [verdachte] niet in de Peugeot heeft gezeten. Hij ontkent het hem ten laste gelegde feit. De verklaring die
[slachtoffer] en [medeverdachte 2] hebben afgelegd, worden door de verdediging betwist. [verdachte] was ten tijde van de schietpartij in de woning aan [adres 4] in Enschede.
Het telefoongesprek twee dagen voorafgaand aan de dag waarop het schietincident heeft plaatsgevonden, heeft hij niet gevoerd (tapgesprekken uit het onderzoek Iran) en de twee telefoongesprekken over het verstoppen van een ijzer - waarmee volgens de tolk die het gesprek heeft vertaald in straattaal een vuurwapen wordt bedoeld – evenmin. Daar waar de tolk die de gesprekken heeft vertaald, de stem van [verdachte] zou hebben herkend, heeft de verdediging gesteld dat behoedzaam met die verklaring moet worden omgegaan.
De verdediging heeft te dien aanzien gesteld dat indien de uit het onderzoek Iran afkomstige tapgesprekken die volgens het Openbaar Ministerie zouden zijn gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] over het verstoppen van een ijzer, als bewijs worden gebruikt, zij het voorwaardelijk verzoek tot het toevoegen van de stukken uit onderzoek Iran aan onderhavig dossier, doet.
Verder heeft de verdediging gesteld dat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden verklaard. Indien de rechtbank evenwel tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komt, kan dit hoogstens tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde leiden. De plekken waarop de kogelinslagen in de auto zijn aangetroffen kan niet tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag leiden, nu verdachten niet het (voorwaardelijk) opzet op het doden van [slachtoffer] hebben gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich ter terechtzitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
4.1.3.1. De redengevende feiten en omstandigheden
Op 8 juli 2018 is op de Westerval te Enschede vanuit een rijdende auto meerdere malen met een vuurwapen geschoten op een auto die bestuurd werd door [slachtoffer] .
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 juli 2018 werden met de telefoon van [medeverdachte 2] vanuit Enschede drie telefoongesprekken gevoerd in de Marokkaanse taal. [medeverdachte 2] nam zelf geen deel aan deze gesprekken. In deze gesprekken zei de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 2] dat hij problemen had met mensen van hier en vroeg hij waar het ‘ijzer’ is (de rechtbank begrijpt dat ‘ijzer’ straattaal is voor: vuurwapen). Verder zei hij naar de beller toe te komen, en zei hij: ‘geef me dat ijzer’. De ontvanger van het gesprek reageerde onder meer door te zeggen ‘broer, (…) een mattie van mij heeft hem bewaard/verstopt’.
Op de avond van 8 juli 2018 sprak [medeverdachte 2] een drugsdeal af en reed hij samen met [medeverdachte 1] ,
[verdachte] en [medeverdachte 3] in een witte Peugeot met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Peugeot) naar de wijk Twekkelerveld in Enschede. De Peugeot was een door [medeverdachte 3] vanaf 22 mei 2018 gehuurde auto en werd door hem gebruikt voor zijn dagelijks vervoer. Tijdens de verkoop van de drugs kwam aangever [slachtoffer] aanrijden in een grijze Opel Corsa met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Opel Corsa). Er ontstond een ruzie tussen [slachtoffer] en de inzittenden van de Peugeot, waarbij [medeverdachte 3] [slachtoffer] sloeg en [slachtoffer] met een mes richting [verdachte] stak. [slachtoffer] reed weg in de Opel Corsa en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] ,
[verdachte] en [medeverdachte 3] achtervolgden hem in de Peugeot. [medeverdachte 3] bestuurde de Peugeot, [medeverdachte 2] zat op de bijrijdersstoel en de broers [familienaam] zaten achterin. Zij reden met hoge snelheid over de Westerval in Enschede naar de snelweg de A35. [slachtoffer] zag dat de Peugeot naast hem kwam rijden en dat bijrijder [medeverdachte 2] tijdens de achtervolging zwaaide met een voorwerp dat leek op een mes. [slachtoffer] zag ook dat de bestuurder van de Peugeot onder het rijden zocht naar iets onder zijn stuur of aan de binnenkant van zijn autodeur. Bestuurder [medeverdachte 3] pakte uit een geheim vak in zijn autodeur een pistool. [medeverdachte 3] gaf het pistool aan [medeverdachte 2] . Vervolgens zag [slachtoffer] [medeverdachte 2] uit het raam hangen op de bijrijderspositie van de Peugeot met een pistool in zijn handen en werd hij vanaf korte afstand meerdere keren beschoten. De Opel Corsa werd daarbij drie keer geraakt. [slachtoffer] belde ondertussen met 112.
Na te zijn beschoten, heeft [slachtoffer] de achtervolging ingezet en is hij achter de Peugeot aangereden. Verdachten reden via de Zuiderval Enschede weer in en parkeerden vlakbij een supermarkt. Alle inzittenden, behalve bestuurder [medeverdachte 3] , stapten uit. Getuige [getuige] zag hen uitstappen en hoorde hen vloeken en zeggen ‘hoe kan dat nou’ of ‘waar is hij’. [getuige] zag dat er een donkere auto voorbij reed en hoorde een van de inzittenden roepen ‘daar is hij’, waarop verdachten weer in de auto stapten, op dezelfde plaats, waaronder [medeverdachte 2] op de bijrijdersstoel. Zij reden vervolgens achter de donkere auto aan. Beide auto’s reden over [adres 4] te Enschede, waarna de Peugeot enkele honderden meters verderop in de [adres 5] werd geparkeerd. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] renden de auto uit. [verdachte] en [medeverdachte 3] renden een in de buurt gelegen woning van [naam 1] binnen. [medeverdachte 1] nam het pistool mee en liep samen met [medeverdachte 2] naar [adres 2] in Enschede. Er vond een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Tijdens het gesprek waarschuwde [verdachte] [medeverdachte 2] dat er veel scoutoe (de rechtbank begrijpt: politie) in de buurt was. Vervolgens gaf [medeverdachte 2] de telefoon aan [medeverdachte 1] . Die kreeg van zijn broer [verdachte] de opdracht om het ‘ijzer’ snel te verstoppen. [medeverdachte 1] verstopte het pistool vervolgens in een plantenbak in een zijsteegje van [adres 2] . [medeverdachte 2] legde een mes in een andere plantenbak. Enkele minuten later belde [verdachte] nogmaals met [medeverdachte 1] via de telefoon van [medeverdachte 2] . [verdachte] vroeg zijn broer in de Marokkaanse taal waar hij het ‘ijzer’ had gelaten en [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij het had verstopt. [verdachte] zei daarop tegen
[medeverdachte 1] dat hij een ander zou sturen voor het ‘ijzer’ vannacht en dat [medeverdachte 1] zijn handen goed moest gaan wassen.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werden kort daarna op straat aangehouden. [verdachte] en [medeverdachte 3] werden bij de woning van [naam 1] aangehouden. Na hun aanhouding werden papieren zakken om de handen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] aangebracht ten behoeve van de opsporing van eventuele schotresten (schiethanden). Voordat dit onderzoek kon worden uitgevoerd, heeft [verdachte] deze papieren zakken van zijn (geboeide) handen verwijderd en heeft [medeverdachte 1] geprobeerd om in de zakken over zijn handen heen over te geven. Uit onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten [1] op de handen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] ,
[verdachte] en [medeverdachte 1] , leidt de rechtbank af dat op de handen van alle vier verdachten schotresten aanwezig waren. Bij [verdachte] waren minder schotresten aanwezig dan bij de andere drie verdachten.
Na onderzoek werden onder de bedieningspanelen van de voorportieren van de Peugeot geheime vakken aangetroffen. In het geheime vak in het rechter voorportier (de bijrijderspositie) werd, verdeeld over verschillende verpakkingen en sealbags, in totaal 64,89 gram cocaïne en 8,42 gram heroïne aangetroffen. In één van deze sealbags [2] zaten twee boterhamzakjes met in totaal 37 gram cocaïne en op één van deze boterhamzakjes [3] is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen. Uit onderzoek van de Peugeot blijkt dat het geheime vak in het linker voorportier (de bestuurderspositie) voldoende ruimte biedt voor een pistool ter grootte van het dienstwapen van de politie en dat dit pistool vanuit het vak van het bedieningspaneel kan worden gepakt.
