4.3Het oordeel van de rechtbank
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. .
De feiten en omstandigheden
Dit juridisch kader toepassend op deze zaak, stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 18 juni 2019, omstreeks 13:32 uur vond op de Drienerstraat, gelegen binnen de bebouwde kom van Hengelo (O), gemeente Hengelo (O), een verkeersongeval plaats waarbij de bestuurder van een vrachtauto en de bestuurster van een fiets, [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) betrokken waren. Als gevolg hiervan is het slachtoffer ter plaatse overleden.
Verdachte reed als bestuurder van een vrachtauto over de Drienerstraat, komende uit de richting van de De Wetstraat, gaande in de richting van de Wolter ten Catestraat. Het slachtoffer fietste over de Drienerstraat, in dezelfde rijrichting. De Drienerstraat heeft zijn verloop naar de Wolter ten Catestraat door middel van een T kruising. Vanuit de rijrichting van zowel verdachte als het slachtoffer, bestond de Drienerstraat uit één rijbaan. Deze rijbaan was bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen. Aan de linkerzijde van de rijbaan en aan de rechterzijde van de rijbaan waren roodkleurige fietsstroken gelegen, welke waren voorzien van onderbroken strepen. Kort voor de T kruising, werd de rijbaan gesplitst door een verhoogde midden geleider. Het verkeer op de rijbaan kon zowel links afslaan als rechts afslaan. Het verkeer op de T kruising werd geregeld door middel van een in werking zijnde Verkeers Regel Installatie (VRI). Kort voor de T kruising werd de fietsstrook gesplitst in een verplicht fietspad voor rechtsaf en een zogenaamd fietsopstelvak, om de Wolter ten Catestraat over te steken. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 50 kilometer per uur. Er waren geen bijzondere verkeersmaatregelen van toepassing. Tijdens het verkeersongeval was het helder en droog weer.
Zowel de vrachtauto als de fiets verkeerden in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel konden leiden tot of van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval. De vrachtauto was voorzien van een goed werkend camerasysteem. Op het dashboard was een monitor gemonteerd. De bestuurder kon hiermee het kort voor, achter, links en rechts van de vrachtauto gelegen weggedeelte overzien. Op de plek waar de vrachtauto werd aangetroffen werd gezien dat, nadat de voertuigelektronica op contact was gezet, de beelden “back” en “right” waren ingeschakeld. Aan de linker- en rechterzijde was de vrachtauto voorzien van spiegels. Deze spiegels waren schoon en onbeschadigd. De spiegels stonden zodanig afgesteld dat vanaf de bestuurderszitplaats het rechts naast de vrachtauto gelegen wegdek goed te overzien was.
In de rijrichting, die de vrachtauto ten tijde van het ongeval gereden had, werden op het wegdek recente bandensporen, namelijk een remspoor, aangetroffen. Dit remspoor was zeer waarschijnlijk afkomstig van een dubbellucht wielstel. Verder werden op het wegdek een aantal recente krassporen aangetroffen op de plek waar het slachtoffer met haar fiets werd aangetroffen. Deze krassporen waren zeer waarschijnlijk veroorzaakt door harde metalen voertuigdelen aan de rechterzijde van de fiets. De exacte botsplaats, kon niet herleid worden, maar was vermoedelijk gelegen tussen het fietsopstelvak en de kruisende fietsstrook, gelegen parallel aan de Wolter ten Catestraat.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij als bestuurder van zijn vrachtauto over de Drienerstraat reed in de richting van de T kruising van de Drienerstraat en de Wolter ten Catestraat. Bij het verkeerslicht was verdachte voornemens om rechtsaf te slaan om de Wolter ten Catestraat op te rijden. Op het moment dat verdachte op het fietsopstelvak reed zag hij in zijn rechterbuitenspiegel het slachtoffer aan komen fietsen. Verdachte was toen al het verplichte fietspad voor rechtsaf voorbij gereden. Op het moment dat verdachte het slachtoffer zag fietsen ging het slachtoffer op het fietsopstelvak stil staan waardoor verdachte in de veronderstelling was dat het slachtoffer stopte en niet zou oversteken, aldus verdachte. Verdachte heeft toen naar het overige zich op de weg bevindende verkeer gekeken en is vervolgens rechtsaf geslagen. Toen verdachte naar rechts had ingestuurd zag hij dat het slachtoffer tegen de wielen van de vrachtauto viel. Toen verdachte merkte dat hij over het slachtoffer heen reed heeft hij de vrachtauto gestopt.
