4.2.1Met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Aan verdachte is onder 1 en 2 ten laste gelegd dat hij de twaalf genoemde personen heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag.
De bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1 en 2
Aangever [aangever 1] heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij op zoek was naar een smartphone Oneplus 3. Op 26 januari 2017 is aangever benaderd door een persoon die zich [alias 1 verdachte] wonende te Amersfoort noemde, met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [aangever 1] heeft € 142,50 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] , als betaling voor een smartphone Oneplus 3 die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 2] heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij op zoek was naar een Samsung smartphone. Op 27 januari 2017 is aangever benaderd door een persoon die zich [alias 1 verdachte] wonende te Amersfoort noemde, met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [aangever 2] heeft € 75,-- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] , als betaling voor een Samsung die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 3] heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij op zoek was naar een ECU Suzuki Vitara. Op 15 februari 2017 is aangever benaderd door een persoon die zich [alias 1 verdachte] wonende te Amersfoort noemde, met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [aangever 3] heeft € 158,35 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] , als betaling voor een ECU Suzuki Vitara die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 4] heeft op Marktplaats gereageerd op een advertentie van [alias 2 verdachte] wonende te Zwolle en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 4] heeft op
26 april 2019 € 1.200,-- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , als betaling voor een partij toners die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 5] heeft op 13 november 2018op Marktplaats twee rollen postzegels gekocht van [alias 3 verdachte] , wonende aan [adres 2] en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 5] heeft € 356,50 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] , als betaling voor twee rollen postzegels die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 6] heeft op 11 november 2018 op Marktplaats toners gekocht van [alias 3 verdachte] , wonende aan [adres 2] en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 6] heeft als aanbetaling € 100,-- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] , voor toners die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 7] heeft op 26 december 2018 op Marktplaats postzegels gekocht van [alias 4 verdachte] wonende te Heerlen en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 7] heeft
€ 625,-- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] , als betaling voor postzegels die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 8] heeft op 7 januari 2019, 10 januari 2019 en 11 januari 2019 op Marktplaats toners gekocht van [alias 5 verdachte] wonende te Goes en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 8] heeft in totaal € 725,-- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] , als betaling voor toners die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 9] heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij op zoek was naar drie concertkaarten. Op 4 december 2019 is aangever benaderd door [verdachte] , wonende aan [adres 1] en met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [aangever 9] heeft 160,-- overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer 5] , als betaling voor concertkaarten die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 10] heeft op 24 september 2019, 7 november 2019, 10 november 2019 en 11 november 2019 op Marktplaats toners gekocht van [alias 6 verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [aangever 10] heeft in totaal € 1.696,95 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] , als betaling voor toners die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 11] heeft op 23 oktober 2019 op Marktplaats toners gekocht van [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [aangever 11] heeft in totaal € 1.233,25 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] , als betaling voor toners die hij niet heeft ontvangen.
Aangever [aangever 12] heeft op 22 september 2019 op Marktplaats toners gekocht van [alias 7 verdachte] . [aangever 12] heeft in totaal € 106,50 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 5] ten name van [verdachte] , als betaling voor toners die hij niet heeft ontvangen.
Twee van de zes personen van wie de naam gebruikt is, te weten [aangever 14] en [aangever 15] , hebben aangifte gedaan van identiteitsfraude.
