In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2021 een beschikking gegeven inzake de erkenning van een voogdijbeslissing van de Kantonrechter in Suriname. De vader, verzoeker, heeft verzocht om erkenning van zijn voogdij over zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en om te verklaren dat hij naar Nederlands recht het één-oudergezag heeft. De moeder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de erkenning van de voogdij en heeft ingestemd met het verzoek van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Surinaamse voogdijbeslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland, ondanks dat Suriname geen EU-lidstaat is en geen partij bij relevante verdragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader belang heeft bij een verklaring voor recht dat hij als ouder het gezag uitoefent over de kinderen, aangezien de Nederlandse wetgeving geen ouder-voogd kent. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.