ECLI:NL:RBOVE:2021:3962

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
C/08/271336 KG RK 21/427
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen mr. U. van Houten in een civiele procedure

Op 19 oktober 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, het verzoek tot wraking van mr. U. van Houten afgewezen. Verzoekster had op 22 september 2021 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij twijfels had over de onpartijdigheid van mr. Van Houten. Deze twijfels waren gebaseerd op eerdere ervaringen in een andere procedure waarin mr. Van Houten een vonnis had gewezen dat niet in haar voordeel was. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021 was mr. Van Houten aanwezig, terwijl verzoekster zonder bericht van afwezigheid niet verscheen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. Verzoekster had geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De enkele onvrede over een eerdere uitspraak was onvoldoende om te concluderen dat mr. Van Houten vooringenomen zou zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde klachten van verzoekster niet voldoende waren om tot wraking over te gaan.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/271336 KG RK 21/427
Beslissing van 19 oktober 2021
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 22 september 2021 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mr. U. van Houten, rechter in deze rechtbank en in hoedanigheid van kantonrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer 9163954 \ CV EXPL 21-929.
1.2.
Mr. Van Houten heeft niet berust in de wraking en heeft op 23 september 2021 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. In zijn reactie heeft mr. Van Houten kenbaar gemaakt aanwezig te willen zijn bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 13 oktober 2021 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is mr. Van Houten verschenen. Verzoekster is, zonder bericht van afwezigheid, niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij de rechtbank Overijssel, Team Kanton- en Handelsrecht zittingsplaats Almelo is thans een procedure aanhangig tussen de besloten vennootschap [bedrijf] . B.V. en verzoekster (hierna te noemen: de bodemprocedure).
2.2.
Op 22 juni 2021 is in de bodemprocedure een vonnis gewezen, waarin de kantonrechter heeft beslist dat er een mondelinge behandeling zal worden gelast.
2.3.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling van 22 september 2021 heeft verzoekster mr. Van Houten gewraakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekster heeft (naar de wrakingskamer begrijpt) het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster trekt op basis van haar eerdere ervaringen met mr. Van Houten de onpartijdigheid van mr. Van Houten in twijfel. Volgens verzoekster kijkt mr. Van Houten niet naar de feiten en de wet. Daarnaast wordt er door mr. Van Houten niet naar haar kant van het verhaal gekeken. Mogelijk is er sprake van discriminatie. Al met al heeft verzoekster er geen vertrouwen in dat mr. Van Houten onpartijdig is, om welke reden zij het verzoek tot wraking heeft gedaan.

4.Het standpunt van mr. Van Houten

4.1.
Mr. Van Houten heeft niet berust in de wraking en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 7 september 2021 heeft mr. Van Houten vonnis gewezen in een zaak tussen mevrouw [verzoekster] en [woningstichting] . Hoewel mevrouw [verzoekster] niet tevreden is over deze eerdere uitspraak, betekent dat niet dat mr. Van Houten in een volgende procedure niet als onpartijdige rechter kan optreden. Van discriminatie is geen sprake. Volgens mr. Van Houten heeft mevrouw [verzoekster] geen gerechtvaardigde reden om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
De klacht van verzoekster is onder meer gericht tegen de eerdere beslissing van mr. Van Houten in een procedure tussen verzoekster en [woningstichting] . Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Van Houten bij de behandeling van de bodemprocedure vooringenomen was tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoekster verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. Van Houten in een eerdere procedure in het nadeel van verzoekster heeft beslist kan de wrakingskamer dat niet afleiden.
5.3.
De overige klachten van verzoekster bevatten slechts stellingen en veronderstellingen. Verzoekster heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt haar klachten tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek toe te lichten. Uit de aangevoerde klachten blijken geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer vooringenomenheid van mr. Van Houten of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden.
5.4
De slotsom is dat de aangevoerde feiten en omstandigheden noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking van mr.
Van Houten. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, B.W.M. Hendriks en H.T. Pos in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.N. Sap en in het openbaar uitgesproken op
19 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.