ECLI:NL:RBOVE:2021:3945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
C/08/267941 / FA RK 21-1618
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om eenhoofdig gezag over minderjarige kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag over haar minderjarige kind te verkrijgen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.H. Hoekman, heeft aangevoerd dat zij de dagelijkse zorg voor het kind volledig op zich neemt en dat het praktisch is dat zij alleen het gezag uitoefent. De vader, die instemde met het verzoek, woont op een andere locatie en heeft aangegeven dat het voor hem moeilijk is om regelmatig toestemming te geven voor belangrijke beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders goed met elkaar kunnen overleggen en dat het verzoek vooral praktisch van aard is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaar tegen het verzoek, maar benadrukt dat het belang van het kind voorop moet staan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag niet kan worden toegewezen, omdat de huidige situatie geen aanleiding geeft om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De ouders hebben een goede communicatie en er is geen bewijs dat het gezamenlijk gezag schadelijk zou zijn voor het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en bepaald dat elke ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/267941 / FA RK 21-1618
beschikking van 29 september 2021
inzake
[verzoekster],
verder te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. G.H. Hoekman,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 25 juni 2021, tot de bijlagen behoort eveneens een referteverklaring van de vader, die geautoriseerd is door mr. G.J. Ligtenberg.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren op 28 september 2021 plaatsgevonden. Verschenen en gehoord zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader en mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen de raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie is geboren het minderjarige kind
[naam minderjarige], geboren te [woonplaats] [2017] , hierna te noemen [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] is door de vader erkend. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] , die zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de moeder alleen het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [de minderjarige] , althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren en kosten rechtens.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek voert de moeder aan dat zij samen met [de minderjarige] in [woonplaats] woont. De dagelijkse zorg van [de minderjarige] komt geheel voor haar rekening. De vader is woonachtig in [woonplaats] . Hij komt een keer in de twee weken bij de moeder langs om contact te hebben met [de minderjarige] , maar dat is geen afgesproken vastomlijnde regeling. Gaandeweg is de situatie ontstaan dat het enige contact tussen de vader en [de minderjarige] incidenteel is en dat voor het overige alle beslissingen aangaande [de minderjarige] alleen door de moeder worden genomen. De vader stemt daar mee in, omdat hij van mening is dat dit het beste is voor [de minderjarige] , hoewel het de vader spijt niet zelf een grotere rol in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te kunnen spelen. Beide ouders willen voorkomen dat [de minderjarige] klem komt te zitten tussen zijn ouders nu van de moeder in redelijkheid niet kan worden verwacht om met de man, zolang het gezamenlijk gezag voortduurt, in overleg te treden over zaken aangaande [de minderjarige] , nu de vader duidelijk heeft aangegeven hierdoor overvraagd te worden met als risico dat de belangrijke beslissingen aangaande [de minderjarige] niet (tijdig) door de moeder kunnen worden genomen. Na gezamenlijk overleg zijn de ouders beiden tot de conclusie gekomen dat het het meest in het belang van [de minderjarige] is wanneer de moeder voortaan met het eenhoofdig ouderlijk gezag wordt belast. De ouders benadrukken dat zulks niet moet leiden tot een situatie dat er geen contact meer is tussen de vader en [de minderjarige] . Zij hebben dan ook afgesproken om zich zoveel mogelijk in te zetten om, naar mogelijkheden van de vader, het contact tussen [de minderjarige] en de vader in stand te houden.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de moeder voorts gesteld dat het onderhavige verzoek voortkomt uit het initiatief van de vader. De vader achtte het wenselijk dat de moeder het verzoek zou indienen, reden waarom namens de moeder het verzoek is ingediend. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling beaamd dat de ouders goed met elkaar kunnen overleggen en dat dit verzoek vooral praktisch is ingegeven.

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader is het eens met het verzoek, hetgeen eveneens blijkt uit zijn op 15 juni 2021 ondertekende referteverklaring. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader gesteld dat het vanuit praktisch oogpunt wenselijk is dat de moeder met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] wordt belast. De vader woont in [woonplaats] en de moeder in [woonplaats] . Hij stelt naar eigen zeggen twee uren te moeten reizen om een handtekening te zetten voor het verlenen van zijn toestemming, hetgeen niet altijd haalbaar is. Dit heeft volgens de vader niet te maken met het feit dat hij leidt aan autisme, maar met zijn werk. De vader werkt door het hele land. Hij wenst graag dat de belangrijke beslissingen aangaande [de minderjarige] snel kunnen worden genomen en acht het daarom wenselijk dat de moeder alleen die beslissing(en) kan nemen.

