4.4Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat er op 7 september 2018 bij de kassa in supermarkt [supermarkt 1] (hierna: [supermarkt 1] ) in Zwolle een man en een vrouw voor haar stonden. Nadat [slachtoffer 1] haar boodschappen had gepind, heeft zij nog een boodschap bij de bakker gedaan en vervolgens is zij teruggelopen naar huis. Terwijl zij bij de voordeur van haar woning de sleutels in het slot had, stond de man uit de [supermarkt 1] ineens naast haar en ook de vrouw uit de [supermarkt 1] was er ineens. [slachtoffer 1] zag dat de man haar portemonnee met inhoud uit haar linker jaszak pakte en vervolgens duwde de man haar weg waardoor zij op haar knieën op de grond viel. Daarna zag zij dat de man en de vrouw wegrenden in de richting van de [supermarkt 1] .
Tijdens het nadere verhoor van aangeefster heeft zij op de aan haar getoonde fotostills van de [supermarkt 1] de vrouw met de pet en de man uit de [supermarkt 1] herkend als de personen die haar gevolgd zijn naar haar woning, waarna door de man haar portemonnee met inhoud werd gepakt.
Naar aanleiding van op 17 september 2018 door verbalisant [verbalisant 1] van het Districtelijk Informatie Knooppunt ontvangen fotostills van camerabeelden betreffende de beroving van [slachtoffer 1] zijn die foto’s ter identificatie doorgezonden aan politie-collega’s in het Europese netwerk, waarop op 21 september 2018 een reactie is gekomen van de Spaanse politie in Valencia, met als bijlagen beeltenissen van een man en mevrouw die gelijkenissen vertoonden met de beeltenissen van de man en de vrouw op voornoemde fotostills. De man en de vrouw waren in Spanje op basis van hun Roemeense identiteitskaart geïdentificeerd als
verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij zichzelf herkent op de foto afkomstig van de politie uit Valencia.
Blijkens de uitgekeken camerabeelden van bewakingscamera’s van de [supermarkt 1] lopen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 7 september 2018 samen de [supermarkt 1] binnen en verlaten beiden om 09.50 uur, zeer kort na [slachtoffer 1] , de [supermarkt 1] en volgen zij haar richting haar woning.
Blijkens de uitgekeken camerabeelden van de pinautomaat van de Rabobank te Zwolle heeft medeverdachte [medeverdachte] om 10.02 uur geprobeerd te pinnen met de bankpas van [slachtoffer 1] , waarbij verdachte vlak naast hem stond. Op beelden van bewakingcamera’s in de omgeving van de Rabobank is daarna te zien dat verdachte iets in de heg verstopt. Ter plaatse is door de politie een portemonnee aangetroffen die bij navraag van [slachtoffer 1] bleek te zijn.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, de portemonnee van mevrouw Dijk heeft gestolen. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank een zodanige dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en de medeverdachte.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het door medeverdachte [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] toegepaste geweld, zodat verdachte van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Uit de aangifte van mevrouw [slachtoffer 2] volgt dat zij op 28 juli 2018 om ongeveer 15.26 uur bij de [supermarkt 2] in Capelle aan de IJssel haar boodschappen heeft afgerekend met haar pinpas en dat zij tijdens het pinnen heeft gemerkt dat een man en een vrouw dicht bij haar stonden. [slachtoffer 2] is vervolgens met haar boodschappenkar naar de parkeergarage gelopen. Daar is de eerder bedoelde man tegen haar kar aan gelopen. [slachtoffer 2] is er op
30 juli 2018 achter gekomen dat haar pinpas was verdwenen. Gebleken is dat op 28 juli 2018 om 15.42 en om 15.53 uur bij respectievelijk de SNS bank en de ABN AMRObank in totaal € 990,- met haar pinpas was opgenomen.
Aan [slachtoffer 2] zijn de camerabeelden getoond die bij de [supermarkt 2] zijn gemaakt van het moment dat zij op 28 juli 2018 bij de kassa stond. Op deze beelden is te zien dat gelijktijdig een man (man 1) en een vrouw bij [slachtoffer 2] bij de kassa aanwezig waren. [slachtoffer 2] heeft man 1 herkend als de man die later tegen haar kar is aangevallen. Tevens is op de beelden waar te nemen dat tegelijk met man 1 een derde persoon (man 2) de winkel ingaat. Er is contact tussen man 1 en man 2. Man 2 is op de beelden te zien wanneer hij tegelijk met man 1 en de vrouw – bij een andere kassa – boodschappen afrekent. Bij de ABN AMRO zijn beelden gemaakt van het moment dat
€ 740,- van de rekening van [slachtoffer 2] wordt gepind. Te zien is dat – naar later blijkt – man 2 de pinhandeling verricht en dat op datzelfde moment man 1 en de vrouw in de buurt van de pinautomaat staan te wachten. Nadat de man heeft gepind, is op de beelden te zien dat man 1 en de vrouw achter deze man aanlopen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben de beelden van de [supermarkt 2] en van de geldopname bij de ABN AMRO bekeken. Zij hebben medeverdachte [medeverdachte] en verdachte op deze beelden als man 1 en de vrouw herkend. Deze herkenning komt voort uit het feit dat deze verbalisanten beiden op 27 en 28 november 2018 meermalen hebben gehoord. Zij herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd. Tevens hebben zij de man die bij de ABN AMRO heeft gepind herkend als man 2 die tegelijk met man 1 de winkel binnen is gegaan en tegelijk met man 1 en de vrouw bij de kassa heeft gestaan.De rechtbank twijfelt op grond van de afbeeldingen op de fotostills in het dossier niet aan de herkenning door verbalisanten.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met twee anderen, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode, € 990,- van [slachtoffer 2] heeft gestolen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en haar mededaders. Medeverdachte [medeverdachte] heeft [slachtoffer 2] bij de kassa steeds in de gaten gehouden en afgeleid, waarbij verdachte de pincode van [slachtoffer 2] heeft afgekeken. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode die zit tussen het moment waarop [slachtoffer 2] met haar pinpas haar boodschappen heeft afgerekend (omstreeks 15:26 uur) en het moment waarop met diezelfde pinpas geld wordt opgenomen bij de SNS bank (om 15:42 uur) en bij de ABN AMRO bank (om 15:53 uur) vanuit dat medeverdachte [medeverdachte] de pinpas van [slachtoffer 2] in de parkeergarage heeft gestolen op het moment dat hij tegen haar kar is gevallen, waarna man 2 het geld heeft opgenomen met gebruikmaking van de gestolen pas en pincode en zij er met z’n drieën met het geld vandoor zijn gegaan.
