ECLI:NL:RBOVE:2021:387

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
08/760199-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en gebruik van gestolen bankpassen door een Roemeense vrouw

Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige vrouw uit Roemenië, die samen met haar echtgenoot betrokken was bij meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. De zaak betreft diefstal van geld met gestolen bankpassen, waarbij de slachtoffers telkens werden afgeleid tijdens het pinnen, zodat hun pincodes konden worden afgekeken. De vrouw en haar medeverdachte werden op 11 november 2018 in Roemenië aangehouden na een Europees arrestatiebevel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een portemonnee met geweld en aan diefstal van geld door middel van het pinnen met gestolen bankpassen. De rechtbank heeft de rol van de vrouw als zodanig beoordeeld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met haar medeverdachte. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstallen met geweld en met gestolen bankpassen gehandhaafd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de professionele wijze waarop de diefstallen zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760199-18 (P)
Datum vonnis: 1 februari 2021
Vonnis op tegenspraak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste feitelijke woon- en verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres 1] (Roemenië).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.M. Venselaar, en van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort samengevat, op neer dat verdachte zich samen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:diefstal van een portemonnee, voorafgegaan door geweld tegen het slachtoffer, op
7 september 2018 te Zwolle;
feit 2, 3 en 4 telkens:diefstal van geld door middel van het pinnen met een gestolen bankpas op achtereenvolgens 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, op 31 juli 2018 en op
8 september 2017 te Zwijndrecht;
feit 5:primair: diefstal van geld door middel van het pinnen met een gestolen bankpas op
17 september 2018 te Rotterdam, dan wel subsidiair: diefstal van een pinpas op 17 september 2018 te Rotterdam.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 7 september 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg (voor de woning aan [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer and
eren, althans alleen, een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, door:
-zich naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven,
-bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] , de portemonnee van die [slachtoffer 1] uit haar jaszak te pakken en/of,
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] een duw te geven waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
2.
zij op of omstreeks 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 990 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
-zonder toestemming van die [slachtoffer 2] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] en/of
-zonder toestemming van die [slachtoffer 2] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] ;
3.
zij op of omstreeks 31 juli 2018 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 1250 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
4.
zij op of omstreeks 8 september 2017 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 2704,91 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] ;
5.
Primair:
zij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] ;
Subsidiair:
zij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas/bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 7 september 2018 is mevrouw [slachtoffer 1] voor haar woning te Zwolle door een man beroofd van haar portemonnee met inhoud, waaronder haar bankpas. Deze man was samen met een vrouw. [slachtoffer 1] was even daarvoor bij de [supermarkt 1] geweest. Op basis van camerabeelden van de [supermarkt 1] ontstond het vermoeden dat [slachtoffer 1] tijdens het pinnen was ‘geshoulderd’ door de vrouw, waarbij haar pincode is afgekeken. Direct na de diefstal van de portemonnee hebben de man en vrouw tevergeefs geprobeerd bij de Rabobank geld met de gestolen bankpas op te nemen. Op basis van de genoemde camerabeelden en de beelden van de Rabobank zijn signalementen van de man en vrouw opgesteld. Foto’s van de man en de vrouw zijn vervolgens verspreid over alle politie-eenheden in Nederland en bij politie-instanties in Europa. Dit heeft erin geresulteerd dat op 21 september 2018 een politieambtenaar uit Valencia de man herkende als (medeverdachte) [medeverdachte] en de vrouw als [verdachte] , verdachte.
Na verspreiding van de signalementen en personalia heeft de politie-eenheid in Rotterdam gereageerd met vier soortgelijke diefstallen van bankpassen, waarbij de daders voldeden aan het signalement van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte. Vervolgens is een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd waarna beiden op 11 november 2018 zijn aangehouden in Roemenië en zijn uitgeleverd aan Nederland.
In deze strafzaak zijn de diefstal met geweld van een portemonnee in Zwolle (feit 1) en de vier door de politie Rotterdam onderzochte diefstallen van geld met de pinpas van een ander (feiten 2, 3, 4 en 5 primair), dan wel de diefstal van een pinpas (feit 5 subsidiair) aan de orde.
