Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
€ 3.193,49 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 januari 2021 een vonnis gewezen in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde partij. Eiseres vorderde betaling van een geldsom van € 3.193,49, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat gedaagde drie facturen niet had betaald voor juridische werkzaamheden die eiseres had verricht op basis van een overeenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 16 december 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 januari 2021, die vanwege de coronamaatregelen online plaatsvond. Tijdens de mondelinge behandeling erkende gedaagde de vordering van eiseres, wat de rechter in zijn beoordeling meeneemt.
De rechter benadrukte dat bij een kort geding de spoedeisendheid van de vordering en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling belangrijke factoren zijn. Eiseres stelde dat hij de btw over de factuurbedragen had voorgeschoten en zonder een executoriale titel geen aftrekposten kon opvoeren in het kader van de vennootschapsbelasting. De rechter oordeelde dat er geen twijfel bestond over de toewijsbaarheid van het gevorderde bedrag en dat de spoedeisendheid voldoende was om de gevorderde geldsom toe te wijzen.
Het vonnis bevatte ook een toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten, maar de wettelijke handelsrente over deze kosten werd niet toegewezen, omdat deze kosten als vermogensschade worden aangemerkt. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.073,75 werden begroot, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.