Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.het procesverloop
in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/08/238793 / HA ZA 19-460:
2.De feiten in alle zaken
18 november 2011 aan [het adres 2] .
De kosten van de huishouding als bedoeld in artikel 1:84 van het Burgerlijk Wetboek waaronder begrepen:(…)
De partij die in enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan haar aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere partij.
€ 875.000,00 met [het adres 1] en [het adres 2] als onderpand.
[A] c.v. en de bankrekening met nummer [5] is een en/of rekening van partijen (geweest).
3.De vorderingen, de standpunten en de beoordeling
in alle zaken
17 oktober 2014. Nu deze onderbouwing ontbreekt, zal ook dit onderdeel van deel 2 van de vordering worden afgewezen.
[E] Holding b.v. zijn voldaan. [A] heeft met de panden [het adres 1] en [het adres 2] als onderpand, zijn onroerend goedportefeuille kunnen uitbreiden. [A] was voor de hypotheekschuld van de [het adres 2] bovendien hoofdelijk aansprakelijk. Tot slot heeft [A] in een e-mailbericht van 18 mei 2017 van [A] aan [B] vermeld dat hij zonder deze garantstelling niet had kunnen herfinancieren en dat hij afziet van vergoeding van gedane onttrekkingen ten behoeve van de woning [het adres 2] .
€ 320.789,18.
mr. P. Pol van 1 februari 2019 (productie 7 bij haar conclusie van antwoord) dat [B] voor de lening van [A] van € 875.000,-- bij de Volksbank Gronau met [het adres 1] zekerheid heeft gesteld, dat met deze lening de hypothecaire leningen van [B] gedeeltelijk zijn overgesloten en dat daarmee een bedrag van € 308.819,17 is aangewend om de hypothecaire leningen van [B] af te lossen. Dit bedrag komt overeen met het bedrag op bovengenoemde nota van afrekening. Gelet hierop wordt de opmerking van [B] gepasseerd.
ten bate van de andere partijis geen sprake. Beide partijen waren immers gebaat bij deze transactie doordat met deze aflossing (een deel van) beider schuld was ingelost. Voor [B] was dit batig omdat de afgeloste hypotheek niet langer rustte op de panden, voor [A] was dit batig omdat hij opnieuw zekerheid kon stellen voor nieuw aan te schaffen panden. [A] heeft immers zowel [het adres 1] als [het adres 2] , beide in eigendom van [B] , opnieuw als onderpand gebruikt voor het aanschaffen van panden alleen op zijn naam zoals hij zelf ook heeft erkend in zijn e-mailbericht van 18 mei 2017 aan [B] :
had ik die hypotheek niet gekregen was het pand naar de andere huurder gegaan en had [D] er weg gemoeten.’
.[B] heeft ook niet aangevoerd waaruit moet worden afgeleid dat er als het mis zou gaan, een resthypotheek van € 120.000,00 over zou blijven.
€ 154.409,56.
€ 154.409,56worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019.
artikel 1:157 BW niet van toepassing is op samenwoners. [A] verkeerde tot aan het moment van de laatste betaling begin 2019 in de (verkeerde) veronderstelling dat hij verplicht was tot het betalen van partneralimentatie. [A] verwachtte dat partijen tot overeenstemming zouden komen over de financiële afwikkeling van de relatie. [A] betwist dat [B] is ingeteerd op haar privé-vermogen.
‘De rechtbank’aldaar (overweging 3.45 en volgende).
e-mail is immers gelegen 15 maanden nadat [A] is begonnen met betalen. Het enkele feit dat [A] betalingen heeft verricht en [B] de betalingen heeft geaccepteerd is onvoldoende om aan te nemen dat dit is gebeurd op grond van een overeenkomst.
‘Of we komen een bedrag overeen om het in een keer af te handelen, wat jij wil. Maar dat hangt af van wat we beuren’blijkt dat er een ontbindende voorwaarde is overeengekomen evenmin.