ECLI:NL:RBOVE:2021:3936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
08/018990-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verkrachting van zijn minderjarige schoonzus

Op 21 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor het verkrachten van zijn 16-jarige schoonzus in Almelo. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelingen de minderjarige heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij misbruik maakte van zijn feitelijke overwicht. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte haar op 22 oktober 2020 in zijn woning had meegenomen naar de slaapkamer en haar daar had betast en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en ondersteunde deze met bewijs uit WhatsApp-berichten die zij kort na het voorval naar een vriendin had gestuurd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring ongeloofwaardig was. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 7000 euro aan het slachtoffer, ter compensatie van de immateriële schade die zij had geleden door het misdrijf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/018990-21 (P)
Datum vonnis: 21 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.J. Ligtenberg, advocaat in Rijssen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 7 oktober 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht dan wel heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2020 te Almelo door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door nader te noemen [slachtoffer] om/bij haar hand(en) vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) aan haar hand(en) mee te nemen naar de slaapkamer en/of (daarbij) die [slachtoffer] op/tegen haar mond te zoenen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] vast te pakken en/of op te tillen en/of (vervolgens) op een bed te gooien/leggen en/of (daarbij) de broek van die [slachtoffer] (deels) naar beneden te trekken en/of (vervolgens) op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen en/of (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (hierbij) misbruik heeft gemaakt van het fysieke en/of feitelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het betasten van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/drukken van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het met zijn, verdachtes, mond likken aan/van de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 22 oktober 2020 te Almelo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door nader te noemen [slachtoffer] om/bij haar hand(en) vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) aan haar hand(en) mee te nemen naar de slaapkamer en/of (daarbij) die [slachtoffer] op/tegen haar mond te zoenen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] vast te pakken en/of op te tillen en/of (vervolgens) op een bed te gooien/leggen en/of (daarbij) de broek van die [slachtoffer] (deels) naar beneden te trekken en/of (vervolgens) op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan liggen en/of (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (hierbij) misbruik heeft gemaakt van het fysieke en/of feitelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het onverhoeds betasten van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds duwen/drukken van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het onverhoeds met zijn, verdachtes, mond likken aan/van de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- het onverhoeds duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsman is niet bewezen dat sprake is geweest van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 22 oktober 2020 in de woning van verdachte in Almelo verbleef. Zij zat met verdachte op de bank in de woonkamer. Op een gegeven moment pakte verdachte haar hand vast en nam hij haar mee naar de slaapkamer. In de slaapkamer begon verdachte aangeefster te zoenen. Tijdens het zoenen zat verdachte met zijn handen aan de borsten van aangeefster. Zij zei dat hij dat niet moest doen en probeerde hem weg te duwen. Ze heeft verdachte tijdens het zoenen een klap gegeven. Verdachte tilde aangeefster op en gooide haar op het bed. Verdachte hield haar vast. Daarna probeerde verdachte haar broek uit te doen. Doordat aangeefster haar benen bij elkaar probeerde te houden kwam de broek niet verder dan haar knieën. Vervolgens lag verdachte half op de benen van aangeefster. Verdachte ging met zijn vingers in haar vagina. Daarnaast heeft verdachte de vagina van aangeefster gelikt. Zij probeerde zijn hoofd weg te drukken. Ook voelde aangeefster dat de penis van verdachte in haar vagina is geweest. Dat deed haar pijn. Verdachte is uiteindelijk gestopt, stond op en ging vervolgens met zijn handen voor zijn hoofd tegen de wc-deur staan.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht, maar ontkent dat hij aan haar vagina heeft gelikt. Bovendien heeft hij ontkend dat hij aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van die handelingen.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank constateert dat aangeefster een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Zowel wat betreft de (seksuele) handelingen van verdachte als de signalen van verzet (verbaal en non-verbaal), is die verklaring authentiek en consistent. Daar waar haar verklaring vragen oproept (tijdens het ‘informatieve gesprek zeden’ spreekt aangeefster over ‘terug’ zoenen) is zij daar door verbalisanten mee geconfronteerd en komen de door haar gegeven antwoorden authentiek over. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat aangeefster in strijd met de waarheid een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Met betrekking tot het bewijsminimum
Gezien echter de ontkennende verklaring van verdachte ten aanzien van de dwang dient de verklaring van aangeefster op dat punt in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te voldoen, nu dit de kern van het verweten delict betreft. Het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd kan immers niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Met betrekking tot het ondersteunend bewijs
De verklaring van aangeefster wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank noemt in dit verband in de eerste plaats de WhatsApp-berichten die aangeefster vrijwel direct na het incident – binnen circa één uur – naar haar vriendin [vriendin] (hierna: [vriendin] ) heeft gestuurd. In die berichten beschrijft aangeefster wat er is gebeurd en wat zij op dat moment tegen verdachte heeft gezegd. Meer specifiek appt zij aan [vriendin] dat de penis van verdachte ‘in’ haar is geweest en dat zij zojuist is ‘ontmaagd’. In de appberichten valt bovendien ook te lezen dat aangeefster tegen verdachte ‘nee’, ‘doe normaal’ en ‘kan niet’ heeft gezegd.