De Opel Corsa is eveneens onderzocht. De rechtbank leidt uit dit onderzoek af dat er ten minste vijf keer op de Opel Corsa is geschoten. In de achterbumper en in de achterklep zaten twee kogelgaten. De linker achterband van de Opel Corsa was leeg en er zat een kogelgat in. Verder werden er kogels aangetroffen in de linker achterband [4] , in het rubber (loopvlak) van de band links achter [5] , en in het rubber van de achterklep [6] van de Opel Corsa.
Het pistool dat door de politie uit de plantenbak in [adres 2] is gehaald, is onderzocht. Het betreft een Crvena Zastava 70, van kaliber 7,65 mm., zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Uit het onderzoek leidt de rechtbank af dat de kogels die in de Opel Corsa zijn gevonden, afgevuurd zijn uit voornoemd pistool. Ook blijkt uit dit onderzoek dat alle drie de gevonden kogels zijn afgeschoten met hetzelfde vuurwapen. [7]
4.1.3.2. De verklaringen van de verdachten
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 8 juli 2018 bij een vriend in Enschede was. Toen hij buiten kwam werd hij aangehouden. De huurovereenkomst van de Peugeot heeft hij op 3 juli 2018 verlengd.
[medeverdachte 2] heeft in zijn laatste verhoor bij de politie verklaard dat hij op 8 juli 2018 in Enschede is geweest. Hij had die dag een afspraak met [naam 2] die drugs wilde hebben. Samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] is hij in de Peugeot naar [naam 2] gegaan. Nadat hij de drugs aan [naam 2] had gegeven kwam er een Opel Corsa aanrijden. De bestuurder sprak [medeverdachte 3] aan. [medeverdachte 3] is uit de auto gestapt en de bestuurder heeft [medeverdachte 3] door het geopende raam een vuistslag in het gezicht gegeven. De bestuurder heeft een mes gepakt en daarmee in de richting van [medeverdachte 3] gezwaaid. Toen [medeverdachte 3] al weer in de Peugeot zat, heeft de man met het mes in de richting van [verdachte] gestoken. Daarna is hij in de Opel Corsa gestapt en weggereden. Toen [medeverdachte 1] zag dat [verdachte] bijna werd neergestoken is hij uit de Peugeot gestapt. Later is hij ingestapt en op de bijrijdersstoel gaan zitten. [medeverdachte 3] zat achter het stuur en [verdachte] zat rechts achterin. Zij zijn achter de Corsa aangegaan.
[medeverdachte 2] heeft gezien dat [medeverdachte 1] een wapen ergens uit de auto haalden en dat er vanuit het niets werd geschoten. [medeverdachte 1] heeft daarbij gezegd dat ze [slachtoffer] wilden bang maken. Zij reden zo’n vijf meter achter [slachtoffer] over de Westerval in Enschede. [medeverdachte 2] heeft ontkend dat hij degene is geweest die heeft geschoten.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 8 juli 2018 in Enschede was, dat hij niet de schutter is geweest, maar dat hij wel het wapen heeft verstopt. Via de telefoon heeft hij gehoord dat hij zijn handen moest wassen.
[verdachte] heeft ter zitting de ten laste gelegde feiten ontkend. Hij heeft op 8 juli 2018 niet in de Peugeot gezeten en is evenmin op andere wijze bij de feiten betrokken. [slachtoffer] kent hij niet. Voor het overige heeft [verdachte] zich op gestelde vragen beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank stelt de verklaring van [verdachte] dat hij niet op 8 juli 2018 in de Peugeot heeft gezeten en niet betrokken is geweest bij de schietpartij op grond van hetgeen hiervoor is overwogen als ongeloofwaardig terzijde.
4.1.3.3. Feit 1
4.1.3.3.1. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1
Onder feit 1 is aan [verdachte] , zakelijk weergegeven, primair ten laste gelegd dat hij op
8 juli 2018, tezamen en in vereniging met anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door op hem te schieten vanuit een rijdende auto.
De rechtbank overweegt met betrekking het tenlastegelegde ‘medeplegen’ en ‘opzet’ als volgt.
Tezamen en in vereniging
De kwalificatie medeplegen vereist primair een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten, waarbij het accent op de samenwerking ligt en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Daarnaast is vereist dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar verlangt een beoordeling van het concrete geval.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en
[medeverdachte 1] gezamenlijk naar een drugsdeal zijn gereden, die uitmondde in een conflict met [slachtoffer] waarbij [verdachte] bijna met een mes door [slachtoffer] gestoken werd. Vervolgens hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk [slachtoffer] achtervolgd door Enschede, om zich te wreken. Het pistool is door bestuurder [medeverdachte 3] uit het geheime vak in het linker voorportier gehaald en aan bijrijder [medeverdachte 2] gegeven. De rechtbank leidt hieruit af dat in de Peugeot, voorafgaande aan het schieten, moet zijn gesproken over het (gebruik van het) pistool en dat verdachten daarom wisten wat er zou kunnen gebeuren. Alle inzittenden hadden de tijd en mogelijkheid om het schieten te voorkomen. Desondanks is ten minste vijf keer vanuit de Peugeot in de richting van [slachtoffer] geschoten. Nadat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer] kwijt waren geraakt op de snelweg, zijn zij gestopt op een parkeerplaats en hebben zij overlegd waar [slachtoffer] kon zijn gebleven. Geen van de vier verdachten heeft zich op dat moment gedistantieerd. Integendeel, op het moment dat zij de auto van [slachtoffer] vervolgens langs zagen rijden, zijn ze alle vier weer ingestapt en vervolgens opnieuw achter hem aangereden, wetende dat er zojuist vanuit de auto met een vuurwapen op hem was geschoten. Aangekomen op [adres 4] te Enschede, hebben ze zich opgesplitst, waarna [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 1] op telefonische instructie van [verdachte] , het gebruikte pistool hebben verstopt.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het schieten vanuit de Peugeot in de richting van [slachtoffer] sprake van onderling uitwisselbare rollen.
Naast deze gezamenlijke uitvoeringshandelingen heeft [verdachte] afzonderlijk een bijdrage van voldoende gewicht geleverd bij het plegen van het delict doordat hij na te zijn aangevallen door [slachtoffer] , in de Peugeot achter hem aanging, voorafgaande aan het schieten door verdachten over het (gebruik van het) pistool moet zijn gesproken en niet heeft voorkomen dat er op [slachtoffer] werd geschoten. Vervolgens heeft hij [medeverdachte 1] geïnstrueerd om het pistool te verstoppen en zijn handen te wassen.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachten, door vanuit een met hoge snelheid rijdende auto op een andere met hoge snelheid rijdende auto te schieten, de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven hebben geroepen en deze kans ook bewust hebben aanvaard. Het meermaals met een vuurwapen in de richting schieten van iemand is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het doden van iemand. Daar komt bij dat verdachten, door de auto van [slachtoffer] meerdere malen te beschieten op de autoweg, de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een zwaar ongeval als gevolg van schade aan de auto bewust hebben aanvaard. Zo is de achterband van de Opel Corsa lek geschoten, hetgeen een klapband en verlies van de macht over het stuur tot gevolg had kunnen hebben, met alle gevolgen van dien voor [slachtoffer] en eventuele andere weggebruikers. Dat [slachtoffer] nog leeft, is niet aan de gedragingen van verdachten te danken.
Om deze redenen acht de rechtbank het opzet van verdachten, in voorwaardelijke zin, gericht op het doden van [slachtoffer] , wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.3.2. De beoordeling van het verzoek tot voeging van stukken
De verdediging heeft ter terechtzitting het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het voegen van de stukken uit een ander onderzoek met de naam ‘Iran’ aan onderhavig dossier, indien de uit dit onderzoek afkomstige tapgesprekken die zouden zijn gevoerd tussen [verdachte] en
[medeverdachte 1] over het verstoppen van ijzer, als bewijs worden gebruikt. Dit ten behoeve van toetsing van de rechtmatigheid en de bruikbaarheid van de stemherkenning, nu uit deze stukken uit het onderzoek Iran niet blijkt hoe stemherkenning in de tapgesprekken heeft plaatsgevonden.