De rechtbank stelt vast dat:
- in drie zaken de door verdachte geopende en op zijn naam gestelde bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] is gebruikt; (feit 1)
- op 7 december 2016 op de website www.marktplaats.nl een advertentie is geplaatst waarbij gebruik is gemaakt van het e-mailadres [mailadres 1] , gebruikersnaam [gebruikersnaam] , plaats Amersfoort vanaf het IP adres [IP adres] , het adres behorende bij [adres 1] , het adres waarop verdachte is ingeschreven; (feit 1)
- in twee zaken de door verdachte op 9 november 2018 geopende en op zijn naam gestelde bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] is gebruikt; (feit 2)
- in één zaak de door verdachte op 3 oktober 2017 geopende en op zijn naam gestelde bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] is gebruikt; (feit 2)
- verdachte ter identificatie van de bankrekeningen [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] een foto van zijn paspoort heeft moeten maken en een foto van zichzelf, ook is er een geluidsfragment opgenomen; (feit 2)
- verbalisant de stem van verdachte heeft herkend op het geluidsfragment; (feit 2)
- in vier zaken de door verdachte geopende en op zijn naam gestelde bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] is gebruikt; (feit 2)
- in één zaak het rekeningnummer [rekeningnummer 6] van [aangever 15] is gebruikt. Zij heeft verklaard dat verdachte haar had verteld dat een vriend van verdachte geld op haar rekening zou storten, omdat verdachte zijn bankpas kwijt was. Zij heeft op verzoek van verdachte in totaal € 900,-- van haar bankrekening opgenomen en aan hem gegeven; (feit 2)
- verdachte in twee zaken zijn eigen naam heeft gebruikt; (feit 2)
- telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat in zes zaken is opgegeven door de ‘verkoper’, op naam staat van [adres 1] . Verdachte op dit adres ingeschreven staat; (feit 2)
- verdachte heeft verklaard dat [telefoonnummer 2] zijn telefoonnummer is; (feit 2)
- in de periode 4 januari 2019 tot en met 28 juni 2019 op de website www.marktplaats.nl advertenties zijn geplaatst waarbij gebruik is gemaakt van gebruikersnamen [alias 5 verdachte] uit Goes en [alias 7 verdachte] vanaf het IP adres [IP adres] , het adres behorende bij [adres 1] , het adres waarop verdachte is ingeschreven; (feit 2).
De verklaring van verdachte
Verdachte is ten tijde van de inhoudelijke behandeling niet ter terechtzitting verschenen en heeft aldaar dus geen verklaring afgelegd. In zijn verhoren bij de politie heeft hij, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij geen advertenties op Marktplaats heeft geplaatst. Verdachte heeft ontkend ooit goederen via Marktplaats verkocht te hebben die hij vervolgens niet leverde. Verder heeft hij verklaard dat het mogelijk is dat een ander op zijn naam bankrekeningen heeft geopend en zijn telefoonnummer onder advertenties op Marktplaats heeft gezet.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat een ander op verdachtes naam bankrekeningen heeft geopend, als ongeloofwaardig terzijde. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat een ander heeft gehandeld uit naam van verdachte. In elf zaken is een bankrekening gebruikt die op naam van verdachte staat en waarvoor verdachte zich ook heeft moeten identificeren. Daarnaast is in zes zaken het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruikt waarvan verdachte heeft verklaard dat dat zijn telefoonnummer is.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die advertenties heeft geplaatst op Marktplaats en de contacten met de aangevers heeft onderhouden over de wijze van leveren en betaling van de betreffende goederen, alsmede dat de gelden veelal zijn overgeboekt naar rekeningen die op naam van verdachte staan.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte de aangevers door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen (te weten het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels) heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen (feiten 1 en 2).
Dit betekent dat de rechtbank moet kunnen vaststellen dat de aangevers zijn overgegaan tot de afgifte van een geldbedrag doordat verdachte bij hen – door een specifieke, voldoende ernstige mate van bedrieglijk handelen – een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen teneinde daar misbruik van te maken.
De rechtbank acht met betrekking tot de feiten 1 en 2 bewezen dat verdachte:
- zich heeft voorgedaan als [alias 1 verdachte] , [alias 2 verdachte] , [alias 3 verdachte] , [alias 4 verdachte] , [alias 5 verdachte] , [alias 6 verdachte] en [alias 7 verdachte] (en daarmee gebruik heeft gemaakt van een valse, in de zin van onrechtmatig gebruikte, naam);
- zich heeft voorgedaan als een verkoper die woonachtig is in Amersfoort (feit 1), Zwolle, Hoogeveen, Goes, Heerlen en Wieringerwerf (feit 2) (en daarmee een valse woonplaats heeft opgegeven);
- te kennen heeft gegeven het door aangevers gevraagde artikel te kunnen leveren (zijnde een leugen, want verdachte was daartoe op dat moment niet in staat);
- aan de aangevers heeft laten weten deze artikelen direct na de betaling op te sturen (zijnde een leugen, want verdachte was dat niet van zins en kon dat op dat moment ook niet).
Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank telkens oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels) waardoor de aangevers zijn bewogen tot de overboeking van een geldbedrag.
De conclusie met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, zoals hiervoor overwogen.
4.2.2Met betrekking tot het onder 3 tot en met 5 ten laste gelegde
Onder 3 tot en met 5 is aan verdachte identiteitsfraude, strafbaar gesteld in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ten laste gelegd.
In artikel 231b Sr is het opzettelijk en wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens van een ander strafbaar gesteld, indien dat gebruik plaatsvindt met het oogmerk om zijn identiteit te verhullen en/of de identiteit van de ander te verhullen of misbruiken waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Identificerende persoonsgegevens zijn gegevens waarmee een persoon kan worden geïdentificeerd, zoals naam, adres, woonplaats, postadres, geboortedatum, geslacht en administratieve kenmerken.
Het nadeel dat uit het gebruik kan ontstaan, moet betrekking hebben op degene wiens persoonsgegevens zijn misbruikt.
De aan verdachte ten laste gelegde identiteitsfraude ziet op het gebruik van de voor- en/of achternamen, adres en woonplaats van drie personen, te weten (1) [alias 8 verdachte] , [adres 2] , (2) [alias 9 verdachte] en (3) [alias 2 verdachte] , [adres 3] . Deze namen en adressen heeft verdachte naar kopers gestuurd, met als doel om zijn eigen identiteit voor die personen verborgen te houden.
De bewijsoverwegingen met betrekking tot feiten 3, 4 en 5
Feit 3
[alias 8 verdachte] -Otten heeft aangifte gedaan van identiteitsfraude. Zonder haar toestemming is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: [alias 8 verdachte] , [adres 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Op 12 november 2018, 13 november 2018 en 15 november 2018 is er telefonisch contact opgenomen met aangeefster over een advertentie op Marktplaats alwaar haar gegevens waren vermeld.
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezenverklaard dat verdachte in het contact met de aangevers [aangever 5] en [aangever 6] de persoonsgegevens [alias 3 verdachte] , [adres 2] heeft gebruikt.
Feit 4
[aangever 16] heeft eveneens aangifte gedaan van identiteitsfraude. Op 17 november 2018 werd aangever gebeld door [naam 1] . Hij vertelde dat het telefoonnummer van aangever vermeld stond onder een advertentie op Marktplaats.
De rechtbank zal verdachte van het onder 4 tenlastegelegde vrijspreken nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte op 17 november 2018 de naam van
[aangever 16] heeft gebruikt om zijn eigen identiteit te verhullen. Onder 1 en 2 is niet tenlastegelegd dat [naam 1] is opgelicht. In de onder 2 tenlastegelegde zaak van aangever [aangever 11] komt de naam [alias 9 verdachte] wel voor, maar die is niet gebruikt op
17 november 2018, zoals onder feit 4 tenlastegelegd. De rechtbank zal verdachte om die reden van dit feit vrijspreken.
Feit 5
Ook [aangever 15] heeft aangifte gedaan van identiteitsfraude. Op 27 april 2019 kwam een onbekende man aan de deur van aangevers woning aan [adres 3] om toners op te halen die hij had gekocht via Marktplaats.
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezenverklaard dat verdachte in het contact met de aangever [aangever 4] de persoonsgegevens [aangever 15] , [adres 3] heeft gebruikt.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, ontkend dat hij identiteitsfraude heeft gepleegd. De rechtbank stelt deze verklaring op grond van het hiervoor overwogene als kennelijk leugenachtig terzijde.