Naar het oordeel van de rechtbank sluiten deze berichten aan bij de verklaring van aangeefster dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsvonden.
In de tweede plaats heeft aangeefster verklaard dat zij samen met getuige [vriendin] heeft gesproken over waar je zwanger van kon raken en wat abortus in hield. Dat hadden ze samen op de telefoon opgezocht. Zij heeft verder verklaard dat, toen zij ’s avonds weer bij haar zus en verdachte thuis was, haar zus op enig moment op haar telefoon ging kijken en toen in haar zoekgeschiedenis ‘dingen over abortus en morning-afterpil’ zag staan. Dit komt overeen met de verklaring die haar zus hierover bij de politie heeft afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden ook door deze verklaring wordt ondersteund.
Verder stelt de rechtbank vast dat aangeefster de gememoreerde WhatsApp-berichten op haar telefoon heeft gewist. Deze berichten waren alleen nog terug te vinden op de telefoon van getuige [vriendin] . Dit feit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster, te meer nu zij heeft verklaard dat zij deze berichten heeft gewist omdat haar zus vaak in haar telefoon kijkt, zoals die avond ook daadwerkelijk is gebeurd.
Tot slot overweegt de rechtbank dat aangeefster de volgende morgen op school tegenover een medeleerling en tegenover personeel van de school consistent en in lijn met haar aangifte over de seksuele handelingen van verdachte heeft verklaard.
Al het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster op voldoende overtuigende wijze wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Met betrekking tot ‘door een andere feitelijkheid’ gedwongen hebben
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, verkrachting, te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat géén sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of sprake is geweest van ‘een andere feitelijkheid’ waardoor de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de tenlastegelegde dwang wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door zijn handelingen aangeefster namelijk opzettelijk in een zodanige situatie gebracht dat zij zich niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten en dat het voor aangeefster moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken. De handelingen van verdachte bestonden, kort samengevat, uit het brengen van aangeefster naar de slaapkamer, het optillen en gooien van aangeefster op bed, het (gedeeltelijk) uittrekken van de broek van aangeefster en het vasthouden van aangeefster. Verdachte heeft hierbij de duidelijke signalen die aangeefster uitzond – zowel verbaal als non-verbaal – genegeerd. Aangeefster was bovendien de minderjarige (16 jaar) zus van de vriendin van verdachte en bevond zich in die hoedanigheid in een zekere afhankelijkheidsverhouding ten opzichte van verdachte die destijds 23 jaar oud was. Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat aangeefster zich bij verdachte thuis bevond. Uit al die omstandigheden blijkt dat sprake was van een uit omstandigheden voortvloeiend (feitelijk) overwicht, dat dwang impliceert.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte opzettelijk een situatie heeft gecreëerd waarin aangeefster gedwongen werd tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte aangeefster heeft betast en de positie waarin zij zich bevond, is de rechtbank van oordeel dat aangeefster gedwongen werd deze handelingen te dulden en zij op dat moment niet in staat was haar seksuele integriteit te beschermen.
