ECLI:NL:RBOVE:2021:3830

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
08/0996069-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van belastingfraude en valsheid in geschrifte door bestuurder van een vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 67-jarige man, die als bestuurder van [bedrijf verdachte 1] B.V. is veroordeeld voor belastingfraude, valsheid in geschrifte en het opmaken van een onware balans. De verdachte had in 2011 onterecht bijna 600.000 euro aan belasting teruggevraagd voor een bouwgrond voor een ziekenhuis in Boxmeer, dat nooit is gerealiseerd. Daarnaast heeft hij valse facturen ingediend in de jaren 2012, 2013 en 2014 voor niet verrichte werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onjuiste aangifte omzetbelasting en het openbaar maken van onware jaarstukken. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn gedragingen hebben geleid tot een aanzienlijk belastingnadeel voor de staat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/0996069-15 (P)
Datum vonnis: 14 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 september 2019 en 30 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Zwarts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.R. Stoeten, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair) feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf verdachte 1] B.V. samen met anderen of alleen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2011 dan wel (subsidiair) dit feit in persoon heeft (mede)gepleegd;
feit 2:als bestuurder samen met anderen of alleen opzettelijk onware jaarstukken 2011 van [bedrijf verdachte 1] B.V. openbaar heeft gemaakt;
feit 3:(primair) feitelijke leiding heeft gegeven aan het samen met [bedrijf verdachte 1] B.V. of alleen oplichten van de Belastingdienst dan wel (subsidiair) samen met anderen of alleen plegen van valsheid in geschrift, door valse facturen op te laten maken en onterechte werkzaamheden te laten declareren bij [bedrijf verdachte 1] B.V.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
de besloten vennootschap [bedrijf verdachte 1] B.V. op of omstreeks 01 april 2011 in de gemeente Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van het jaar 2011 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebbende de besloten vennootschap [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of haar mededader(s), opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Groningen en/of Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet en/of ingediende electronische aangifte omzetbelasting over genoemd kwartaal, een te laag belastbaar bedrag en/of (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, althans voorbelasting opgevoerd vanwege de aankoop van grond terwijl die grond niet was geleverd, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), feitelijke leiding heeft gegeven;
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR terzake dat
hij op of omstreeks 01 april 2011 in de gemeente Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of één of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van het jaar 2011 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebbende verdachte en/of de besloten vennootschap [bedrijf verdachte 1] B.V., opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Groningen en/of Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet en/of ingediende electronische aangifte omzetbelasting over genoemd kwartaal, een te laag belastbaar bedrag en/of (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, althans voorbelasting opgevoerd vanwege de aankoop van grond
terwijl die grond niet was geleverd,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2
hij
als bestuurder van [bedrijf verdachte 1] B.V.,
al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer andere(n),
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 januari 2013, in de gemeente Groningen, althans elders in Nederland,
opzettelijk,
een onware staat en/of een onware balans en/of een onware winst- en verliesrekening, en/of een onware staat van baten en lasten en/of een onware toelichting op één van deze stukken, openbaar gemaakt of deze openbaarmaking opzettelijk toegelaten,
immers hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) de jaarstukken 2011 van [bedrijf verdachte 1] B.V., door middel van toezending aan/en of deponering bij de Kamer van Koophandel, openbaar gemaakt en/of deze openbaarmaking opzettelijk toegelaten;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de jaren 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of één of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,