Verdachte heeft de namen en adresgegevens van [alias 3 verdachte] , [adres 2] en [aangever 15] , [adres 3] zonder hun toestemming gebruikt in het contact met andere aangevers. Deze namen en adresgegevens zijn identificerende persoonsgegevens.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de genoemde aangevers telkens het idee heeft gegeven dat zij daadwerkelijk te maken hadden met [alias 3 verdachte] , [adres 2] en [aangever 15] , [adres 3] , teneinde te verhullen dat zij in werkelijkheid met hem, verdachte, contact hadden. Daarnaast acht de rechtbank op grond van het hiervoor overwogene bewezen dat hierdoor enig nadeel voor [aangever 14] en [aangever 15] is ontstaan. Zij zijn immers ongevraagd telefonisch en in persoon geconfronteerd met personen die slachtoffer zijn geworden van het handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, zoals hiervoor overwogen.
4.2.3Met betrekking tot het onder 6 en 7 ten laste gelegde
[naam 2] heeft namens [tankstation 1] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op
1 maart 2019 en op 30 april 2019 te Zwolle. Op 1 maart 2019 heeft de bestuurder van een blauwe Opel Corsa met kenteken [kenteken] een hoeveelheid van 37,06 liter benzine weggenomen en op 30 april 2019 heeft deze bestuurder 42 liter benzine weggenomen.
Ook [aangever 13] heeft aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 3 juni 2019 te Staphorst. Er is 23,68 liter benzine weggenomen. De bestuurder is een man met een baardje van ongeveer 30 à 40 jaar oud en hij reed in een blauwe Opel Corsa met kenteken [kenteken] .
[naam 3] heeft namens [tankstation 2] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op 5 november 2019 in Deventer. Er is 11,95 liter weggenomen. De bestuurder is een man met een baard en hij reed in een blauwe Opel Corsa met kenteken [kenteken] .
[naam 4] heeft namens [tankstation 1] aangifte gedaan van tanken zonder te betalen op
19 november 2019 in Zwolle. Er is 29,96 liter benzine weggenomen. De bestuurder is een man en hij reed in een blauwe Opel Corsa met kenteken [kenteken] .
De verklaring van verdachte
Verdachte is ten tijde van de inhoudelijke behandeling niet ter terechtzitting verschenen en heeft aldaar dus geen verklaring afgelegd. In zijn verhoren bij de politie heeft hij, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij gebruik maakt van een blauwe Opel Corsa met kenteken
[kenteken] . Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 maart 2019, 30 april 2019, 3 juni 2019,
5 november 2019 en 19 november 2019 heeft getankt zonder te betalen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij is vergeten te betalen en dat hij inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen met de tankstations en dat hij die betalingsregeling aan verbalisanten zal doen toekomen.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat hij is vergeten te betalen en een betalingsregeling heeft getroffen, als ongeloofwaardig terzijde nu zijn verklaring hierover in tegenspraak is met zijn gedrag kort na het tanken.
Niet valt in te zien dat een persoon die te goeder trouw is en getankt heeft, zonder meer wegrijdt zonder te betalen en zonder zijn gestelde plan om later af te rekenen te bespreken met een medewerker van het tankstation. Ook kan in het gedrag van verdachte na het tanken geen enkel concreet aanknopingspunt worden gevonden dat erop wijst dat verdachte bij het tanken al van plan was te betalen; hij stapt na het tanken direct in zijn auto en hij rijdt weg. Verdachte heeft op 3 juni 2019 wel eerst sigaretten afgerekend - waaruit blijkt dat verdachte zich er wel van bewust is dat hij dient te betalen - waarna hij benzine heeft getankt en is weggereden zonder die te betalen. Voorts blijkt uit het dossier dat er geen betalingsregeling is getroffen met het BP tankstation aan de IJsselallee. Ook heeft verdachte geen stukken van een betalingsregeling overgelegd aan verbalisanten.
Gelet op het voorgaande, bezien in het licht van de te bezigen bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte reeds bij het tanken niet van plan was te betalen en zich dus op dat moment de getankte benzine wederrechtelijk toe-eigende.
De conclusie met betrekking tot het onder 6 en 7 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, zoals hiervoor overwogen.