De rechtbank wijst dit voorwaardelijk verzoek tot het toevoegen van (niet nader gespecificeerde) stukken uit een niet op de onderhavige zaak betrekking hebbend dossier af, omdat de noodzaak van het verzochte niet is gebleken. Het verzoek is onvoldoende onderbouwd en duidt onvoldoende concreet aan welke stukken uit het onderzoek Iran toegevoegd zouden moeten worden en hoe deze stukken redelijkerwijze van belang kunnen zijn voor [verdachte] in ontlastende zin, nu daaruit volgens de verdediging niet blijkt hoe stemherkenning in deze tapgesprekken heeft plaatsgevonden. Dat is ook niet relevant, nu de rechtbank reeds uit andere bewijsmiddelen [8] in het onderhavige dossier afleidt dat de in de redengevende feiten en omstandigheden gebruikte telefoon(tap)gesprekken zijn gevoerd tussen de broers [familienaam] .
4.1.3.3.3. De conclusie van de rechtbank met betrekking tot feit 1
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde feit 1 primair heeft begaan.
4.1.3.4. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 2
Aan [verdachte] is, samengevat, ten laste gelegd dat hij op 8 juli 2018 samen met anderen of alleen, opzettelijk aanwezig had 64,89 gram, althans 37 gram cocaïne en/of 8,42 gram heroïne.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat in een geheim vak in het voorportier van de door [medeverdachte 3] gehuurde Peugeot verdeeld over verschillende verpakkingen en sealbags, in totaal 64,89 gram cocaïne en 8,42 gram heroïne is aangetroffen. De aangetroffen verdovende middelen zijn onderzocht door het NFI, dat heeft vastgesteld dat het om cocaïne en heroïne ging. Op een van de verpakkingen (boterhamzakjes) zat een vingerafdruk van [verdachte] .
Om het opzettelijk aanwezig hebben van de tenlastegelegde verdovende middelen bewezen te kunnen verklaren, is vereist dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de (aanmerkelijke kans op) aanwezigheid van de verdovende middelen. Er hoeft geen sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen en evenmin is noodzakelijk dat deze ook daadwerkelijk aan de verdachte toebehoren. Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen, is conform hetgeen hiervoor over medeplegen is overwogen, een gezamenlijke machtsuitoefening noodzakelijk. De verdachte en mededaders moeten gezamenlijk afweten van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Het accent in de beoordeling ligt op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte, welke van voldoende gewicht moet zijn. De enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd zijn niet zonder meer voldoende om medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen bewezen te verklaren.
De vingerafdruk van [verdachte] is aangetroffen op een boterhamzakje, waarin een deel van de verdovende middelen waren verpakt. Dit deel van de verdovende middelen bevond zich, samen met de andere tenlastegelegde verdovende middelen, in hetzelfde geheime vak in de Peugeot. [verdachte] heeft, kort voordat de verdovende middelen zijn aangetroffen, in de Peugeot gezeten. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de vereiste wetenschap had van de (aanmerkelijke kans op) aanwezigheid van de verdovende middelen in de Peugeot, welke zich bovendien in zijn machtssfeer bevonden. De wetenschap van deze aanwezigheid van verdovende middelen, deelt [verdachte] met medeverdachte [medeverdachte 3] , nu de verdovende middelen zich bevonden in de Peugeot die door hem werd gehuurd, dagelijks werd gebruikt en kort voor het aantreffen van de verdovende middelen werd bestuurd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk in totaal 64,89 gram cocaïne en 8,42 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
4.1.3.5. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 3
Aan [verdachte] is, samengevat, ten laste gelegd dat hij op 8 juli 2018 samen met anderen of alleen, een pistool type Crvena Zastava M 70 kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat [verdachte] zich, samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Peugeot bevond toen van daaruit werd geschoten met het pistool, zijnde een vuurwapen van het type Crvena Zastava M 70 kaliber 7.65 mm, in de richting van de Opel Corsa van [slachtoffer] . Reeds op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen een pistool type Crvena Zastava M 70 kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad.
4.1.3.6. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 4
Aan [verdachte] is, samengevat, ten laste gelegd dat hij op 8 juli 2018 nadat een misdrijf was gepleegd, samen met anderen of alleen, voorwerpen waarmee dat misdrijf was gepleegd heeft verborgen door een mes en het pistool te verstoppen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor het ten laste gelegde verstoppen van het mes. Immers, het bewezenverklaarde misdrijf onder feit 1 primair is niet gepleegd met een mes, maar betreft een poging doodslag door met een vuurwapen kogels af te vuren.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het schietincident naar [adres 2] zijn gegaan. Daar heeft [medeverdachte 1] in het bijzijn van [medeverdachte 2] , op telefonische instructie van [verdachte] het pistool type Crvena Zastava M70, kaliber 7.65 mm dat was gebruikt bij het schietincident, in een plantenbak verstopt. Uit deze gang van zaken blijkt naar het oordeel van de rechtbank een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] bij het verstoppen van het pistool. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan.
4.1.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 8 juli 2018 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in de richting van die
[slachtoffer] die zich in een rijdende auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 juli 2018 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 64,89 gram van een middel bevattende cocaïne en in totaal 8,42 gram van een middel bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 8 juli 2018 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena Zastava, M 70, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 8 juli 2018 te Enschede, nadat op 8 juli 2018 te Enschede enig misdrijf was gepleegd, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om de nasporing of vervolging daarvan te bemoeilijken, een voorwerp waarmede dat misdrijf was gepleegd, heeft verborgen, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders een pistool van het merk Crvena Zastava, M70, kaliber 7.65 mm, welk gebruikt is bij genoemd misdrijf, aan de naspeuring onttrokken door het in een plantenbak aan [adres 2] te Enschede te verstoppen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4.2
In de zaak met parketnummer 08/730041-19
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde en het is maar de vraag of de waarneming van de verbalisant dat verdachte iets heeft weggegooid zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen betrouwbaar kan worden geacht. Dacty- dan wel DNA-onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank met betrekking tot het feit de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 januari 2018 was verdachte in Enschede en is hij aangehouden wegens overtreding van de Wet op de Identificatieplicht omdat hij na een vordering daartoe geen identiteitsbewijs kon tonen. Op het moment dat de verbalisant verdachte transportboeien wilde omdoen, is verdachte weggerend. Op een afstand van drie à vier meter in de verbalisant verdachte achtervolgd en heeft hij gezien dat verdachte wijdbeens begon te rennen en dat hij met zijn rechterhand diep in zijn broek of onderbroek graaide. Ook heeft de verbalisant gezien dat verdachte iets uit zijn broek haalde en met zijn rechterhand iets kleins en rood van kleur op de grond gooide. Op de plek waar verdachte iets op de grond heeft gegooid, heeft de verbalisant een rood gripzakje met daarin meerdere bolletjes bruin en wit, gevonden. De bolletjes in het gripzakje waren verpakt in de puntjes van boterhamzakjes.
De aangetroffen gripzakjes met bolletjes zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht en bevatten cocaïne en heroïne. Verdachte heeft zich bij de verhoren door de politie telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij is weggerend omdat hij er geen zin in had om op het politiebureau te komen vastzitten.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het op de grond aangetroffen gripzakje uit zijn (onder)broek heeft gehaald en op de grond heeft gegooid. Hetgeen de verbalisant daarover heeft waargenomen acht de rechtbank betrouwbaar. Het gripzakje bevat bolletjes met cocaïne en heroïne en de eerst ter zitting door verdachte afgelegde verklaring dat het zakje er toevallig lag en hij er geen zin in had om te worden vastgezet, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 10 januari 2018 opzettelijk de in de ten laste gelegde genoemde hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad.
4.2.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2018 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,67 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 3,48 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

In de zaak met parketnummer 08/910018-18
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 189 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de artikelen 2 jo 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 jo 55 van de Wet wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2 het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijf:
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie;
feit 4 het misdrijf:
medeplegen van, nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om de nasporing te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarmede het misdrijf gepleegd is verbergen.