Drie getuigen hebben verklaard dat zij kort voor het ongeval de vrachtauto van verdachte hebben zien rijden en het slachtoffer hebben zien fietsen. Volgens de getuigen kwamen de vrachtauto en het slachtoffer uit dezelfde richting en reden zij allebei naar het verkeerslicht. Het slachtoffer fietste rechts achter en ook naast de vrachtauto. Bij het verkeerslicht sloeg de vrachtauto rechtsaf. Op dat moment was het slachtoffer ook het verkeerslicht gepasseerd om over te steken. De vrachtauto en het slachtoffer kwamen toen met elkaar in aanrijding.
In het verkeer moeten weggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend.
Verdachte is beroepschauffeur met een vrachtwagenrijbewijs, waardoor op hem een grotere verantwoordelijkheid rust voorzichtig op te treden in verkeerssituaties en te voorkomen dat andere verkeersdeelnemers in gevaar komen. Een dergelijke verantwoordelijkheid en een bovengemiddelde voorzichtig- en alertheid mag van hem gelet op zijn beroep ook verwacht worden. Verdachte bestuurde een zware vrachtauto. Bij een botsing of aanrijding met een dergelijke vrachtauto lopen andere verkeersdeelnemers groter gevaar dan bij een botsing of aanrijding met een personenauto. Verdachte had hier, nog meer dan andere bestuurders, rekening mee moeten houden.
De rechtbank is van oordeel dat, als wordt gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden, sprake is van aanmerkelijke schuld aan het ongeval op 18 juni 2019 aan de zijde van de verdachte.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer in zijn buitenspiegel heeft gezien toen hij het verkeerslicht voor de T kruising was genaderd en op het fietsopstelvak reed. Verdachte en het slachtoffer waren op dat moment het verplichte fietspad voor rechtsaf gepasseerd. Verdachte moest op dat moment rekening houden met de mogelijkheid dat het slachtoffer rechtdoor zou fietsen om de T kruising over te steken en dat hij haar voorrang zou moeten verlenen voordat hij rechtsaf zou slaan. Verdachte heeft vervolgens, wetende dat het slachtoffer zich rechts naast de vrachtauto bevond, de bocht naar rechts ingezet zonder opnieuw in zijn spiegels en op zijn display te kijken waar het slachtoffer zich op dat moment precies bevond en zich ervan te vergewissen dat hij zonder het slachtoffer in gevaar te brengen de bocht kon nemen. Verdachte heeft hiermee in onvoldoende mate heeft gelet op het weggedeelte naast hem en onvoldoende geanticipeerd op het zich op dat weggedeelte bevindende verkeer en niet de snelheid van zijn vrachtauto zodanig geregeld om, mocht dat nodig zijn, in staat te zijn de vrachtauto tot stilstand te brengen om het doorgaand verkeer voorrang te verlenen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Het gevaar om het slachtoffer aan te rijden, dat op dat moment naast de vrachtauto fietste, heeft zich vervolgens verwezenlijkt.
De verklaring van verdachte dat het slachtoffer kort voor de aanrijding op het fietsopstelvak heeft stilgestaan vindt geen steun in de getuigenverklaringen. Door de getuigen wordt immers verklaard dat zij het slachtoffer kort voor het ongeval hebben zien fietsen en de vrachtauto op dat moment ook aan het rijden was. Alhoewel de exacte botsplaats niet herleid kon worden acht de rechtbank op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting, in samenhang gelezen met de verklaringen van de getuigen, aannemelijk dat verdachte in aanrijding is gekomen met de fiets en het slachtoffer op het fietsopstelvak en de kruisende fietsstrook, gelegen parallel aan de Wolter ten Catestraat.
Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van de verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Voorts is bewezen dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval is overleden.