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij de haar verweten feiten ontkend.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 4 en het onder 5 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1, 2, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde, met dien verstande dat zij bewezen acht dat het onder 1, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander is gepleegd en dat het onder 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen is gepleegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (primair) integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde subsidiair op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor de diefstal, maar zonder de geweldscomponent.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat er op 7 september 2018 bij de kassa in supermarkt [supermarkt 1] (hierna: [supermarkt 1] ) in Zwolle een man en een vrouw voor haar stonden. Nadat [slachtoffer 1] haar boodschappen had gepind, heeft zij nog een boodschap bij de bakker gedaan en vervolgens is zij teruggelopen naar huis. Terwijl zij bij de voordeur van haar woning de sleutels in het slot had, stond de man uit de [supermarkt 1] ineens naast haar en ook de vrouw uit de [supermarkt 1] was er ineens. [slachtoffer 1] zag dat de man haar portemonnee met inhoud uit haar linker jaszak pakte en vervolgens duwde de man haar weg waardoor zij op haar knieën op de grond viel. Daarna zag zij dat de man en de vrouw wegrenden in de richting van de [supermarkt 1] . [2]
Tijdens het nadere verhoor van aangeefster heeft zij op de aan haar getoonde fotostills van de [supermarkt 1] de vrouw met de pet en de man uit de [supermarkt 1] herkend als de personen die haar gevolgd zijn naar haar woning, waarna door de man haar portemonnee met inhoud werd gepakt. [3]
Naar aanleiding van op 17 september 2018 door verbalisant [verbalisant 1] van het Districtelijk Informatie Knooppunt ontvangen fotostills van camerabeelden betreffende de beroving van [slachtoffer 1] zijn die foto’s ter identificatie doorgezonden aan politie-collega’s in het Europese netwerk, waarop op 21 september 2018 een reactie is gekomen van de Spaanse politie in Valencia, met als bijlagen beeltenissen van een man en mevrouw die gelijkenissen vertoonden met de beeltenissen van de man en de vrouw op voornoemde fotostills. De man en de vrouw waren in Spanje op basis van hun Roemeense identiteitskaart geïdentificeerd als
verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij zichzelf herkent op de foto afkomstig van de politie uit Valencia. [5]
Blijkens de uitgekeken camerabeelden van bewakingscamera’s van de [supermarkt 1] lopen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 7 september 2018 samen de [supermarkt 1] binnen en verlaten beiden om 09.50 uur, zeer kort na [slachtoffer 1] , de [supermarkt 1] en volgen zij haar richting haar woning.
Blijkens de uitgekeken camerabeelden van de pinautomaat van de Rabobank te Zwolle heeft medeverdachte [medeverdachte] om 10.02 uur geprobeerd te pinnen met de bankpas van [slachtoffer 1] , waarbij verdachte vlak naast hem stond. Op beelden van bewakingcamera’s in de omgeving van de Rabobank is daarna te zien dat verdachte iets in de heg verstopt. Ter plaatse is door de politie een portemonnee aangetroffen die bij navraag van [slachtoffer 1] bleek te zijn. [6]
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, de portemonnee van mevrouw Dijk heeft gestolen. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank een zodanige dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en de medeverdachte.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het door medeverdachte [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] toegepaste geweld, zodat verdachte van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
Uit de aangifte van mevrouw [slachtoffer 2] volgt dat zij op 28 juli 2018 om ongeveer 15.26 uur bij de [supermarkt 2] in Capelle aan de IJssel haar boodschappen heeft afgerekend met haar pinpas en dat zij tijdens het pinnen heeft gemerkt dat een man en een vrouw dicht bij haar stonden. [slachtoffer 2] is vervolgens met haar boodschappenkar naar de parkeergarage gelopen. Daar is de eerder bedoelde man tegen haar kar aan gelopen. [slachtoffer 2] is er op