In de zaak met parketnummer 08/730041-19
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 2 jo 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van voorarrest met daarnaast het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren bepleit. Aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden zal verdachte zich houden. Het is van belang dat verdachte een kans krijgt om zijn leven voort te zetten. Verdachte heeft een vaste baan bij [bedrijf 1] en hij krijgt begeleiding van [organisatie] (jeugd- en opvoedhulp in Rotterdam). Behoudens een aan verdachte opgelegde strafbeschikking is er geen sprake van recidive.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich op 8 juli 2018 met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door vanuit een rijdende auto een wapen te richten en ten minste vijf keer te schieten in de richting van de auto waarin [slachtoffer] reed.
Na een conflict, gevolgd door een in een Enschedese wijk begonnen achtervolging van
[slachtoffer] , heeft verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten vanuit een met hoge snelheid rijdende auto meerdere keren geschoten in de richting van de auto van [slachtoffer] , die daardoor op dat moment doodsangsten moet hebben uitgestaan. Het is letterlijk levensgevaarlijk gedrag door op een zomerse zondagavond op een van de uitvalswegen in Enschede, vanuit een circa 130 kilometer per uur rijdende auto te schieten op een andere hard rijdende auto, waarbij niet valt uit te sluiten dat op dat moment meer weggebruikers aanwezig waren. Verdachte en zijn mededaders hebben willens en wetens het risico genomen dat mede weggebruikers ook slachtoffer van de schietpartij konden worden. Na het schieten op de Westerval heeft nog via de N35 en de binnenstad van Enschede een verdere achtervolging plaatsgevonden.
Verdachte en zijn mededaders hebben na een ruzie met [slachtoffer] gezamenlijk hem bewust opgezocht en achtervolgd. Met het schieten hangend vanuit het raam van een rijdende auto in de richting van een andere auto hebben verdachte en zijn mededaders een groot risico genomen. Weliswaar is er geschoten in de onderkant van de auto van [slachtoffer] , maar dat het enkel bij een drietal kogelgaten in de onderkant van de auto is gebleven en [slachtoffer] noch mogelijke andere weggebruikers schade en letsel hebben gekregen, mag een wonder heten.
Hoewel verdachte op de achterbank van de auto zat, neemt dit niet weg dat hij deel uitmaakte van een groep. Hij heeft niet ingegrepen op het moment dat er voor is gekozen om
[slachtoffer] na de ruzie tot twee keer toe op te zoeken en hem te achtervolgen. Dit gedrag rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het gebruikte vuurwapen en aan het na het schietincident verstoppen van het vuurwapen in een plantenbak in een steegje in een straat in de binnenstad van Enschede.
Ook hebben verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne. Een hoeveelheid die er op wijst dat sprake is van drugshandel. Ook in de zaak met parketnummer 08/730041-19 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en heroïne die aanwijzing zijn voor drugshandel door verdachte.
Het schietincident heeft ook zijn oorsprong in een conflict gerelateerd aan de drugshandel. Een wereld waarin het vanzelfsprekend lijkt te zijn dat jonge mannen met een vuurwapen rondlopen en ook de mogelijkheid hebben om een vuurwapen te regelen, er niet voor terugdeinzen om het vuurwapen te hanteren en daar ook lichtvaardig mee omgaan. Het baart de rechtbank zorgen dat nog relatief jonge verdachten een dergelijke agressieve wijze van conflictoplossing hanteren bij een geschil en daarvoor zelfs vanuit het westen van het land naar het oosten willen komen.
Delicten als deze schokken de rechtsorde en wekken gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving op. Daarnaast brengt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt het gevoelens van onveiligheid. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte heeft de reclassering in haar reclasseringsrapport van
8 oktober 2018 gerapporteerd. De reclassering heeft de kans op recidive niet kunnen inschatten, omdat verdachte de feiten ontkent. Het risico op het onttrekken aan op te leggen voorwaarden heeft zij ingeschat als laag. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 december 2020 blijkt dat aan verdachte op 24 augustus 2020 door de officier van justitie een strafbeschikking is uitgereikt.
De redelijke termijn
Als uitgangpunt geldt dat het geding, behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen, met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen.
Verdachte is op 9 juli 2018 in verzekering gesteld. Op 12 oktober 2018 is de zaak voor het eerst ter terechtzitting aangebracht en is het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot
7 januari 2019, alwaar de rechtbank onderzoekswensen van de verdediging heeft toegewezen en de zaak heeft verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen. Op
20 juni 2019 is de behandeling hervat, maar heeft geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden omdat de rechter-commissaris nog niet alle getuigen had gehoord. Op 6 december 2019 heeft de rechter-commissaris bericht dat het niet is gelukt de twee getuigen te traceren/op te halen en dat de rechter-commissaris het onderzoek sluit.
De zaak is vervolgens aangebracht op de zitting van 23 april 2020, maar vanwege de uitbraak van het coronavirus heeft geen inhoudelijke behandeling kunnen plaatsvinden. Evenmin heeft op de zitting van 24 november 2020 de inhoudelijke behandeling kunnen plaatsvinden omdat verdachte vanwege verkoudheidsklachten een coronatest moest ondergaan. Op 19 januari 2021 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Op
2 februari 2021 wijst de rechtbank vonnis.
Gezien het vorenstaande verloop en de redenen voor vertraging van de inhoudelijke behandeling die deels in de risicosfeer van verdachte liggen, is de rechtbank van oordeel dat met de gevolgde gang van zaken geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden moet worden opgelegd.
De voorlopige hechtenis van verdachte
Op 3 oktober 2018 en 19 januari 2021 is de voorlopige hechtenis van verdachte voor bepaalde tijd geschorst, laatstelijk tot de dag en het tijdstip van de uitspraak, te weten 2 februari 2021 om [nummer 3] .15 uur. De voorlopige hechtenis is derhalve met ingang van 2 februari 2021 om [nummer 3] .15 uur weer van kracht.
Gezien de bewezenverklaarde feiten en het feit dat de gronden voor de voorlopige hechtenis naar het oordeel van de rechtbank nog steeds aanwezig zijn, ziet de rechtbank thans geen redenen om het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Nu het bevel voorlopige hechtenis sinds de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2018 alleen nog ziet op feit 2, zal de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 de gevangenneming van verdachte bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat thans sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte voor de feiten 1 en 3, nu bij dit vonnis is bewezenverklaard dat verdachte deze feiten heeft begaan.
Daarnaast zijn er gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte voor de feiten 1 primair en 3, vorderen. Er is sprake van een veroordeling voor een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde is ernstig door dit feit geschokt. Ook moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, aangezien verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08/910018-18 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 08/730041-19 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08/910018-18 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 08/730041-19 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het in de zaak met parketnummer 08/910018-18 bewezen verklaarde en het in de zaak met parketnummer 08/730041-19 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08/910018-18 bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie;
feit 4:
medeplegen van, nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om de nasporing te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarmede het misdrijf gepleegd is verbergen;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08/730041-19 bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08/910018-18 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 08/730041-19 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (jaren) en 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
- beveelt de gevangenneming van verdachte in de zaak met parketnummer 08/910018-18 voor feiten 1 primair en 3 (afzonderlijk geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.
Mrs. Stam en Van Diggele zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08/910018-18
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche Twente, met nummers 2018303770 en 2018046720/Team Marowijne. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in
artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een, bij het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 11 oktober 2018 (aanvullend proces-verbaal 2, pag. 16) gevoegde, schriftelijke weergave van een telefoongesprek.
Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
1.
Een tapgesprek op 6 juli 2018 om 00.28.49 uur, nummer beller [telefoonnummer 1] (NNM2219), (pag. 18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie beller: Enschede.
Vertaald door tolk 00178.
NNM2219 (een NNM Marokkaan)
NNM2219: ik zweer het je, geef me dat ijzer
NNM2219: (...), ik heb problemen met mensen hier.
2.
