ECLI:NL:RBOVE:2021:3974

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/08/268365 / FA RK 21-1705
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel (GI) tot benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel niet openstaat voor contact met haar vader, ondanks eerdere pogingen tot contactherstel. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de inzet van een bijzondere curator onder de huidige omstandigheden niet zal bijdragen aan contactherstel. De minderjarige heeft herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met haar vader, en de rechtbank acht het in haar belang om haar rust te gunnen. De rechtbank heeft het verzoek van de GI afgewezen, met de hoop dat de minderjarige in alle rust kan opgroeien en zich kan ontwikkelen. De ouders zijn aangespoord om de minderjarige te blijven stimuleren tot contact met de vader, maar de rechtbank benadrukt dat dit op dit moment niet haalbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/268365 / FA RK 21-1705
beschikking van 4 oktober 2021
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
verder te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O),
verzoeker,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.M. Hendriksen,
[belanghebbende 2], hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Keupink
en
[minderjarige 1].

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 2 juli 2021;
- het verweerschrift van de moeder, binnengekomen op 1 september 2021.
1.2.
De rechtbank heeft op 2 september 2021 met [minderjarige 1] gesproken. [minderjarige 1] heeft haar mening kenbaar gemaakt en een brief aan de rechtbank gegeven.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 3 september 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest, uit welk huwelijk het navolgende minderjarige kind zijn geboren:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] , en
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] .
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
De onderhavige procedure heeft alleen betrekking op [minderjarige 1] .
2.3.
Bij beschikking van 17 december 2018 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] uitgesproken, welke laatstelijk is verlengd tot 17 december 2021.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad een bijzondere curator voor [minderjarige 1] te benoemen.
3.2.
De GI heeft haar verzoek als volgt onderbouwd. Op allerlei manieren is de afgelopen jaren geprobeerd om te werken aan contactherstel tussen [minderjarige 1] en vader. [minderjarige 1] wil hierin niets en wil ook geen gesprekken meer voeren met de GI. Volgens de GI zijn er geen dermate ernstige dingen gebeurd waarom [minderjarige 1] geen contact kan hebben met vader. De GI gunt [minderjarige 1] dat zij contact heeft met vader, omdat dit belangrijk is voor haar ontwikkeling.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI te kennen gegeven dat de benoeming van een bijzondere curator een laatste poging is om het contact tussen [minderjarige 1] en vader te herstellen. De GI ziet twee verschillende [minderjarige 1] : als het gaat over het contact met vader is [minderjarige 1] negatief, afstandelijk en bepalend en als het daar niet over gaat is [minderjarige 1] open, vrolijk en spontaan. De GI ziet ook in dat er al lange tijd aan [minderjarige 1] wordt getrokken en kan zich voorstellen dat dit moet stoppen.

4.Het verweer van de moeder

4.1.
De moeder is het niet eens met de inzet van de bijzonder curator, in tegenstelling tot hetgeen de GI heeft gesteld in het verzoekschrift. De moeder verzoekt het verzoek van de GI af te wijzen. De vader heeft kaarten naar de kinderen gestuurd en dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige 2] , de broer van [minderjarige 1] , sinds enkele maanden vader weer ziet via een zorg- en contactregeling. [minderjarige 1] wil nog geen contact met haar vader. Dit heeft tijd nodig en die tijd moet haar worden gegund. De vader gunt haar die tijd ook wel, maar het is de GI die haar de tijd niet gunt, omdat de GI telkens acties onderneemt tot contactherstel.
4.2.
Bij beschikking van 24 juni 2020 heeft deze rechtbank het verzoek van moeder tot benoeming van een bijzonder curator voor [minderjarige 2] afgewezen. Volgens de rechtbank was geen sprake van tegenstrijdige belangen nu beide ouders willen dat er een zorgregeling tot stand komt tussen vader en [minderjarige 2] . De kinderrechter zag geen meerwaarde in het benoemen van een bijzonder curator, omdat de kinderrechter erop vertrouwt dat de belangen van [minderjarige 2] (en [minderjarige 1] ) voldoende worden gewaarborgd binnen de ondertoezichtstelling. Dit gold en geldt nog steeds voor [minderjarige 1] , zo stelt de moeder. Vader en moeder willen graag dat [minderjarige 1] omgang heeft met vader. Dat is een van de redenen waarom de ondertoezichtstelling is uitgesproken en (telkens) verlengd. Om diezelfde redenen kan onderhavige verzoek worden afgewezen.
4.3.
[minderjarige 1] heeft de afgelopen jaren herhaaldelijk kenbaar gemaakt dat zij geen contact wil met haar vader. Ondanks die mening wordt er niet naar haar geluisterd en zelf aan haar mening voorbijgegaan, omdat iedereen van mening is dat er omgang dient te komen. De inzet van een bijzonder curator zal [minderjarige 1] alleen nog maar meer belasten en dat is niet in haar belang. [minderjarige 1] wil rust.