30 juli 2018 achter gekomen dat haar pinpas was verdwenen. Gebleken is dat op 28 juli 2018 om 15.42 en om 15.53 uur bij respectievelijk de SNS bank en de ABN AMRObank in totaal € 990,- met haar pinpas was opgenomen. [7]
Aan [slachtoffer 2] zijn de camerabeelden getoond die bij de [supermarkt 2] zijn gemaakt van het moment dat zij op 28 juli 2018 bij de kassa stond [8] . Op deze beelden is te zien dat gelijktijdig een man (man 1) en een vrouw bij [slachtoffer 2] bij de kassa aanwezig waren. [slachtoffer 2] heeft man 1 herkend als de man die later tegen haar kar is aangevallen [9] . Tevens is op de beelden waar te nemen dat tegelijk met man 1 een derde persoon (man 2) de winkel ingaat. Er is contact tussen man 1 en man 2. Man 2 is op de beelden te zien wanneer hij tegelijk met man 1 en de vrouw – bij een andere kassa – boodschappen afrekent. Bij de ABN AMRO zijn beelden gemaakt van het moment dat
€ 740,- van de rekening van [slachtoffer 2] wordt gepind. Te zien is dat – naar later blijkt – man 2 de pinhandeling verricht en dat op datzelfde moment man 1 en de vrouw in de buurt van de pinautomaat staan te wachten. Nadat de man heeft gepind, is op de beelden te zien dat man 1 en de vrouw achter deze man aanlopen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de beelden van de [supermarkt 2] en van de geldopname bij de ABN AMRO bekeken. Zij hebben medeverdachte [medeverdachte] en verdachte op deze beelden als man 1 en de vrouw herkend. Deze herkenning komt voort uit het feit dat deze verbalisanten beiden op 27 en 28 november 2018 meermalen hebben gehoord. Zij herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd [10] . Tevens hebben zij de man die bij de ABN AMRO heeft gepind herkend als man 2 die tegelijk met man 1 de winkel binnen is gegaan en tegelijk met man 1 en de vrouw bij de kassa heeft gestaan. [11] De rechtbank twijfelt op grond van de afbeeldingen op de fotostills in het dossier niet aan de herkenning door verbalisanten.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met twee anderen, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode, € 990,- van [slachtoffer 2] heeft gestolen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en haar mededaders. Medeverdachte [medeverdachte] heeft [slachtoffer 2] bij de kassa steeds in de gaten gehouden en afgeleid, waarbij verdachte de pincode van [slachtoffer 2] heeft afgekeken. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode die zit tussen het moment waarop [slachtoffer 2] met haar pinpas haar boodschappen heeft afgerekend (omstreeks 15:26 uur) en het moment waarop met diezelfde pinpas geld wordt opgenomen bij de SNS bank (om 15:42 uur) en bij de ABN AMRO bank (om 15:53 uur) vanuit dat medeverdachte [medeverdachte] de pinpas van [slachtoffer 2] in de parkeergarage heeft gestolen op het moment dat hij tegen haar kar is gevallen, waarna man 2 het geld heeft opgenomen met gebruikmaking van de gestolen pas en pincode en zij er met z’n drieën met het geld vandoor zijn gegaan.
Feit 3
Blijkens de aangifte van mevrouw [slachtoffer 3] stond zij op 31 juli 2018 rond 9.45 uur bij de pinautomaat in de hal van de [supermarkt 3] te Zwijndrecht. Nadat ze haar pincode had ingetoetst, en € 120,- wilde opnemen, werd ze aangesproken door een vrouw. Deze vrouw zei dat aangeefster geld had laten vallen en liet haar een briefje van € 5,- en € 10,- zien. Vervolgens kwamen er meer mensen om mevrouw [slachtoffer 3] heen staan, onder wie een man die kennelijk bij de vrouw hoorde. De man en vrouw waren aan het smoezen en renden opeens heel hard weg. Daarna heeft mevrouw [slachtoffer 3] geconstateerd dat haar pinpasje was verdwenen. Later die dag bleek er tussen 10.01 uur en 10.06 uur viermaal te zijn gepind voor een totaalbedrag van
€ 1250,- [12] , om 10:01 uur en om 10:02 uur bij de Rabobank, locatie [plein] te Hendrik Ido Ambacht en om 10:05 uur en 10:06 uur bij een andere Rabobank. [13]
Blijkens de verklaring van getuige [getuige] heeft zij op het moment dat mevrouw [slachtoffer 3] bij de pinautomaat stond foto’s gemaakt, waarop genoemde vrouw en man op de rug te zien zijn. [14] In het dossier zijn verder foto’s gevoegd, waarop te zien is dat een man en een vrouw op