Een tapgesprek op 6 juli 2018 om 00.55.53 uur, nummer beller [telefoonnummer 1] (NNM2219), (pag. 19), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie beller: Enschede
Vertaald door tolk 00178
NNM2219 (een NNM Marokkaan)
2219 zegt: waar is dat ijzer, ik ga nu naar je toe komen ja, geef mij dat ijzer, ja
8545 zegt: dat hij niet moet praten over dat. praat niet over dat!
2219 zegt: is goed, ik ga nu naar je toekomen ja.
3.
Een tapgesprek op 6 juli 2018 om 00.56.54 uur, nummer beller [telefoonnummer 1] (NNM2219), (pag. 20), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie beller: Enschede
Vertaald door tolk 00178
NNM2219 (een NNM Marokkaan)
NNM2219: ik ga nu naar je toe komen en geef mij dat ijzer, ja
NNM8545: broer, wat.. tegen jou zeggen, een mattie van mij heeft hem bewaard/verstopt.
4.
Het proces-verbaal 112 melding van [naam 3] van 8 augustus 2018 (pag. 26) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 omstreeks 20.38 uur kwam bij de meldkamer van de politie Oost-Nederland
de melding dat er zou worden geschoten op de A35. Melder [slachtoffer] gaf door dat hij zou worden beschoten vanuit een witte Peugeot.
De centralist hoorde de melder schreeuwen dat hij was beschoten vanuit een witte Peugeot 307 voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 juli 2018 (pag. 28 - 30) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 was ik in Enschede. Ik reed in een Opel Corsa. Een witte Peugeot kwam achter mij aanrijden. Bij het invoegen op de Westerval kwamen ze naast mij rijden, scholden ze me uit en maakten gebaren.
De bijrijder was een Somaliër of Ethiopiër, dat kan ik wel zien. En de bestuurder was een Marokkaan.
Gedurende deze achtervolging zag ik dat de bijrijder met een voorwerp zwaaide, iets wat leek op een mes. Ik hield mijn binnenspiegel continu in de gaten en zag dat de bestuurder steeds bezig was met het graaien of zoeken naar iets onder de stuur of in de binnenkant van de deur van de auto. Vervolgens kwamen ze weer achter mij en hoorde ik opeens meerdere schoten, ik denk 5 tot 7 keer. Ik keek in de binnenspiegel en zag dat de bijrijder helemaal uit zijn raam hing. Ik zag dat hij een pistool in zijn handen had. Ik zag dat die persoon op mij afvuurde, omdat ik een soort van een vonk zag. Ik hoorde dat mijn auto drie keer werd geraakt, twee keer in de auto en een keer de autoband. Dat kon ik horen, omdat ik een soort geluid hoorde van ijzer op ijzer.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 11 september 2018 (pag. 152) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 zag ik een witte auto. Ik zag drie mensen uitstappen uit de witte auto. Een rechtsachter, een linksachter en een rechtsvoor. Het waren allen getinte mensen. Links voorin, dus de bestuurder, heb ik niemand zien uitstappen. Deze drie personen waren druk bezig en aan het vloeken en ik hoorde een van hen zeggen “Hoe kan dat nou” of “Waar is hij”.
Vervolgens reed er een donkere auto voorbij, die uit dezelfde richting kwam rijden als de witte auto. Ik hoorde iemand roepen “Daar is hij”. Ik zag dat de bijrijder naar de donkere auto wees. De bijrijder had een wit T-shirt aan en een cap op. Vervolgens stapten de drie personen weer in de witte auto en reden ze achter de donkere auto aan. Volgens mij zijn de drie personen allen weer op dezelfde plek gaan zitten als voordat ze waren uitgestapt. Ik zag dat de donkere auto [adres 4] in reed en dat de witte auto er achteraan ging.
Signalement van de bijrijder: een donkere man van buitenlandse afkomst, hij had een wit
T-shirt aan met korte mouwen.
7.
Het proces-verbaal bevindingen camerabeelden [bedrijf 2] van [naam 4] van 17 juli 2018 (pag. 131), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 17 juli 2018 was ik belast met het uitkijken van de camerabeelden van [bedrijf 2] gelegen aan [adres 3] te Enschede. Het betroffen camerabeelden van 8 juli 2018, van 16:00 uur tot 21:30 uur.
Om 20:41:56 uur zag ik een witte auto in beeld komen die uit de richting van de Soendastraat over [adres 4] rijdt, richting de [restaurant] . Ik zag dat deze witte auto met een hoge snelheid rijdt en daarbij een auto en personenbus inhaalt.
Nadat ik de stilstaande beelden bekeek, zag ik dat deze witte auto een model Peugeot 208 betreft. Ik zag dat de bestuurder witte bovenkleding draagt.
Vervolgens heb ik de foto’s bekeken van de Peugeot 208 met kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat het dezelfde auto betreft.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 9 juli 2018 (pag. 53 en 54) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij kregen op 8 juli 2018 omstreeks 21.10 uur van collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] te horen dat zij een getuige hadden gesproken die drie personen een zwarte deur naast de [restaurant] naar binnen zag rennen. Wij zagen dat de deur rechts naast de [restaurant] zwart van kleur was. Deze deur leidde, van buitenaf te zien, naar een gang.
De eigenaar van de [restaurant] vertelde dat de gang bij de woning hoorde en niet bij de [restaurant] . Hierop hebben wij aan de voordeur van nummer [nummer 1] geklopt. Wij zagen dat er na enkele minuten dat een persoon zijn hoofd uit het raam stak van de eerste verdieping. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de bewoner of hij de voordeur kon openen. Ik zag dat hij dit deed. Ik vroeg aan hem of wij binnen mochten komen. Ik hoorde dat hij zei dat dit geen probleem was. Ik vertelde aan de bewoner dat er iets was gebeurd en dat er gezien was dat er drie personen de zwarte deur binnen waren gelopen.
Wij zagen dat de deur werd geopend door later bleek [naam 1] .
Wij hoorden dat hij de kamer huurde. Wij zagen dat er meerdere personen in de kleine kamer zaten. Wij vertelden dat er een schietincident was geweest en dat er drie personen mogelijk betrokken waren bij het incident. En dat de drie personen door de zwarte poortdeur van de woning waren gelopen.
Aan de hand van deze informatie wilden wij de legitimatiebewijzen van alle bewoners inzien. Wij hebben de volgende namen genoteerd:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1995.
[medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1996.
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1998.
[naam 5] , geboren op [geboortedatum 4] 1994.
Wij hoorden op het hoofdbureau dat er toestemming was voor de aanhouding van de personen in de kamer waar [verdachte] zat.
Wij zijn met meerdere eenheden naar de woning gereden. Wij zagen dat [medeverdachte 3] woning verliet en buiten op [adres 4] liep. Hierop is hij aangehouden op grond van de WWM.
Als laatste kwam [verdachte] uit de kamer en liep op [adres 4] . Ook hij
werd op straat aangehouden.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] van 9 juli 2018 (pag. 59 en 60), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 was ik belast met noodhulp. Omstreeks 20.38 uur kregen wij de melding van het operationeel centrum om te gaan naar de Zuiderval te Enschede. Melder zou beschoten zijn door een aantal personen en achter het voertuig aanrijden, namelijk een witte Peugeot 208 voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Enige minuten later hoorde ik [verbalisant 7] over de portofoon doorgeven dat bij De [restaurant] een
persoon er vandoor ging en dat ze een persoon staande hadden.
Op het moment dat ik in de binnenspiegel keek zag ik een negroïde persoon met een pet op de hoek om lopen.
De verdachte kwam uit de richting van De [restaurant] en kwam de hoek met de Sumatrastraat om gelopen.
Later bleek het hier te gaan om de verdachte [medeverdachte 2] , [geboortedatum 5] 1993. Ik hoorde [verbalisant 7] schreeuwen "ja dat is hem dat is hem". Ik ben met collega [verbalisant 7] richting de verdachte gelopen die op dat moment over het trottoir verder de Sumatrastraat in kwam lopen. Ik verbalisant sprak de verdachte aan dat hij moest blijven staan en zijn handen moest laten zien.
Ik zag dat de verdachte meteen reageerde en zijn handen omhoog deed.
Ik heb de verdachte te 20.58 uur medegedeeld dat hij was aangehouden.