Blijkens de aangifte van mevrouw [slachtoffer 3] stond zij op 31 juli 2018 rond 9.45 uur bij de pinautomaat in de hal van de [supermarkt 3] te Zwijndrecht. Nadat ze haar pincode had ingetoetst, en € 120,- wilde opnemen, werd ze aangesproken door een vrouw. Deze vrouw zei dat aangeefster geld had laten vallen en liet haar een briefje van € 5,- en € 10,- zien. Vervolgens kwamen er meer mensen om mevrouw [slachtoffer 3] heen staan, onder wie een man die kennelijk bij de vrouw hoorde. De man en vrouw waren aan het smoezen en renden opeens heel hard weg. Daarna heeft mevrouw [slachtoffer 3] geconstateerd dat haar pinpasje was verdwenen. Later die dag bleek er tussen 10.01 uur en 10.06 uur viermaal te zijn gepind voor een totaalbedrag van
€ 1250,-, om 10:01 uur en om 10:02 uur bij de Rabobank, locatie [plein] te Hendrik Ido Ambacht en om 10:05 uur en 10:06 uur bij een andere Rabobank.
Blijkens de verklaring van getuige [getuige] heeft zij op het moment dat mevrouw [slachtoffer 3] bij de pinautomaat stond foto’s gemaakt, waarop genoemde vrouw en man op de rug te zien zijn.In het dossier zijn verder foto’s gevoegd, waarop te zien is dat een man en een vrouw op
31 juli 2018 om 9.49 uur de winkel [supermarkt 3] binnengaan. Op de volgende foto staat diezelfde vrouw afgebeeld met een uitgestrekte arm, terwijl ze wat in haar handen houdt en dit aan een andere persoon laat zien.
Verder zijn er stills van camerabeelden in het dossier gevoegd van de Rabobank waarop een man te zien is die op 31 juli 2018 tussen 9.55 en 10.10 uur geld opneemt bij de Rabobank te Hendrik Ido Ambacht. Verbalisanten hebben de beelden van de [supermarkt 3] en van de geldopname bij de Rabobank bekeken en hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op deze beelden herkend. Deze verbalisanten hebben, zoals hiervoor bij feit 2 ook genoemd, op 27 en 28 (de rechtbank begrijpt:) november 2018 verdachte en medeverdachte [medeverdachte] meermalen gehoord. Zij hebben de vrouw en man op de beelden en foto’s herkend als verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] . Verbalisanten herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd.. De rechtbank twijfelt op grond van de afbeeldingen op de fotostills in het dossier niet aan de herkenning door verbalisanten.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode, in totaal € 1250,- van mevrouw [slachtoffer 3] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en haar mededader. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode tussen het moment waarop mevrouw [slachtoffer 3] bij de pinautomaat stond (omstreeks 9:45 uur) en het moment waarop met die pinpas geld is opgenomen (vanaf 10:01 uur) vanuit dat verdachte of haar echtgenoot de pinpas heeft gestolen. Gelet op het feit dat binnen een tijdsbestek van enkele minuten in totaal vier transacties met die pinpas zijn verricht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] alle transacties hebben verricht, ook die transacties waarvan geen camerabeelden in het dossier zijn gevoegd.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, aangezien uit de camerabeelden
van deze pintransactie niet kan worden afgeleid dat verdachte de tweede persoon is geweest die op de camerabeelden van deze pintransacties te zien is.
Blijkens de aangifte van mevrouw [slachtoffer 5] heeft zij op 17 september 2018 boodschappen gedaan bij de [supermarkt 4] in Rotterdam en heeft zij daarbij afgerekend met haar pinpas. Nadat ze had betaald heeft ze haar pinpas opgeborgen in haar portemonnee en deze in haar tas gedaan. De volgende dag is gebleken dat haar pinpas weg was en dat er € 1500,- van haar rekening was opgenomen.
Op de beelden van de [supermarkt 4] is te zien dat, op het moment dat mevrouw [slachtoffer 5] bij de kassa staat, een man en een vrouw in haar buurt staan. Waar te nemen is dat de vrouw de pincode van de mevrouw afkijkt, terwijl de man de caissière afleidt. Als de man daarna mevrouw [slachtoffer 5] aan de praat houdt, pakt de vrouw de portemonnee uit de tas van mevrouw [slachtoffer 5] , haalt daar iets uit en stopt de portemonnee weer terug in de tas legt.Verbalisant [verbalisant 4] heeft de man en vrouw, op basis van foto’s betrekking hebbend op feit 1, herkend als medeverdachte [medeverdachte] en verdachte.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, de pinpas van mevrouw [slachtoffer 5] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en de medeverdachte.
In het dossier zitten geen beelden van de geldopnames die met de pinpas zijn verricht. Gelet daarop ontbreekt het bewijs dat verdachte daarbij betrokken was en zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de haar primair ten laste gelegde diefstal van € 1500,-.