31 juli 2018 om 9.49 uur de winkel [supermarkt 3] binnengaan. Op de volgende foto staat diezelfde vrouw afgebeeld met een uitgestrekte arm, terwijl ze wat in haar handen houdt en dit aan een andere persoon laat zien. [15]
Verder zijn er stills van camerabeelden in het dossier gevoegd van de Rabobank waarop een man te zien is die op 31 juli 2018 tussen 9.55 en 10.10 uur geld opneemt bij de Rabobank te Hendrik Ido Ambacht [16] . Verbalisanten hebben de beelden van de [supermarkt 3] en van de geldopname bij de Rabobank bekeken en hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op deze beelden herkend. Deze verbalisanten hebben, zoals hiervoor bij feit 2 ook genoemd, op 27 en 28 (de rechtbank begrijpt:) november 2018 verdachte en medeverdachte [medeverdachte] meermalen gehoord. Zij hebben de vrouw en man op de beelden en foto’s herkend als verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] . Verbalisanten herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd. [17] . De rechtbank twijfelt op grond van de afbeeldingen op de fotostills in het dossier niet aan de herkenning door verbalisanten.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode, in totaal € 1250,- van mevrouw [slachtoffer 3] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en haar mededader. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode tussen het moment waarop mevrouw [slachtoffer 3] bij de pinautomaat stond (omstreeks 9:45 uur) en het moment waarop met die pinpas geld is opgenomen (vanaf 10:01 uur) vanuit dat verdachte of haar echtgenoot de pinpas heeft gestolen. Gelet op het feit dat binnen een tijdsbestek van enkele minuten in totaal vier transacties met die pinpas zijn verricht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] alle transacties hebben verricht, ook die transacties waarvan geen camerabeelden in het dossier zijn gevoegd.
Feit 4
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, aangezien uit de camerabeelden
van deze pintransactie niet kan worden afgeleid dat verdachte de tweede persoon is geweest die op de camerabeelden van deze pintransacties te zien is.
Feit 5
Blijkens de aangifte van mevrouw [slachtoffer 5] heeft zij op 17 september 2018 boodschappen gedaan bij de [supermarkt 4] in Rotterdam en heeft zij daarbij afgerekend met haar pinpas. Nadat ze had betaald heeft ze haar pinpas opgeborgen in haar portemonnee en deze in haar tas gedaan. De volgende dag is gebleken dat haar pinpas weg was en dat er € 1500,- van haar rekening was opgenomen. [18]
Op de beelden van de [supermarkt 4] is te zien dat, op het moment dat mevrouw [slachtoffer 5] bij de kassa staat, een man en een vrouw in haar buurt staan. Waar te nemen is dat de vrouw de pincode van de mevrouw afkijkt, terwijl de man de caissière afleidt. Als de man daarna mevrouw [slachtoffer 5] aan de praat houdt, pakt de vrouw de portemonnee uit de tas van mevrouw [slachtoffer 5] , haalt daar iets uit en stopt de portemonnee weer terug in de tas legt. [19] Verbalisant [verbalisant 4] heeft de man en vrouw, op basis van foto’s betrekking hebbend op feit 1, herkend als medeverdachte [medeverdachte] en verdachte. [20]
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, de pinpas van mevrouw [slachtoffer 5] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en de medeverdachte.
In het dossier zitten geen beelden van de geldopnames die met de pinpas zijn verricht. Gelet daarop ontbreekt het bewijs dat verdachte daarbij betrokken was en zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de haar primair ten laste gelegde diefstal van € 1500,-.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten bedoelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 7 september 2018 te Zwolle, aan de openbare weg, voor de woning aan [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
zij op 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld, ongeveer 990 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 2] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] en
- zonder toestemming van die [slachtoffer 2] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] ;
3.
zij op 31 juli 2018 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld, ongeveer 1250 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] en
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
5.