De verklaring van verdachte dat de seksuele handelingen vrijwillig en met instemming van aangeefster hebben plaatsgevonden stelt de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 oktober 2020 te Almelo,
door een andere feitelijkheid,
te weten door nader te noemen [slachtoffer] bij haar hand vast te pakken en (vervolgens) mee te nemen naar de slaapkamer en (daarbij) [slachtoffer] op haar mond te zoenen en (vervolgens) [slachtoffer] op te tillen en op een bed te gooien en (daarbij) de broek van [slachtoffer] (deels) naar beneden te trekken en (vervolgens) op het lichaam van [slachtoffer] te gaan liggen en (meermalen) voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van [slachtoffer] ,
misbruik heeft gemaakt van het feitelijke overwicht ten opzichte van [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten:
- het betasten van de borsten en de vagina van [slachtoffer] en
- het duwen/drukken van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en (vervolgens)
- het met zijn, verdachtes, mond likken aan/van de vagina van [slachtoffer] en (vervolgens)
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders onder primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gezien de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventueel op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn schoonzusje [slachtoffer] , door haar in zijn woning te dwingen seksuele handelingen te ondergaan. Ten tijde van het handelen was [slachtoffer] 16 jaar en verdachte 23 jaar. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] gemaakt. In het algemeen wordt door slachtoffers van zedendelicten een dergelijke ervaring als zeer ingrijpend ervaren en brengt dat nadelige psychische gevolgen van lange duur mee. Ook in deze zaak is sprake van een grote impact van het feit op [slachtoffer] , zoals blijkt uit de ter terechtzitting namens [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring. [slachtoffer] ondervindt nog dagelijks angstgevoelens en is in haar vertrouwen geschaad doordat haar zwager haar in zijn woning, waar zij regelmatig verbleef, heeft verkracht. Daarbij komt dat de verhoudingen binnen het gezin ernstig verstoord zijn geraakt, doordat [slachtoffer] door haar zus niet wordt geloofd en zij [slachtoffer] zelfs verwijt zichzelf in deze situatie te hebben gebracht. Verdachte heeft bij dit alles niet stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften en verlangens volledig boven de belangen van [slachtoffer] geplaatst. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het gepleegde feit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd in aanmerking. Ook slaat de rechtbank acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) waarin voor een verkrachting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden als uitgangspunt wordt gehanteerd.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de relatief jonge leeftijd van [slachtoffer] . Verdachte heeft weliswaar geen geweld gebruikt of met geweld gedreigd, hij heeft wel misbruik gemaakt van zijn feitelijke overwicht ten opzichte van [slachtoffer] . Ook neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat [slachtoffer] is verkracht in de woning van verdachte en haar zus; een plek waar zij regelmatig verbleef en waar zij zich in het bijzonder veilig zou moeten kunnen voelen. De rechtbank weegt verder als strafverzwarend mee dat verdachte er ter zitting geen blijk van heeft gegeven dat hij het ontoelaatbare van zijn handelen inziet.
De rechtbank houdt tot slot ook rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2021 over verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden moet worden opgelegd.
De rechtbank bepaalt dat tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat hij in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 13.838,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gederfde inkomsten € 850,20
- reiskosten bezoek GGD Enschede € 22,29
- reiskosten bezoek advocaat € 5,12
- reiskosten bezoek rechtbank € 4,87.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 12.956,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient te worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde gederfde inkomsten.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering vanwege de bepleite vrijspraak.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten ‘reiskosten bezoek GGD Enschede’ en ‘reiskosten bezoek advocaat’ zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk, en bovendien niet weersproken.
De schadepost ‘reiskosten bezoek rechtbank’ is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De rechtbank zal de gevorderde kosten, waartegen geen verweer is gevoerd, aanmerken als proceskosten en als zodanig toewijzen.