10.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek van [verbalisant 8] van 18 juli 2018 (pag. 181), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 in Enschede zag ik langs de rijbaan van de [adres 5] een witte vierdeurs Peugeot 208 geparkeerd staan met kenteken [kenteken 1] .
11.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 9] en [verbalisant 10] van 21 augustus 2018 (pag. 164) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 9] , zijn met de speurhondengeleiders naar [adres 2]
te Enschede gereden. Op 09 juli 2018, omstreeks 00:45 uur, waren wij hier ter plaatse.
Door ons is gezamenlijk met de hondengeleiders van de landelijke eenheid en speurhonden [naam 6] en [naam 7] gezocht in en in de omgeving van [adres 2] . Op een gegeven moment maakt speurhond [naam 6] een melding bij een plantenbak tussen perceel [nummer 2] en [nummer 3] aan [adres 2] te Enschede. In de plantenbak zagen wij een pistool met de loop naar beneden in de aarde gedrukt. Door mij, verbalisant [verbalisant 10] , is het wapen veilig gesteld. Ik zag dat de hamer was gespannen en de slede in de gesloten positie bevond. Het magazijn bevond zich in het wapen. Er bevond zich geen patroon in de kamer en ik zag dat het magazijn van het wapen ook leeg was.
12.
Het proces-verbaal bevindingen camerabeelden [cafetaria] van [naam 4] van 11 juli 2018 (pag. 112 – 119), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was belast met het uitkijken van camerabeelden van [cafetaria] van 8 juli 2018, van 20:00 uur tot 21:30 uur. Camera 3 is gericht op de zijkant van [cafetaria] waarbij een groot gedeelte van de [adres 2] te zien is.
Om 20:47:45 uur zag ik dat 4 manspersonen aan de overkant van de straat in beeld komen. Ik zag dat de voorste manspersoon (hierna persoon 1) een buitenlands uiterlijk heeft, zwarte schoenen, een donkere broek en zwarte jas draagt.
Om 20:48:02 uur zag ik dat persoon 1 een steegje aan [adres 2] in gaat, terwijl de overige 3 personen in [adres 2] blijven staan.
Om 20:48:14 uur zag ik dat persoon 1 met een versnelde pas uit het steegje komt lopen. Bij nader onderzoek is er een vuurwapen gevonden in dit steegje.
Om 20:51:30 uur zag ik dat persoon 1, die continu voorop liep, wederom als eerste uit het steegje komt lopen, in de richting van de camera. Vlak hierna volgen de overige 3 personen. Ik zag dat persoon 1 aan het bellen was.
[nummer 3] .
Een tapgesprek op 8 juli 2018 om 20.47.18 uur, nummer beller [telefoonnummer 1] (NNM2219) en nummer gebelde [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ), (pag. 22), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie beller: [adres 6] , Enschede
Vertaald door tolk 00178
De mannen klinken nogal opgejaagd, [verdachte] klinkt buiten adem
[verdachte] : nou zeg ..snel, scoutoe (politie)
NNM2219 zegt tegen iemand op de achtergrond: scoutoe
[verdachte] : luister!! er is scoutoe, kijk uit he
NNM2219 zegt tegen [medeverdachte 1] : he hier praat met jouw broer,.. scoutoe
[medeverdachte 1] komt aan de lijn:
[verdachte] : .. hebt (fon) ijzer nu, insecten (politie) hel
[verdachte] : verstop / verstop je je (fon) snel mattie.
14.
Een tapgesprek op 8 juli 2018 om 20.51.11 uur, nummer beller [telefoonnummer 2] (NNM5253) en nummer gebelde [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ), (pag. 23), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie beller: [adres 6] , Enschede
Vertaald door tolk 00178
NNM5253: waar heb je de ijzer gedaan/gelaten
[medeverdachte 1] : heb ik verstopt
NNM5253: nou regel die bolletjes/balletjes (fon), en die euh die andere stuur ik (fon) voor uh die ijzer, vandaag vannacht
NNM5253: ga je handen wassen he!
[medeverdachte 1] : die ding blijft toch er op
NNM5253: ga ze goed wassen, ga ze goed wassen (…).
15.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van verhoor van getuige [medeverdachte 2] van 2 mei 2019, onder meer inhoudende:
Op de vraag of ik het nummer [telefoonnummer 1] ken antwoord ik: ja, dat is mijn nummer.
16.
Het proces-verbaal van [verbalisant 11] van 12 oktober 2018 (aanvullend proces-verbaal, pag. 89) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 werd [medeverdachte 1] overgebracht naar het arrestantencomplex te Borne De
handen van verdachte waren verpakt in papieren zakken. Dit om eventuele kruitsporen op de
handen van verdachte veilig te kunnen stellen. Op 8 juli 2018 kreeg het onderzoeksteam te horen dat een van de verdachten had gekotst in de papieren zakken.
Op beelden is te zien dat [medeverdachte 1] bezig is de papieren zak die om zijn rechterhand is vastgemaakt losser te maken. Kort daarna lijkt het erop dat verdachte kotst in de rechter papieren zak.
17.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 12] van 9 juli 2018 (pag. 198) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene [verdachte]
Er werd toestemming gegeven voor het afnemen van schiethanden.
Ik nam de schiethanden op de voorgeschreven wijze af. De bovenkleding van verdachte nam ik in beslag om eventueel een schotsporenonderzoek uit te kunnen laten voeren. De verdachte had al zelf de zakken verwijderd die om zijn handen waren aangebracht, dit terwijl hij geboeid was.
18.
Het aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 11] van 8 december 2018, proces-verbaalnummer 2018303770 (pag. 4), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek schiethanden verdachten.
Na aanhouding van verdachten werd door de forensische opsporing Oost-Nederland, de handen van de verdachten bemonsterd en een onderzoek set schiethanden gemaakt.
Deze onderzoek sets werden voor verder onderzoek verzonden naar het Nederland Forensisch
Instituut.
19.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv , zijnde het NFI-rapport “Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Enschede op 8 juli 2018” van ing. S.B.C.G. Chang van 31 oktober 2018 (pag. 9 en 10 van het rapport), onder meer
inhoudende:
[Afbeelding]
[ Afbeelding]
20.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde het NFI-rapport “Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Enschede op 8 juli 2018” van ing. S.B.C.G. Chang van 6 november 2018 (pag. 10 van het rapport), onder meer inhoudende:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
21.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 9] en [verbalisant 10] van 21 augustus 2018 (pag. 165) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 9] , zijn met de speurhondengeleiders naar [adres 2]
te Enschede gereden. Van collega [verbalisant 11] van de divisie recherche
kregen wij de informatie dat er mogelijk iets verstopt was in deze straat door de
verdachten. Op maandag 09 juli 2018, omstreeks 00:45 uur, waren wij hier ter plaatse.
Door ons, verbalisanten, is gezamenlijk met de hondengeleiders van de landelijke eenheid en speurhonden [naam 6] en [naam 7] gezocht in en in de omgeving van [adres 2] . Op een gegeven moment maakt speurhond [naam 6] een melding bij een plantenbak tussen perceel 11 en [nummer 3] aan [adres 2] te Enschede. In de plantenbak zagen wij een pistool met de loop naar beneden in de aarde gedrukt.
De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld.
Sporendrager(s)
Goednummer PL0600-2018303770-1760725
SIN AAKQ2248NL
22.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 23 april 2019 (pag. 11, aanvullend proces-verbaal 2), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het wapen wel verstopt en ik heb via de telefoon gehoord dat ik mijn handen moest wassen.
23.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant 13] van 25 september 2018 (pag. 155 en 156), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 juli 2018 zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving:
Goednummer PL0600-2018303770-1760725
Object Vuurwapen (Pistool)
Merk/type Crvena Zastava 70
Spooridentificatienr. AAKQ2248NL
Kaliber 7,65mm
Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige
ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Het op 9 juli 2018 te Enschede, inbeslaggenomen voorwerp is een pistool van het merk CZ (Crvena Zastava), type M70, kaliber 7.65mm.