zij op 17 september 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas/bankpas, die toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 2:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
feit 3:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
feit 5 subsidiair:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om ingeval van een veroordeling van verdachte, daarbij rekening houdende met de aan het Openbaar Ministerie te wijten enorme overschrijding van de redelijke termijn, de LOVS-richtlijnen en het blanco strafblad van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd vanaf het tijdstip van haar aanhouding voor de onderhavige feiten in Roemenië.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in korte tijd, grotendeels samen met haar echtgenoot [medeverdachte] en/of met een ander schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, te weten tweemaal diefstal van geld met een gestolen bankpas, de diefstal van een portemonnee en de diefstal van een bankpas. Verdachte en haar mededader(s) zijn bij de uitvoering van de feiten veelal op dezelfde, zeer berekenende wijze te werk zijn gegaan. De slachtoffers van deze feiten werden telkens afgeleid bij het pinnen, waardoor de pincode van het slachtoffer kon worden afgekeken. Vervolgens werd die pinpas ontvreemd, waarna met die gestolen pinpas zo snel mogelijk geldopnames werden gedaan.
Bij het plegen van de feiten hebben verdachte en haar mededader(s) telkens doelbewust (hoog)bejaarde ouderen als slachtoffer uitgekozen, waarschijnlijk vanwege het feit dat van deze groep kwetsbare personen weinig weerstand te verwachten valt. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van haar gedragingen en die van haar mededader(s) voor - juist - deze kwetsbare slachtoffers. Door het plegen van de feiten op locaties waar burgers zich veilig wanen en ook veilig zouden moeten kunnen voelen, is het vertrouwen van de slachtoffers in anderen en hun gevoel van veiligheid ernstig aangetast. Zo heeft het handelen van verdachte bij de 84-jarige [slachtoffer 1] , naast fysieke klachten, veel angstgevoelens veroorzaakt. Met name omdat de diefstal direct voor de toegangsdeur van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, heeft zij zich lange tijd onveilig gevoeld in haar eigen woning.
Verdachte heeft blijkens haar proceshouding geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de door haar begane feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf allereerst gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS, waarbij voor wat betreft de bewezenverklaarde diefstal van een portemonnee, de drie diefstallen van geld met een gestolen pinpas en de diefstal van een pinpas telkens aansluiting is gezocht bij de oriëntatiepunten voor ‘zakkenrollerij in georganiseerd verband’. Het LOVS heeft hiervoor 120 uur taakstraf en bij recidive twee maanden gevangenisstraf per feit als uitgangspunt genomen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking genomen dat meerdere malen aanzienlijke geldbedragen zijn weggenomen en dat het merendeel van de delicten op professionele wijze en in goed georganiseerd verband is begaan. De rechtbank acht het met name verwerpelijk en daarmee ook strafverzwarend dat verdachte en haar mededader(s) telkens oude, kwetsbare slachtoffers hebben uitgekozen, zonder zich enige rekenschap te geven van de grote angst- en onveiligheidsgevoelens die de door hun begane feiten oproepen bij de individuele slachtoffers, maar ook bij deze leeftijdsgroep in het algemeen en overigens ook bij andere burgers.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat zij (in Nederland) een blanco strafblad heeft. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een beperkte overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn nu de zaak feitelijk niet binnen 2 jaar na de aanhouding van verdachte kon worden afgedaan.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De door de raadsman bepleite kortere gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel van gelijke duur als de duur van het voorarrest, doet naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende recht aan de aard en ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende in dit geval een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Mevrouw [slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van
€ 737,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- weggenomen geld € 60,00;
- aanschaf rolstoel € 70,00;
- aanvraag ROVA-pasje € 7,50.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 600,00 gevorderd.