De opgevoerde schadepost ‘gederfde inkomsten’ is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Voor zover hier van belang komt deze schade voor toewijzing in aanmerking als er sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Hoewel er zich in het dossier geen medische verklaring of rapport bevindt waaruit volgt dat bij de benadeelde partij sprake is (geweest) van geestelijk letsel, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde partij, vast is komen te staan dat zij ‘op andere wijze’ in haar persoon is aangetast. Verdachte heeft namelijk op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij en heeft hierbij haar maagdelijkheid ontnomen. De rechtbank overweegt verder dat uit de bij de vordering gevoegde e-mail van de mentor en de leerlingencoördinator van de school van de benadeelde volgt dat zij sinds het voorval prikkelbaar gedrag vertoont en kampt met concentratieproblemen. Daarnaast heeft zij regelmatig uit het niets woede-uitbarstingen. Uit de ter terechtzitting namens de benadeelde voorgedragen slachtofferverklaring blijkt bovendien dat het voorval hevige indruk op haar heeft gemaakt en dat zij daar nog steeds last van ondervindt. Naast slapeloze nachten en angstgevoelens, heeft zij dagelijks last van stressklachten zoals spanningen en huilbuien. Als gevolg van deze klachten kampt zij met ondergewicht en heeft zij studievertraging opgelopen. De rechtbank is op grond van het voorgaande, en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 7.000,-- redelijk en billijk is. De gevorderde immateriële schade komt daarmee gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van in totaal € 7.027,41, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank bepaalt verder dat verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De rechtbank begroot de tot op heden gemaakte proceskosten in deze vordering op € 4,87.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 70 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (primair) van een bedrag van
€ 7.027,41 (zevenduizend zevenentwintig euro en eenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 4,87 (vier euro en zevenentachtig cent), alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 7.027,41 (zevenduizend zevenentwintig euro en eenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
70 (zeventig) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC20547. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer] van 28 oktober 2020 (pag. 13 en 14), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afgelopen week sliep [slachtoffer] ook een aantal nachten bij haar zus. Op donderdag 22 oktober 2020 was [slachtoffer] bij haar zus thuis en alleen [verdachte] was thuis met zijn zoontje. [verdachte] was bang dat [slachtoffer] aan [zus slachtoffer] zou vertellen dat hij [slachtoffer] had proberen te zoenen. Toen ze hierover spraken trok [verdachte] [slachtoffer] mee naar de slaapkamer en hier begon hij haar te zoenen met de tong. [slachtoffer] probeerde hem ook weg te duwen en zei dat ze dit niet wilde en dat dit niet goed was omdat hij met haar zus was. [verdachte] betastte [slachtoffer] onder haar kleding aan haar blote borsten en ging met zijn vingers in haar vagina. Hierna probeerde hij met zijn penis in haar vagina te komen maar omdat haar broek op haar knieën zat kwam hij er niet goed bij. Uiteindelijk is [verdachte] een heel klein stukje met zijn penis in haar vagina gegaan.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 november 2020 (pag. 17 tot en met 19 en de bijgevoegde afbeeldingen op pag. 23 tot en met 25), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op donderdag vrij en was samen met [verdachte] en hun zoontje [zoontje] bij hun thuis. [zus slachtoffer] die was aan het werk. Op die donderdagmiddag zat ik omstreeks 16:00 of 16:15 uur met [verdachte] op de bank in de woonkamer. (…) Hij pakte me toen bij mijn handen en nam me mee naar de slaapkamer. Hij begon mij in de slaapkamer te zoenen op de mond met zijn tong. Ik zei dat als hij dat zou doen dat ik dan naar huis zou gaan. Ik zei toen dat hij dat niet moest doen en dat hij een kind had. [verdachte] zei dat dit niet uitmaakte en ging door met zoenen. Ik probeerde hem weg te duwen. Hij tilde mij toen op en gooide me op bed. Ik kwam op mijn rug terecht. Hij probeerde mijn broek uit te trekken en dat lukte hem niet goed en mijn broek kwam niet verder dan mijn knieën omdat ik mijn benen bij elkaar probeerde te houden. Toen begon hij mij te vingeren. Hij ging met zijn vingers in mijn vagina. Hij kwam toen met zijn mond bij mijn vagina en begon mij toen te likken. Ik probeerde zijn hoofd weg te drukken. Daarna voelde ik mij bevroren, hij luisterde niet en ik had hem tijdens het zoenen al een klap gegeven en dat hielp ook niet. Toen probeerde hij zijn penis in mij te stoppen maar dat lukte hem niet omdat mijn broek op mijn knieën zaten. Ik voelde wel dat zijn penis in mijn vagina is geweest maar niet helemaal denk ik. Het deed wel zeer. Hij is gestopt toen het niet lukte.
Ik had een blouse aan en een bh daar onder en mijn broek en onderbroek waren tot aan mijn knieën. Hij ging tijdens het zoenen in het begin met zijn handen onder mijn blouse en bh aan mijn borsten zitten. Ik heb hem steeds weggeduwd, maar hij hield mij ook vast om mijn middel. Hij hield mijn hand vast en hij lag half op mijn benen.
Het is gebeurd op donderdag 22 oktober 2020 in het huis van mijn zus [zus slachtoffer] aan [adres] . Ik heb toen in de auto via WhatsApp alles al aan [vriendin] verteld.
Ik heb die gesprekken verwijderd omdat [zus slachtoffer] vaker in mijn telefoon kijkt.