24.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 14] en [verbalisant 15] van 10 oktober 2018 (aanvullend proces-verbaal 2, pag. 91 en 92), onder meer inhoudende zakelijk weergegeven:
Onderzoek voertuig
De Opel Corsa voorzien van het kenteken [kenteken 2] stond in een afgesloten onderzoeksruimte te Almelo. Op de achterbumper en de achterklep zagen wij twee gaten c.q. beschadigingen welke passend waren bij een inschot. In het rubber achter de achterklep werd door ons een projectiel aangetroffen.
Wij zagen dat de linker achterband van het voertuig leeg dan wel lek was. Door onderzoek op deze achterband zagen wij ter hoogte van het loopvlak van de achterband twee gaten c.q. beschadiging welke passend kon zijn bij een inschot.
Doordat er zich mogelijk een of meerdere projectielen in de achterband bevonden hebben wij deze opengesneden. Aan de binnenzijde van deze achterband werden door ons twee projectielen waargenomen. Deze projectielen werden in twee aparte hulzenpotjes veiliggesteld.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
25.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 15] van 10 oktober 2018 (aanvullend proces-verbaal, pag. 100), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek voertuig
Op de achterbumper zag ik links, en als onderdeel van de spatbord, een beschadiging.
Door middel van de "Bullit-hole-testing-kit van [bedrijf 3] B.V. werd de beschadiging getest op de aanwezigheid van twee zware metalen, te weten lood en koper.
Een positieve reactie op deze metalen geeft een oranje/rode (voor lood) of groen/zwarte (voor koper) kleurreactie. Beide tests testen positief op de aanwezigheid voor lood en koper in de beschadiging.
Op de achterbumper zag ik rechts een gat. Door middel van de "Bullit-hole-testing-kit" werd de beschadiging getest. Beide tests testen positief voor de koper en lood in de beschadiging.
Gezien beide positieve kleurreacties kan over deze twee beschadigingen gesproken worden over "schotbeschadingen".
Schootsbanen
Resumerend van vorige pv's en onderzoeken. Op de volgende locaties werden kogels aangetroffen:
in de band linksachter (SIN AAHN9443NL), in het rubber van de bank linksachter (SIN AAHN9442NL) en in het rubber van de achterklep (SIN AAHN9470NL).
Gezien de bovenbeschreven kleurreactie en bevindingen kan worden gesproken over vijf
geïdentificeerde schootsbanen.
26.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid onder 5 Sv, zijnde het NFI-rapport “Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Enschede op 8 juli 2018” van ing. P.J.M. Pauw-Vugts, van 3 januari 2019 (aanvullend proces-verbaal, pag. 181), onder meer inhoudende:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
27.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 15] en [verbalisant 16] van 30 september 2018 (blad 3), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij deden onderzoek aan een voertuig Peugeot 208 met kenteken [kenteken 1] . Wij zagen dat het bedieningspaneel van de linker voorportier scheef zat. De unit kon eenvoudig door ons worden verwijderd.
De bedieningsunit van het rechter voorportier werd nader onderzocht.
Het demonteren van deze unit was eenvoudig met een vinger achter de rand uit te voeren. Wij zagen in het vak eronder de unit een plasticzakje met daarin kleine bolletjes met witte poeder. De goederen werden direct aan [naam 8] overgedragen.
Door ons werd besloten de binnenbekleding van beide voorportieren te demonteren. Na het demonteren werd besloten om een dienstwapen te gebruiken ten einde proefondervindelijk vast te stellen in hoeverre een vuurwapen in het vak past. Eerst werd het vuurwapen reconstructief neergelegd in de geheel gedemonteerde binnenbekleding. Wij zagen dat dit paste. Hierna werd door ons de binnenbekleding terug gemonteerd en het dienstwapen werd door ons opnieuw in de ruimte gelegd. Het dienstwapen kon door ons ook worden gepakt via het gat van het bedieningspaneel.
28.
Het proces-verbaal aangetroffen drugs van [verbalisant 11] van 28 november 2018 (aanvullend proces-verbaal met nummer 77, pag. 15), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek Marowijne zijn verdovende middelen aangetroffen en inbeslaggenomen.
Bij de doorzoeking in de Peugeot voorzien van het kenteken [kenteken 1] werd in een geheim vak verdovende middelen aangetroffen. Door de Forensische Opsporing werden de verdovende middelen gewogen en getest. De stoffen bleek cocaïne en heroïne te zijn met een totaal gewicht van 64,89 gram cocaïne en 8,42 gram heroïne.
In het algemeen proces verbaal staat een totaal gewicht van 36 gram cocaïne. Hier is abusievelijk een fout gemaakt. De 8,11 gram cocaïne is het gewicht van de monstername. Het nettogewicht moet zijn 37 gram.
29.
Het proces-verbaal beslag verdovende middelen van [verbalisant 11] van 18 september 2018 (pag. 111), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De stoffen die werden getest onder het nummer 2018303770-76 werden aangetroffen in de witte Peugeot voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
30.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met proces-verbaalnummer PL0600-2018303770-76 van [verbalisant 17] en [verbalisant 18] van 17 augustus 2018 (pag. 104 – 108), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft onderzoek aan SIN AAEJ9908NL
Omschrijving verpakking Plastic zakje/boterhamzakje
Inhoud verpakking 15 maal bolletjes met witte brokjes
Inhoud 7.17 gram (totaal bruto inclusief verpakking)
Uitslag test positief, cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAEJ9581NL
Omschrijving verpakking Plastic zakje/ Boterhamzakje
Inhoud verpakking A 11 witte bolletjes
B 12 bruine bolletjes
Gewicht verpakking A 4.87 gram (totaal bruto inclusief verpakking)
B 6.55 gram (totaal bruto inclusief verpakking) gewicht van de verpakking is verwaarloosbaar
Uitslag test A positief cocaïne
B positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAHH9891NL
Omschrijving verpakking Plastic zakje/ boterhamzakje
Inhoud verpakking Bruin poeder
Gewicht inhoud verpakking 1.16 gram (totaal netto exclusief verpakking)
Uitslag test positief heroïne
Betreft onderzoek aan SIN AACN4613NL
Omschrijving verpakking wikkel scarface
Inhoud verpakking bruin poeder/brokjes
Gewicht inhoud verpakking 0.71 gram (totaal netto exclusief verpakking)
Uitslag test positief heroïne
Betreft onderzoek aan SIN AACN4611NL
Omschrijving verpakking Boterhamzakje met koffiefilter
Inhoud verpakking Wit/cremekleurige brokken
Gewicht inhoud verpakking 15.85 gram (totaal netto exclusief verpakking)
Uitslag test positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AACN4610NL
Omschrijving verpakking 2 maal plastic zakjes/ boterhamzakjes
Inhoud verpakking Witte brokken
Gewicht inhoud verpakking 37 gram (totaal netto exclusief verpakking)
Uitslag test positief cocaïne
31.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een rapport van
ing. P.H. Walinga, werkzaam bij het NFI van 12 september 2018 (pag. 221 en 221), onder meer inhoudende:
zaaknummer 2018.09.03.111 (aanvraag 001)
Politie registratienummer PL0600-2018303770-76
[Afbeelding]
32.
Het proces-verbaal dactyloscopisch vooronderzoek van [verbalisant 19] van 20 augustus 2018 (p. 225) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek sealbag 30938498 met SIN AACN4603NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd het navolgende bevonden en waargenomen:
Wij zagen dat het een sealbag met nummer 30938498 betrof. Wij zagen dat er in de sealbag één gripzakje aanwezig was. Wij zagen in het gripzakje zes transparante plastic zakjes, vijf vermoedelijke boterhamzakjes en één overig zakje zitten.
Ik heb op twee van de zes boterhamzakjes mogelijk bruikbare dactyloscopische sporen
waargenomen. Ik heb de mogelijk bruikbare dactyloscopische sporen gewaarmerkt met SIN AAKN3423NL.
33.
Het rapport Dactyloscopisch onderzoek van [verbalisant 20] van 2 september 2018 (pag. 254 en 256), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Met de afbeelding van dactyloscopisch spoor bekend in Havank onder nummer
08210818050101300 is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling
referentieafdrukken in Havank.
