ECLI:NL:RBOVE:2021:3882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
08.145959.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing tijdens overval op avondwinkel in Almelo

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van een poging tot afpersing tijdens een overval op een avondwinkel in Almelo op 6 december 2017. De verdachte, die met een bivakmuts en een mes de winkel binnenging, eiste geld van de medewerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastelegging, waarbij het DNA van de verdachte op de bivakmuts van de overvaller is aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat het DNA-bewijs, in combinatie met het signalement van de verdachte, voldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt bij de strafoplegging de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij zich in een proeftijd bevond. De rechtbank verklaarde de bivakmuts verbeurd, omdat deze was gebruikt bij het delict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats [geboorteplaats]
Parketnummer: 08.145959.20 (P)
Datum vonnis: 18 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 04 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Schotman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 december 2017 de [winkel] in Almelo heeft geprobeerd te overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 december 2017 te Almelo , gemeente Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer] en/of aan de
[winkel] (gelegen aan de [adres] ), toebehoorde
op die [slachtoffer] is afgelopen en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
voor de borst van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of heeft geroepen “Money, money”,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Uit het DNA-onderzoek blijkt ondubbelzinnig dat de bivakmuts die van het hoofd van de overvaller is afgetrokken afkomstig is van verdachte. Daarbij komt nog dat het signalement dat de aangever heeft opgegeven aansluit bij het profiel van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu op basis van het dossier niet kan worden vast gesteld dat verdachte de overvaller is, enkel en alleen op basis van een DNA-match. Bovendien, dat DNA van verdachte op de bivakmuts is aangetroffen is geen verrassing nu hij heeft verklaard dat de muts van hem is. Op de bivakmuts is daarnaast slechts sprake van een enkelvoudig spoor. Er is geen DNA-spoor aangetroffen van aangever en een getuige, terwijl zij beiden hebben verklaard de bivakmuts vast te hebben gehad. Dit maakt volgens de raadsman dat sprake is geweest van selectief onderzoek. Mocht de rechtbank overwegen het DNA als bewijsmiddel te gebruiken, dan noopt dit tot nader forensisch onderzoek, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 december 2017 omstreeks 23:30 uur heeft een overval plaats gevonden op de [winkel] van aangever, gelegen aan de [adres] . De overvaller droeg bij binnenkomst een bivakmuts over het hoofd. In de winkel heeft de overvaller vervolgens een mes voor de borst van aangever gehouden en daarbij geroepen: “money, money”. Daarop heeft de aangever de overvaller bij zijn jas gegrepen en de bivakmuts van het hoofd van de overvaller getrokken die daarop naar buiten is gerend, zonder dat aan hem geld is gegeven.
Uit het proces verbaal aanvraag DNA-sporenonderzoek en benoeming DNA-deskundige blijkt dat een bivakmuts in beslag is genomen, welke aangever van het hoofd van de overvaller heeft getrokken. Deze bivakmuts is aangeboden aan het TMFI in Maastricht voor forensisch onderzoek en op 23 maart 2018 aldaar ontvangen. Uit de deskundigenrapportage blijkt dat de bivakmuts aan de binnenzijde van het mondgedeelte is bemonsterd met een wattenstaafje op de aanwezigheid van DNA-materiaal. Van het materiaal zijn twee (enkelvoudige) DNA-profielen opgesteld en op 17 april 2018 opgenomen in de DNA-databank. Daarnaast is referentiemateriaal van de aangever verkregen en vergeleken met het DNA-profiel dat naar aanleiding van de bemonstering van de bivakmuts is gemaakt. De deskundige van het TMFI beschrijft dat er geen aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de aangever in de bemonstering.
Op 8 januari 2020 is DNA van verdachte opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en het wordt sindsdien vergeleken met DNA-profielen die zijn of worden geregistreerd. Op 13 januari 2020 leverde dat een match op met het uit het onderzoek van de bivakmuts verkregen DNA-profiel. De kans dat het DNA-profiel op de bivakmuts afkomstig is van een willekeurige persoon wordt beschreven als kleiner dan één op één miljard en het komt overeen met het DNA-profiel van verdachte.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het aantreffen van DNA, matchend met dat van verdachte aan de binnenkant van het mondgedeelte van de bivakmuts, die van het hoofd van de overvaller is aangetroffen, in het licht van de ontkenning van verdachte, alle omstandigheden in aanmerking nemende, kan dienen als bewijs dat verdachte de dader is van de overval op de [winkel] aan de [adres] .
Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of het DNA op de bivakmuts onder de gegeven omstandigheden als daderspoor kan worden aangemerkt.
De raadsman heeft betoogd dat de bivakmuts een verplaatsbaar object is en dat het daarom niet zonder meer een daderspoor is. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige bivakmuts tijdens de overval van het hoofd van de overvaller is getrokken door de aangever. Aangever heeft vervolgens de bivakmuts meegenomen naar de zaak van zijn zoon, waar deze uiteindelijk in beslag is genomen. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de bivakmuts rechtstreeks aan het delict en aan de dader te relateren is, en dat het DNA op de bivakmuts een daderspoor is.