5.Het standpunt van de vader

5.1.
Het verzoek van de GI tot benoeming van de bijzondere curator kwam voor vader onverwacht. Vader heeft weinig tijd gekregen om op dit besluit van de GI te reageren waarna het verzoek al werd ingediend bij de rechtbank. Er komen vragen bij vader naar voren. De ouders is geadviseerd tot de inzet van systeemtherapie, niet tot de inzet van een bijzondere curator. Vader vraagt zich af waarom dat advies genegeerd is door de GI. Het probleem wordt nu gejuridiseerd terwijl er ook alternatieven zijn. Dat [minderjarige 1] geen contact wil heeft vader achter zit gelaten en hij gunt haar alle ruimte. Er zal volgens vader gezocht moeten worden naar de oorzaak van de weerstand bij [minderjarige 1] . Duidelijk is geworden dat vader [minderjarige 1] iemand gunt waarmee zij kan praten, zodat ze haar gevoelens leert te begrijpen en hier niet voor wegloopt. Door vader en zijn advocaat is geopperd dat de bijzondere curator iemand zou kunnen zijn die kindbehartiger en systeemtherapeut tegelijk is, zodat deze op een andere manier met [minderjarige 1] in gesprek kan gaan. De vader gunt [minderjarige 1] hulp, omdat hij anders het idee heeft dat [minderjarige 1] in de steek wordt gelaten.