Bij de aanvraag werden de volgende gegevens vastgelegd:
Kenmerk spoor: AAKN3423NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon
geregistreerd in Havank onder: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] , Marokko.
34.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] van 30 januari 2019, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 juli 2018 was ik in Enschede. Ik handelde in die periode in drugs en die dag had ik een afspraak met [naam 2] , een drugsklant. Samen met [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] ben ik in de Peugeot naar [naam 2] gegaan. Tijdens de verkoop van de drugs kwam [slachtoffer] aanrijden. Er ontstond een ruzie, waarbij [medeverdachte 3] [slachtoffer] heeft geslagen en [slachtoffer] met een mes richting [verdachte] heeft gestoken. [slachtoffer] is daarna weggereden en we zijn hem gevolgd. Wij zijn alle vier in de auto gestapt, [medeverdachte 3] was de bestuurder van de Peugeot en [verdachte] zat rechts achterin.
Er is zo’n vijf keer op de auto van [slachtoffer] geschoten en we reden op dat moment met een snelheid van circa 130 à 140 kilometer per uur over de Westerval in Enschede op ongeveer vijf meter achter de Opel Corsa.
In heb mijn mes wel weggegooid maar ik heb de drugs op zak gehouden.
Ik heb mijn telefoon uitgeleend aan [medeverdachte 1] , dat is te zien op de foto in de [adres 2] . [medeverdachte 1] belt daar met mijn telefoon. Ik heb de telefoon later teruggekregen.
35.
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] van 23 april 2019 (aanvullende proces-verbaal 2, pag. 11) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het wapen wel verstopt en ik heb via de telefoon gehoord dat ik mijn handen moest wassen.
36.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 10 juli 2018 (pag. 389) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Jij bent op zondag 8 juli 2018 aangehouden in [adres 4] ter hoogte van perceel [nummer 1] te Enschede.
A: Ik was bij een vriend in Enschede en toen ik buiten kwam ben ik aangehouden.
37.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] van 24 augustus 2018 (pag. 417) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: (…) Uit onderzoek is gebleken dat jij deze Peugeot op 22 mei 2018, hebt gehuurd bij [bedrijf 4] te Rotterdam. Jij hebt steeds het contract verlengd en op 3 juli 2018 bij [bedrijf 4] in Enschede opnieuw het contract verlengd van 3 juli 2018 tot 10 juli 2018.
V: Nu wat specifieker: heb jij het contract verlengd van 3 juli 2018 tot 10 juli 2018?
A: Ja
38.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 Sv, zijnde een verhuurovereenkomst tussen [bedrijf 4] Enschede en [medeverdachte 3] , opgesteld en ondertekend op 3 juli 2018, betreffende de huur en verhuur van Peugeot met kenteken [kenteken 1] voor de periode van
3 juli 2018, 14.15 uur, tot 10 juli 2018, 14.15 uur (pag. 408).
In de zaak met parketnummer 08/730041-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2018016237 van
10 mei 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
39.
Het proces-verbaal van de zitting van 19 januari 2021, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2018 was ik in Enschede. De politieagent wilde mij aanhouden, maar ik ben weggerend.
40.
Het proces-verbaal van aanhouding van 10 januari 2018 (pag. 4 van het dossier), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 21] en [verbalisant 22] , zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2018 in Enschede deelde ik, [verbalisant 21] , de bijrijder mee dat hij was aangehouden, omdat hij zich niet kon legitimeren. Nog voordat ik de transportboeien kon
aanslaan zag ik dat de man hard wegrende. Ik rende achter de man aan.
Ik zag dat de man plots wijdbeens begon te rennen. Ik zag dat hij tegelijkertijd met zijn
rechterhand diep in zijn broek of onderbroek graaide. Ik zag dat de man zijn hand weer uit zijn broek of onderbroek haalde. Ik zag dat de man met zijn rechterhand iets kleins en rood van kleur op de grond gooide.
Ik, [verbalisant 21] , liep terug naar de plek waar de man het rode kleine item van zich had afgegooid. Ik trof op de plek een rode gripzak aan. Ik zag dat er in deze gripzak meerdere bolletje bruin en wit zaten. Ik zag dat deze verpakt waren in boterhamzakjes, althans in de puntjes daarvan.
Op het politiebureau gaf de man op te zijn [verdachte] .
Wij deden onderzoek naar het rode gripzakje. Wij telden in totaal 27 bolletjes wit. Wij telden in totaal 9 bolletjes bruin.
41.
De kennisgeving van inbeslagneming (pag. 38 van het dossier), voor zover inhoudende:
Beslagene: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] in Marokko
Volgnummer 2
Goednummer PL0600-2018016237-1635373
Aantal/eenheid 8 stuks
Spoor identificatienr. AAKN2362NL
Bijzonderheden bolletjes rood
Volgnummer 3
Goednummer PL0600-2018016237-1635375
Aantal/eenheid 4 stuks
Spoor identificatienr. AAKU1951NL
Bijzonderheden bolletjes inhoud wit
Volgnummer 4
Goednummer PL0600-2018016237-1635376
Aantal/eenheid 9 stuks
Spoor identificatienr. AAKU1953NL
Bijzonderheden bolletjes inhoud bruin
Volgnummer 5
Goednummer PL0600-2018016237-1664937
Aantal/eenheid 15 stuks
Spoor identificatienr. AAKN2363NL
Bijzonderheden bolletjes wit
42.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 2 maart 2018 (pag. 21 van het dossier) voor zover inhoudende:
Betreft onderzoek aan SIN AAKU1951NL
Omschrijving verpakking Gripzak met vier in plastic verpakte bolletjes
Inhoud verpakking Wit poeder/brokjes
Gewicht verpakking met inhoud 1,94 gram (bruto inclusief verpakking)
Uitslag test positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAKU1953NL
Omschrijving verpakking Gripzak met in plastic verpakte bolletjes
Inhoud verpakking Bruin poeder/brokjes
Gewicht verpakking met inhoud 4,63 gram (bruto inclusief verpakking)
Uitslag test positief heroïne.
43.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een rapport van
ing. C.M.M. Diever – Heezen, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 13 maart 2018 (pag. 29 van het dossier), onder meer inhoudende:
Resultaten en conclusie
AAKU1951NL: in totaal 1,53 gram crèmekleurig poeder en brokjes in drie plastic bolletjes, bevat cocaïne
AAKU1953NL: in totaal 3,48 gram bruin poeder en brokjes in negen plastic bolletjes, bevat heroïne.
44.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 5 maart 2018 (pag. 25 van het dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft onderzoek aan SIN AAKN2362NL
Komt uit PL0600-2018016237-1635373
Netto hoeveelheid 4,34 gram (bruto inclusief verpakking)
Omschrijving gripzak met daarin 8 plastic bolletjes met daarin witte
brokjes/poeder
Uitslag positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAKN2363NL
Komt uit PL0600-2018016237-1664937
Netto hoeveelheid 1,39 gram (bruto inclusief verpakking)
Omschrijving gripzak met daarin 15 plastic bolletjes met daarin witte brokjes/poeder
Uitslag positief cocaïne.
45.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een rapport van
ing. P.H. Walinga, werkzaam bij het NFI van 17 juli 2018 (pag. 31 van het dossier), onder meer inhoudende:
Resultaten en conclusie
AAKN2362NL: in totaal 3,05 gram crèmekleurige brokjes in acht plastic bolletjes,
bevat cocaïne
AAKN2363NL: in totaal 1,09 gram wit poeder en brokjes in vijftien plastic bolletjes,
bevat cocaïne.

Voetnoten

1.Zie bewijsmiddel nummers 19 en 20.
2.Nummer 30938498, SIN AACN4610NL.
3.SIN AAKN3423NL.
4.SIN AAHN9443NL.
5.SIN AAHN9442NL.
6.SIN AAHN9470NL.
7.Zie bewijsmiddel nummer 26.
8.Te weten de verklaring van [medeverdachte 2] , de gegevens behorend bij de telefoonnummers, het tijdstip van het gesprek in combinatie met de camerabeelden van [adres 2] , het onderwerp van gesprek en de gesproken taal (Marokkaans).