Ter zitting van 18 januari 2021 is door de heer [naam] namens de benadeelde partij desgevraagd meegedeeld dat de in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] toegewezen schadevergoeding ad € 737,50 inmiddels is ontvangen door middel van betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij door de Staat.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde hoofdelijk (gelet op de eerdere toewijzing van de vordering in de zaak tegen medeverdachte
[medeverdachte] ) kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van een veroordeling, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, indien de betaling van het (in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] ) toegewezen schadebedrag reeds heeft plaatsgevonden door de Staat.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten inzake het weggenomen geld af € 60,00 en de aanvraag ROVA-pasje ad € 7,50 zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade “aanschaf rolstoel € 60,00” afwijzen, aangezien die kosten met name zien op de gevolgen van het bij de diefstal van de bankpas gebruikte geweld tegen het slachtoffer, terwijl verdachte van dat delictsbestanddeel dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor zover de vordering ziet op de vergoeding van de immateriële schade ad € 600,00. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte dient te worden vrijgesproken van de geweldscomponent bij de bewezen verklaarde diefstal kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de inhoud van de vordering van de benadeelde partij, niet eenvoudig worden vastgesteld in hoeverre de gevorderde immateriële schade enkel en alleen is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het onder 1 bewezenverklaarde feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het toe te wijzen (materiele) schadebedrag van totaal € 67,50.
De omstandigheid dat het in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] toegewezen schadebedrag van de benadeelde partij inmiddels is voldaan door de Staat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 36f, lid 7 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), heft naar het oordeel van de rechtbank de aansprakelijkheid van verdachte voor de schade niet op.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de in artikel 36f Sr bepaalde schadevergoedingsmaatregel in het bijzonder ziet op het onverwijld schadeloos kunnen stellen van een slachtoffer door de Staat, indien het toegewezen schadebedrag niet binnen acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis door een veroordeelde is voldaan.
Aan de beschikbaarstelling van dat bedrag komt een einde zodra en voor zover de schade wordt vergoed door veroordeelde. Het door de Staat betaalde bedrag aan een slachtoffer wordt - zo nodig - verhaald op de veroordeelde waarbij - indien zulks is opgelegd - gijzeling kan worden toegepast, welke maatregel de betalingsverplichting niet opheft.
Van een situatie welke de verdachte kan vrijwaren/ontslaan van de aansprakelijkheid voor de te vergoeden schade en/of de verplichting tot betaling daarvan aan de Staat via de schadevergoedingsmaatregel kan dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank zal het gevorderde tot voornoemd totaalbedrag van € 67,50 daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede-aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
8.6
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Mevrouw [slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van
€ 2407,91 inzake de geleden materiele schade (het weggenomen geld), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de gevorderde vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit gevorderd de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
8.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering op grond van de door de officier van justitie gevorderde en door de verdediging bepleite vrijspraak,
De raadsman heeft subsidiair, in geval van een veroordeling, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, indien de betaling van het (in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] ) toegewezen schadebedrag reeds heeft plaatsgevonden door de Staat.
8.9
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] afwijzen en ontbreekt voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel een feitelijke grondslag.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 2:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
feit 3:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
feit 5 subsidiair:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tien (10) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van mevrouw [slachtoffer 1] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 67,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, voor zover dit bedrag niet door haar mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 67,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt dat voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door haar mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover de vordering
ziet op vergoeding van op vergoeding van de immateriële schade ad € 600,00;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van mevrouw [slachtoffer 4] (feit 4)
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. J. de Ruiter-Kok en
mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2021.
Buiten staat
Mr. |J. de Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland, Eenheid Oost-Nederland, met dossiernummer PL0600-2018555931. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2018, pagina 73-75.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 11 september 2018, pagina 77-78 met fotobijlagen.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 99-100 met fotobijlagen.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte,d.d. 28 november 2018, pagina 36
6.Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, pagina 99-100 met fotobijlage pagina 101.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met als bijlage een bankafschrift, pagina 150 tot en met 153.
8.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 157 tot en met 167.
9.Proces-verbaal verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] , met bijlagen, pagina 170 tot en met 176.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 228.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 177 tot en met 199.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 207 tot en met 209.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 215 tot en met 216.
14.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , met bijlagen, pagina 211 tot en met 214.
15.Proces-verbaal verstrekking gevorderde beelden, met bijlagen, pagina 219 tot en met 223.
16.Proces-verbaal verstrekking gevorderde beelden, met bijlagen, pagina 226 tot en met 227.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 228.
18.Proces-verbaal van [slachtoffer 5] , pagina 265 tot en met 266.
19.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 268 tot en met 279.
20.Proces-verbaal van herkenning, met bijlagen, pagina 285-289.