6.De beoordeling

Benoeming bijzondere curator
6.1.
Artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat de rechter een bijzonder curator kan benoemen wanneer in aangelegenheden over de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige en de rechter die benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. Daarbij neemt de rechter in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking.
6.2.
Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter zijn.
6.3.
De rechtbank overweegt dat een bijzondere curator mogelijk in kaart zou kunnen brengen wat er nodig is om te komen tot verdere stappen naar contactherstel en daarin een bemiddelende rol trachten te vervullen. Mogelijk zou een bijzondere curator [minderjarige 1] kunnen helpen om alles hetgeen de afgelopen jaren is gebeurd een plek te kunnen geven in plaats van contactherstel met vader waar het al die tijd al over gaat. Het verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator is voor de GI een laatste redmiddel om het contact te herstellen. Vanaf 2018 is geprobeerd – op allerlei mogelijke manieren – om het contact tussen de vader en [minderjarige 1] te herstellen, omdat de rechtbank en de GI vonden dat dit in haar belang was. De hulpverlening heeft daarom geprobeerd dit contact te herstellen. Toch was bij [minderjarige 1] al die tijd sprake van veel weerstand en het is de hulpverlening niet gelukt daar doorheen te breken. De rechtbank moet constateren dat alle pogingen om het contact te herstellen vooralsnog niet tot resultaat hebben geleid. Volgens de processtukken, de brief van [minderjarige 1] , het gesprek tussen [minderjarige 1] en de kinderrechter en de mondelinge behandeling wijst [minderjarige 1] ieder contact op welke wijze dan ook volledig af. Het enige dat [minderjarige 1] wil is rust.
6.4.
Hoewel de rechtbank [minderjarige 1] een fijn contact met vader gunt, en in zijn algemeenheid gezegd kan worden dat het voor kinderen belangrijk is dat zij contact met beide ouders kunnen hebben, is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment in het belang van [minderjarige 1] is dat er niet meer aan haar wordt getrokken en zij rust krijgt. [minderjarige 1] heeft duidelijk te kennen gegeven dat zij geen energie meer heeft om iets te doen wat niet te maken heeft met haar dagelijkse bezigheden. [minderjarige 1] wil niet meer met hulpverlening praten en ook niet met een bijzondere curator. Hoewel de rechtbank aan [minderjarige 1] heeft uitgelegd dat een bijzondere curator anders is dan de GI of andere hulpverlening blijft [minderjarige 1] standvastig in haar standpunt dat ze niet wil. Voor [minderjarige 1] voelt het benoemen van een bijzondere curator als de zoveelste hulpverlener waardoor het tegen deze achtergrond nog weinig kan toevoegen. Het staat in ieder geval vast dat er niets op tegen is om contact met vader te hebben. Gebleken is dat [minderjarige 2] inmiddels weer fijn contact heeft met vader. [minderjarige 1] heeft hierover gezegd dat zij het fijn vindt voor [minderjarige 2] dat hij wel weer contact heeft met vader, maar dat het er niet voor heeft gezorgd dat zij nieuwsgierig is geworden. Door de blijvende weerstand vindt de rechtbank het moeilijk om aan [minderjarige 1] te blijven trekken. De rechtbank constateert dat bij [minderjarige 1] haar hakken in het zand staan. Voor nu is het in het belang van [minderjarige 1] om haar rust te gunnen, hoe vervelend dat als boodschap naar ouders, en dan met name vader, ook is.
6.5.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat onder de huidige omstandigheden de inzet van een bijzondere curator niet zal bijdragen aan contactherstel. [minderjarige 1] is op dit moment niet toe aan contact met haar vader en na vele pogingen is de grens momenteel bereikt. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank het verzoek van de GI zal afwijzen.
6.6.
De hoop en verwachting is dat [minderjarige 1] in alle rust zich kan ontwikkelen. Vader gunt [minderjarige 1] die mogelijkheid en hoopt vooral dat [minderjarige 1] ruimte krijgt om te onderzoeken of haar weerstand op alle onderdelen terecht is en blijvend zou moeten zijn. Het is zonder twijfel in het belang van [minderjarige 1] dat zij niet hoeft op te groeien met haar negatieve gevoelens over vader. De rust die nu aan haar gegeven wordt, betekent niet dat er nooit meer sprake zal zijn van contact tussen [minderjarige 1] en vader; alleen voor nu en voorlopig. Het afgelopen jaar is Ouderschap Blijft ingezet en de ouders zijn hier in gesprek met elkaar. Als de volwassenen om haar heen laten zien dat het belangrijk is om teleurstellingen te verwerken en achter je laten, zal dat een mooi voorbeeld zijn voor [minderjarige 1] . Mocht [minderjarige 1] in de toekomst toe zijn aan contact met vader dat kan moeder dit aangeven. Ook is gebleken en tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat vader altijd bij moeder kan aankloppen. Tot slot merkt de rechtbank op dat op moeder de verplichting blijft rusten om [minderjarige 1] te stimuleren tot contact met vader en te blijven onderzoeken om contactherstel tussen [minderjarige 1] en de vader mogelijk te maken. De moeder heeft gezegd dit te zullen blijven doen. In dat verband acht de rechtbank het ook van belang dat de moeder vader blijft informeren over [minderjarige 1] , zodat vader hierop aan kan sluiten.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, rechter, en in het openbaar uitgesproken op
4 oktober 2021 in tegenwoordigheid van mr. A. Albers, griffier.