Hoe verklaart verdachte de aanwezigheid van zijn DNA op de bivakmuts die naar het oordeel van de rechtbank delict-gerelateerd is?
Bij de politie heeft verdachte geen verklaring afgelegd en zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Bij de inhoudelijke behandeling heeft verdachte verklaard dat hij vaker bivakmutsen droeg en dat iemand anders de bivakmuts moet hebben weggenomen uit zijn appartement en moet hebben gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring geen concrete en verifieerbare verklaring is die de aanwezigheid van verdachtes DNA aan de binnenkant van het mondgedeelte van de bivakmuts afdoende zou kunnen verklaren. Temeer niet nu de overvaller tijdens de overval heeft geroepen “money, money” richting aangever, zodat het voor de hand ligt dat rondom de mondopening aan de binnenzijde van de zwarte bivakmuts aangetroffen DNA-profiel afkomstig is van de overvaller.
De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte is geweest die de overval heeft gepleegd.
De raadsman heeft (voorwaardelijk) verzocht om nader forensisch onderzoek te gelasten naar de bivakmuts door onder andere nader onderzoek te verrichten naar overige aanwezige sporen. De rechtbank ziet daartoe geen noodzaak. Uit het dossier en met name het deskundigenrapportage forensisch onderzoek blijkt de rechtbank voldoende duidelijk op welke wijze het DNA-spoor is afgenomen en op welke plek van de bivakmuts. De rechtbank gaat er verder vanuit dat het verrichte sporenonderzoek voldoet aan de daarvoor geldende waarborgen. De rechtbank is niet gebleken van concrete aanwijzingen die duiden op onbetrouwbaar, selectief onderzoek. Dat geen sporen van de aangever en een getuige zijn aangetroffen aan de binnenzijde van de muts, waar dit volgens de raadsman in de lijn der verwachting lag, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De bemonstering heeft immers plaats gevonden aan de binnenzijde bij het mondstuk, terwijl de aangever heeft verklaard de bivakmuts van het hoofd te hebben getrokken. Hij heeft daarmee dus niet de bivakmuts aan de binnenzijde aangeraakt. De getuige heeft verklaard de bivakmuts die aangever op tafel had gelegd, te hebben opgepakt en op een kruk te hebben gelegd, maar dat hij de bivakmuts binnenstebuiten zou hebben gekeerd is niet gebleken noch aannemelijk. De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de betrouwbaarheid van het DNA-onderzoek.
De raadsman heeft verder betoogd dat voor de vaststelling van de daderschap van de verdachte steunbewijs nodig is naast de DNA-databankmatch. Daargelaten dat er steunbewijs is in de vorm van het signalement van verdachte, is er echter geen regel van bewijsrecht die inhoudt dat het daderschap van de verdachte niet mag worden gebaseerd op uitsluitend DNA-bewijs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 december 2017 te Almelo , gemeente Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan
deze of aan een derde, te weten aandie [slachtoffer] en/of aan de
[winkel] (gelegen aan de [adres] ), toebehoorde
op die [slachtoffer] is afgelopen en
/ofeen mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,
voor de borst van die [slachtoffer] heeft gehouden en
/ofheeft geroepen “Money, money”,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat gelet op artikel 63 Sr en het tijdverloop geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dient te worden opgelegd. De raadsman verzoekt om in geval van een veroordeling aan verdachte een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een [winkel] en daarbij gebruik gemaakt van een mes en een bivakmuts. Een overval op dergelijke wijze gepleegd is, ook al is deze niet voltooid, voor slachtoffers een zeer traumatische ervaring waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben. Daarnaast kunnen dit soort overvallen ook anderen, waaronder omwonenden en bezoekers van de [winkel] , een onveilig gevoel geven. Verdachte heeft met al deze gevoelens geen rekening gehouden toen hij dacht op snelle wijze aan geld te kunnen komen. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
7.3.2.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is onder andere op 7 november 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is ten uitvoer gelegd en verdachte zit momenteel in zijn proeftijd die duurt tot en met 26 september 2023. Vervulling van de bijzondere voorwaarden die hem zijn opgelegd verloopt echter moeizaam, aldus een voortgangsrapportage van de reclassering van 22 september 2021. Verdachte heeft geen vertrouwen in de reclassering omdat zij geen resultaten laten zien. Uit het rapport volgt een beeld van verdachte die zijn eigen voorwaarden lijkt te stellen. Verdachte vertoont een gebrek aan zelfinzicht en realiteitsbesef, aldus de reclassering. In het voorbije jaar is niets concreets bereikt, voornamelijk door de vele verhuizingen van verdachte. Dit maakt dat de reclassering van mening is de opdracht retour te moeten zenden nu zij onvoldoende uitvoering kan geven aan de vervulling van de bijzondere voorwaarden die uiteindelijk op een duurzame wijze moeten kunnen worden uitgevoerd.