5.Het standpunt van de raad

5.1.
De raad stelt dat het belang van [de minderjarige] in deze voorop moet staan. Het is gelet op de huidige situatie niet gebleken dat de ouders het gezag niet langer gezamenlijk kunnen uitoefenen. Het verzoek is om praktische redenen ingediend. De raad is van mening dat het voor [de minderjarige] geen schade oplevert indien de vader niet langer met het gezag over hem is belast, echter datzelfde geldt indien de vader het gezag over [de minderjarige] blijft houden. In dat kader stelt de raad geen gedegen advies te kunnen geven. Wel wordt door de raad gezien dat de ouders overeenstemming hebben over het onderhavige verzoek en dat het lijkt dat de moeder de vader volledig betrekt in het leven van [de minderjarige] , reden waarom de raad geen bezwaar heeft tegen het verzoek.

6.De beoordeling

Het wettelijk criterium
6.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:251a BW, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank bepaalt alsdan dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het gezag
6.2.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Vlak na de geboorte van [de minderjarige] hebben de ouders in het gezagsregister laten opnemen dat zij beiden met het gezag over [de minderjarige] zijn belast. Ongeveer drie maanden daarna hebben de ouders hun relatie beëindigd en zijn zij uit elkaar gegaan. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt, dan wel dat zij ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het gaat dan onder meer om beslissingen over medische behandelingen, schoolkeuze en het aanvragen van een paspoort, maar niet om beslissingen over de dagelijkse opvoeding. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren, kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet- verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders ten minste in staat zijn het kind buiten hun onderlinge problemen te houden. In zijn algemeenheid betekent dit dat het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders evenwel niet zonder meer met zich brengt dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan een van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
6.4.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat een onderzoek te gelasten.
6.5.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, komt naar voren dat de moeder sinds de ouders uit elkaar zijn gegaan altijd de verzorgende ouder van [de minderjarige] is geweest. [de minderjarige] woont sinds hij geboren is bij zijn moeder (en haar ouders) thuis. Ondanks dat er geen vastgelegde regeling is, ziet de vader [de minderjarige] eens in de twee weken bij de moeder thuis. Door de beide ouders is naar voren gebracht dat [de minderjarige] en de vader een fijn contact met elkaar hebben. Voorts is door de beide ouders aangegeven dat zij onderling goed met elkaar kunnen overleggen en het tot nu toe altijd met elkaar eens zijn aangaande belangrijke beslissingen over [de minderjarige] . Hieruit concludeert de rechtbank dat er sprake is van een goede communicatie tussen de ouders onderling.
6.6.
De vraag ligt nu voor of er sprake is van een situatie waarin er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders, of een situatie waarin wijziging van het gezag anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Het onderhavige verzoek is enkel, zoals door de beide ouders aangegeven, ingediend vanuit een praktisch oogpunt, in die zin dat de vader dan niet hoeft te reizen om zijn toestemming voor beslissingen over [de minderjarige] te verlenen. De vader kan echter zijn toestemming ook op een andere wijze verlenen, te weten schriftelijk of per e-mail. Daarnaast kan de vader eveneens zijn handtekening zetten op het moment dat hij bij de moeder thuis op bezoek is voor het contactmoment met [de minderjarige] . Hoewel gelet op de huidige situatie de verwachting niet is dat eenhoofdig gezag van de moeder op dit moment tot (grote) problemen zal leiden, ziet de rechtbank die problemen eveneens niet als de ouders gezamenlijk het gezag behouden. Hoe goed, of vooral, hoe praktisch de insteek van de ouders ook is, de rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de beide ouders betrokken zijn en blijven in de beslissingen die over hem genomen moeten worden. De ouders dienen hierbij ook te denken aan de toekomst, waarin de situatie zoals die nu is naar alle waarschijnlijkheid zal veranderen. De moeder woont op dit moment samen met [de minderjarige] bij haar ouders thuis. Niet valt uit te sluiten dat de moeder op enig moment samen met [de minderjarige] een eigen woning zal gaan betrekken. Indien sprake is van een situatie waarin de vader niet langer belast is met het gezag over [de minderjarige] , zou de moeder zonder de toestemming van de vader kunnen verhuizen naar een door haar gewenste plaats. Dit zou voor de vader (en [de minderjarige] ) kunnen betekenen dat zij verder uit elkaar komen te wonen en dat dit van invloed is op hun contactmomenten. Daarnaast zou zich in de toekomst een situatie kunnen voordoen waarin er geen sprake (meer) is van een goede communicatie tussen de ouders onderling. Het is in die situatie voor de vader zonder gezag lastig(er) om informatie over [de minderjarige] te verkrijgen.
6.7.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het gezamenlijk gezag passend is bij de rol die de vader speelt in het leven van [de minderjarige] . Er is sprake van een regeling waarbij [de minderjarige] en de vader eens in de twee weken contact hebben, waaruit geconcludeerd kan worden dat de vader betrokkenheid toont in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank acht het in stand houden van het gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige] en ziet dan ook geen aanleiding om het verzoek van de moeder (en de vader) tot eenhoofdig gezag over [de minderjarige] toe te wijzen. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
De proceskosten
6.7.
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige [de minderjarige] betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst af het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag;
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Pieters, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021 in tegenwoordigheid van A.G.M. Wispels, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 oktober 2021.