[screenshot appjes]
[screenshot appjes]
[screenshot appjes]
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] d.d. 13 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door aangeefster werd tijdens de aangifte screenshots (…) naar de politie gemaild (…) van een appgesprek met [vriendin] die [vriendin] naar haar had gestuurd, omdat zij dit gesprek zelf van haar eigen telefoon had verwijderd.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 20 november 2020 (pag. 32), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dat was op een vrijdag. [slachtoffer] kwam op school naar mij toe. [slachtoffer] vertelde dat haar zus op donderdag 22 oktober naar haar werk was en de vriend van haar zus toen aan [slachtoffer] vroeg of ze dat voorval van het zoenen wilde vertellen aan haar zus. [slachtoffer] vertelde dat die vriend [slachtoffer] in de kamer geduwd had en haar had betast. [slachtoffer] vertelde dat hij ook met zijn geslachtsdeel in haar was geweest maar dat dit heel kort duurde. [slachtoffer] vertelde dat ze dit heel erg vond en dat ze dat niet wilde. [slachtoffer] vertelde dat ze nog maagd was en dat ze nu ontmaagd was door de vriend van haar zus.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 januari 2021 (pag. 47 en 48), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] kwam naast mij zitten. Toen begonnen wij te zoenen. Ik gaf haar mijn hand en zei: ‘Kom we gaan naar de slaapkamer’. Zij liep gewoon met mij mee naar de slaapkamer. In de slaapkamer gingen wij verder zoenen. Ik heb niet mijn broek helemaal uitgedaan, zij ook niet. Ik deed mijn broek tot aan de knieën naar beneden. [slachtoffer] lag op bed. Ze lag op de rug. [slachtoffer] had de broek tot op haar knieën en de schoenen aan. Wij hebben toen gezoend. Ik heb gespeeld met haar tieten. Gewoon haar tieten vastpakken. Ik zat met mijn hand onder haar bloesje. Ik kwam boven haar. Ik was met mijn piemel aan het spelen bij haar kut. Ik ben wel met mijn vingers in haar kut geweest. Na het vingeren ben ik boven op haar gaan liggen.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 januari 2021 (pag. 52), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb haar getild om haar te zoenen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 29 maart 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat gebeurde er op 23 oktober 2020?
A: Het heeft wel indruk op mij gemaakt waardoor het grote geheel is blijven hangen. Ik weet dat ik in een gesprek zat en mijn collega [getuige 1] aanklopte. Ze gaf op de gang aan dat [slachtoffer] samen met een ander leerling [naam] bij haar was gekomen. [getuige 1] vertelde dat [slachtoffer] had aangegeven dat ze verkracht was. [slachtoffer] was in tranen. [slachtoffer] vertelde dat ze de avond ervoor bij haar zus was geweest en dat de vriend van haar zus seks met haar had gehad en dat ze dat niet wilde. Ze zei dat ze verkracht was door [verdachte] . Ze vertelde dat hij best grof was, naar de slaapkamer had meegesleurd. Dat ze heeft gezegd dat ze dit niet wilde. Nee Nee. [slachtoffer] was nog steeds heel erg aan het huilen. Ze gaf aan dat ze nog maagd was. Dat het haar eerste keer was. Tijdens het wachten vertelde [slachtoffer] dat ze het niet wilde en dat hij haar had gedwongen. Ze herhaalde dat het haar eerste keer was.
Na de tijd heb ik nog wel een paar keer contact gehad met de GGD of we nog gedrags-veranderingen zien bij [slachtoffer] . Die waren er zeker. Waar ze eerst vooral vrolijk was en met de standaard dingen bezig was, zoals jongens en roddels is ze nu heel veel boos. Huilt ze snel. Ze is al een aantal keren niet haar bed uit gekomen omdat ze slecht slaapt en komt dan niet op school.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [zus slachtoffer] van 31 maart 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Vertel eens wat er de laatste keer dat [slachtoffer] bij jullie logeerde, in oktober 2020, gebeurde?
A: Dit was op 21 oktober 2020. (…) De volgende ochtend ging [slachtoffer] naar school. (…) Rond 21:30 uur was ze weer bij mij thuis (…) Ik pakte haar mobiel om een auto te laten zien. Ik zag in haar mobiel bij de google zoekgeschiedenis dat daar zoektermen stonden onder andere: abortus, morning-afterpil en zwangerschapstest. Ik werd boos op haar als 16 jarige. Ik was boos, omdat zij mijn zusje is en dan zulke dingen opzoekt.
(…)
Ik heb er met [verdachte] over gepraat. Hij zegt dat ze samen op de bank zaten. Vervolgens zijn ze naar de slaapkamer gegaan en daar heeft [verdachte] haar gevingerd en was hij een stukje met zijn geslachtsdeel in haar geweest.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 1 april 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De volgende schooldag is zij naar mij toegekomen dat er wel wat aan de hand was. Ze vertelde mij dat ze bij haar zus [zus slachtoffer] en zwager zou gaan slapen. Volgens mij heette die zwager [verdachte] . Ze wist niet hoe ze het mij moest vertellen, maar uiteindelijk heeft zij mij het wel stukje bij beetje verteld. Ze vertelde mij dat ze daar was en dat haar zus aan het werk was. Maar hij heeft haar meegenomen naar de slaapkamer en toen is ze seksueel misbruikt. Ze zei dat ze tegen haar wil seks met hem had gehad. Ze voelde zich er heel erg min en vies over. Ze had net met iemand en het is niet fijn dat je ontmaagd wordt door iemand waarmee je geen seks wil.