7.3.3.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit. Gelet op het recente verloop van het toezicht tijdens de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, ziet de rechtbank thans geen heil in een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Als uitgangspunt van denken voor een straf voor een overval op een winkel vermelden de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden. Als straf verminderende omstandigheid heeft de rechtbank overwogen dat artikel 63 Sr van toepassing is en het delict niet is voltooid. Het tijdverloop levert voor verdachte geen straf verminderende omstandigheid op, nu een - latere – DNA-match doorslaggevend is geweest om de zaak op te kunnen lossen. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank in het geval van de verdachte mee zijn opstelling ter zitting.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
7.4
Het inbeslaggenomen voorwerp
De bivakmuts is op 7 december 2017 in beslag genomen.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de bivakmuts verbeurd moet worden verklaard.
De raadsman heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de bivakmuts moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 33, 33a Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek
- wijst af het voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf: poging tot afpersing
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten de bivakmuts.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.B. Bruins voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van D. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021.
Buiten staat
Mrs Bruins en Venekatte zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, Districtsrecherche Twente, onderzoek BLOED / ON2R017119. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van de aangever [slachtoffer] op pagina 10 en 11;
Vandaag, woensdag 6 december 2017, omstreeks 23:30 uur, kwam er een man mijn avond
winkel binnen. Mijn [winkel] zit aan de [adres] . Toen de man binnenkwam, zag ik direct dat hij een bivakmuts droeg een mes bij zich had. Hij hield dit mes voor zich uit, met het scherpe deel in mijn richting. Hij kwam direct op mij afgelopen. Hij hield het mes voor mijn borst. Ik hoorde dat de man schreeuwde: ?Money, Money?. Hierop ben ik opgestaan en heb ik de man aan de voorzijde van zijn jas vastgepakt. Direct heb ik de bivakmuts van zijn hoofd getrokken. Ik ben hierop naar mijn zoon gegaan. Ik heb de bivakmuts meegenomen. Die heb ik daar in de zaak op tafel gelegd.
De dader zag er als volgt uit:
- Blanke man
- 1.70 a 1.75 meter lang
- Gemillimeterd haar. Het leek wel kaal.
- Fors postuur. Niet echt heel dik, maar wel beetje dikkig.
- Ongeveer 30 jaar oud.
- Geen baard of snor
- Zwarte of donkerblauwe jas, tot op de heup
- Spijkerbroek
- Schoenen weet ik niet meer.
De man had geen Nederlands accent toen hij Money Money riep. Ik had het idee dat het een Poolse man was.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op pagina 19 en 20:
Op 6 december 2017 was ik samen met de eigenaar [slachtoffer] in de zaak. Ik zag dat de vader van [slachtoffer] de zaak binnenkwam. Ik hoorde dat hij zei dat er was geprobeerd om hem te overvallen met een mes en dat hij iemand de bivakmuts van het hoofd had getrokken. Ik zag dat door de vader van [slachtoffer] een bivakmuts op een hoge tafel was gelegd. Ik heb deze opgepakt en op een krukje gelegd. Ik heb dus met mijn handen aan die bivakmuts gezeten. Er is ooit DNA van mij afgenomen dus ik hoop niet dat ik daar problemen mee krijg.
3.
Kennisgeving van inbeslagname, pagina 21:
Beslagene
Achternaam : [getuige]
Voornamen : [getuige]
Volgnummer 1
Goednummer : PL0600-2017562163-1606116
Object : Hoofddeksel (Muts)
Merk/type : Onbekend Bivakmuts
4.
Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p 28:
Sporendrager
Goednummer : PL060-2017562163-1606116
SIN : AAJK2473NL
Inhoud : Een bivakmuts
5.
Het deskundigenverslag van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt door dr. M. Hidding van 19 april 2018, zaaknummer 2018.03.09.010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De binnenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de mond bemonsterd met een wattenstaafje.
……..
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering van de bivakmuts ( [nummer] ) is op 17 april 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van een ander spoor opgenomen in de DNA-databank (zie profielcluster).
De opgestelde DNA-profielen zijn vergeleken met het DNA-profiel van aangever. Er is geen
aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de aangever in de bemonstering.
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.
[afbeelding]
6.
Het deskundigenrapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door ing. H.J. van Paassen, van 13 januari 2020, zaaknummer 2020.01.03.089, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gegevens veroordeelde
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1984
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Identiteitszegel : [nummer]
DNA-databank
Het DNA-profiel [nummer] van de veroordeelde [verdachte] is op 8 januari 2020
opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien
vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden
twee matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-
profielcluster [nummer] .
Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegels
[nummer] en [nummer] , uit DNA-profielcluster [nummer] , afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] .