1. door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of

2. door listige kunstgrepen en/of

3. door een samenweefsel van verdichtsels,

de belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het uitbetalen van een bedrag van circa EUR 1.757.838,00, althans een groot bedrag,
immers hebbende verdachte en/of [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of één of meer ander(en), voorbelasting opgevoerd op de aangifte(n) omzetbelasting van [bedrijf verdachte 1] B.V., afkomstig van valselijk opgemaakte facturen, wetende dat deze facturen valselijk waren opgemaakt, door op deze wijze extra inkomsten te creëren;
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), feitelijke leiding heeft gegeven;
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR terzake dat
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de jaren 2012 en/of 2013 en/of 2014
in de gemeente Groningen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten, onder meer,
A. een factuur van [bedrijf 1] d.d. 28 juni 2013 gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-041f); en/of
B. een factuur van [bedrijf verdachte 8] B.V. d.d. 30 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-043b); en/of
C. een factuur van [bedrijf 3] d.d. 29 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-045b);en/of
D. een factuur van [bedrijf verdachte 2] B.V. d.d. 30 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1]
B.V. (DOC-048a); en/of
E. een factuur van [bedrijf verdachte 3] d.d. 28 februari 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-052b); en/of
F. een factuur van [bedrijf verdachte 3] d.d. 31 december 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1]
B.V. (DOC-052k); en/of
G. een factuur van [bedrijf 4] d.d. 16 april 2012, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-054b); en/of
H. een factuur van [bedrijf 1] B.V. d.d. 29 juni 2012, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-056b); en/of
I. een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 30 september 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-061A); en/of
J. een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 30 mei 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-062e); en/of
K. een factuur van [bedrijf 6] B.V. d.d. 30 augustus 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. (DOC-066b); en/of
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft laten opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft laten vervalsen, door hierin ten onrechte werkzaamheden te (laten) declareren bij [bedrijf verdachte 1] B.V., wetende dat de werkzaamheden nog niet gedeclareerd mochten worden en/of wetende dat de werkzaamheden niet (volledig) zijn verricht en/of de werkzaamheden te declareren voor een niet zakelijke dan wel overeengekomen prijs,
met het oogmerk om de factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 aangevoerd dat de bouwgrond voor het op te richten ziekenhuis tot op heden niet is geleverd. Hierdoor mocht de grond niet als aftrekpost worden opgenomen in de aangifte Omzetbelasting van het eerste kwartaal van 2011 en evenmin worden vermeld als activapost op de balans van 2011 van [bedrijf verdachte 1] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 1] )
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat sprake is van oplichting van de Belastingdienst. Er is fraudeleus gehandeld, omdat er door slapende/niet actieve ondernemingen behorende tot het [bedrijven verdachte] concern op grote schaal is gefactureerd aan [bedrijf verdachte 1] , terwijl de [bedrijven verdachte] -ondernemingen geen financiële middelen hadden om de door hen gefactureerde BTW af te dragen en wisten dat [bedrijf verdachte 1] deze facturen niet kon betalen. Immers waren er ‘no cure no pay’- overeenkomsten afgesloten, omdat de financiering van het ziekenhuis nog niet rond was. Door in de overeenkomsten tussen de verschillende [bedrijven verdachte] -ondernemingen en derden een ‘no cure no pay’-clausule op te nemen bestond voor de [bedrijven verdachte] -ondernemingen geen noodzaak om, en was het ook niet logisch dat de in hun opdracht verrichte werkzaamheden, waarvoor zij zelf niet waren gefactureerd, aan [bedrijf verdachte 1] in rekening te brengen. Dat gebeurde echter wel, zodat [bedrijf verdachte 1] daarvan tegelijkertijd wel kon profiteren door de betreffende omzetbelasting als te vorderen btw op de aangiften omzetbelasting op te voeren. Aldus kon [bedrijf verdachte 1] met belastinggeld haar financiële ondergang uitstellen.
Daarnaast staan op de facturen onjuiste, dan wel niet verrichte werkzaamheden vermeld en is er voor zowel het personeel als voor derden meer werkzaamheden en uren gefactureerd dan zij in werkelijkheid aan het project hebben besteed.
De Belastingdienst heeft het belastingnadeel berekend op totaal ruim 2.3 miljoen euro.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte opzet had op het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting en het openbaar maken van onjuiste jaarstukken. Verdachte heeft de bewuste werkzaamheden aan [administratiekantoor] B.V. overgelaten en is hierbij afgegaan op wat door [administratiekantoor] aan hem is voorgelegd. Verdachte verkeerde dan ook in de veronderstelling dat er door [bedrijf verdachte 1] juist is gehandeld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake was van een oplichtingsmiddel als gevolg waarvan hij de Belastingdienst heeft bewogen gelden over te maken. De werkzaamheden moesten worden gefactureerd om [bedrijf verdachte 1] teneinde inzicht te geven in de gemaakte kosten ten behoeve van het ziekenhuisproject. Verdachte vertrouwde erop dat de financiering snel rond zou zijn en dat alle facturen betaald konden worden. Overigens blijkt uit diverse getuigenverklaringen dat er wel degelijk voor vele uren aan werkzaamheden voor het ziekenhuisproject zijn verricht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overwegingen ten aanzien van feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 verweten feitelijke leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting door [bedrijf verdachte 1]
Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of bewezen kan worden dat verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De rechtspersoon [bedrijf verdachte 1] B.V. is op 24 december 2008 opgericht. De onderneming is bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) ingeschreven en [bedrijf verdachte 3] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 3] ) is sinds 25 juni 2009 enig aandeelhouder en bestuurder van deze rechtspersoon. [2] Verdachte is van 9 juli 1992 tot en met 1 juli 2012 bestuurder van [bedrijf verdachte 3] . [3] Vanaf 1 juli 2012 is dit overgegaan in [bedrijf verdachte 4] B.V., met verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder. [4]
De gehele administratie van [bedrijf verdachte 1] werd verzorgd door [administratiekantoor] B.V. (hierna: [administratiekantoor] ). Verdachte heeft verklaard dat [administratiekantoor] namens [bedrijf verdachte 1] onder meer was belast met het verwerken van de administratie en het opmaken van de jaarstukken, de uitgaande facturen en de aangiften omzetbelasting. Verdachte was vanuit [bedrijf verdachte 1] aanspreekpunt en tevens bevoegd tot het geven van opdrachten aan [administratiekantoor] . [5]
Uit het dossier volgt dat verdachte sinds december 2008 samen met een aantal financiers van plan was om een Health Campus (een gespecialiseerd ziekenhuis) te ontwikkelen. De Health Campus, genaamd Hansa Oncology Clinic (hierna: het Hansa ziekenhuis), zou worden gevestigd in Boxmeer. Om dit te kunnen realiseren is er door de gemeente Boxmeer en [bedrijf verdachte 1] op 4 november 2009 een koopovereenkomst gesloten voor de aankoop van circa 30.000 vierkante meter grond voor een bedrag van 3.300.000,00 euro exclusief btw en overdrachtsbelasting. [6] De levering van de grond stond gepland op 16 februari 2011 bij notariskantoor Teeuwen. Een medewerkster van het notariskantoor heeft [bedrijf verdachte 1] ter attentie van verdachte op 10 februari 2011 per e-mail de conceptakte van levering [7] alsmede de daarbij behorende nota van afrekening [8] gestuurd.
Op 11 februari 2011 heeft verdachte per e-mail aan het notariskantoor meegedeeld dat de levering van de grond moest worden verschoven, omdat de investeerder afkomstig uit de USA op dat moment niet aanwezig kon zijn. Hierbij werd tevens gemeld dat geen sprake is van afstel, maar hooguit van uitstel van één of twee weken. [9] Vervolgens is er nooit meer een afspraak gemaakt met de notaris en/of de gemeente Boxmeer om te komen tot het passeren van de leveringsakte.
Op 1 april 2011 ontving de Belastingdienst de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2011 van [bedrijf verdachte 1] . [administratiekantoor] heeft namens [bedrijf verdachte 1] onder meer een bedrag van € 597.949,00 aan voorbelasting teruggevraagd met betrekking tot de aankoop van de bouwgrond van de gemeente Boxmeer. [10] De Belastingdienst heeft op 5 april 2011 gevraagd om het verzoek om teruggaaf van de omzetbelasting te onderbouwen met stukken. [11] Naar aanleiding hiervan zijn op 7 april 2011 door een medewerker van [administratiekantoor] enkele facturen, een kopie van de grootboekrekening voorbelasting 1e kwartaal 2011 alsmede een nota van afrekening naar de Belastingdienst gestuurd. [12] Op 12 april 2011 heeft de Belastingdienst opnieuw een brief gestuurd; in deze brief heeft zij aangegeven dat een nota van afrekening niet kan dienen voor teruggaaf van omzetbelasting en dat een akte van levering/koopakte aan de hand waarvan de notaris de nota van afrekening heeft opgemaakt, dient te worden aangeleverd. [13] Als reactie hierop stuurt [accountant] , accountant en contactpersoon van [administratiekantoor] , op 15 april 2011 een kopie van een conceptakte van levering aan de Belastingdienst. [14] Op basis hiervan is vervolgens de teruggaaf omzetbelasting verleend.
In 2013 is er een verzoek van de Belastingdienst Den Haag binnengekomen bij de Belastingdienst Noord te Groningen om een verzoek artikel 29 lid 2 wet Omzetbelasting in behandeling te nemen. Het betreffen renseignementen welke betrekking hebben op facturen gericht aan [bedrijf verdachte 1] welke niet (geheel) zijn betaald. [15] Dit zijn onder meer de facturen die in het eerste kwartaal 2011 voor de omzetbelasting door [bedrijf verdachte 1] in aftrek zijn gebracht. Uit onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat de grond waarvoor een koopovereenkomst is gesloten met de gemeente Boxmeer, niet is geleverd. Volgens medewerkers van de gemeente Boxmeer heeft er in 2010 alleen een aanbetaling plaatsgevonden van 10% van de koopsom. Verder was er nimmer een betaling binnengekomen van [bedrijf verdachte 1] voor de aankoop van grond. Er is dus volgens de gemeente niet getransporteerd. [16]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij op het moment van indiening van de aangifte omzetbelasting wist dat de grond nog niet was geleverd, maar dat het volledige bedrag op de koopsom van de grond aan voorbelasting is teruggevraagd. [17]
Feit 1
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [bedrijf verdachte 1] ten tijde van de aangifte geen juridische eigenaar van de grond was en dat [bedrijf verdachte 1] de grond evenmin economisch in gebruik had. Gezien het feit dat er geen grond is geleverd, had [bedrijf verdachte 1] geen enkele aanspraak op teruggaaf van voorbelasting met betrekking tot een aankoop van grond. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat namens [bedrijf verdachte 1] een onjuiste aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2011 is gedaan.
medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf verdachte 1] dit feit tezamen en in vereniging met [accountant] heeft gepleegd.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat [accountant] , directeur en accountant bij [administratiekantoor] , de belastingaangifte namens [bedrijf verdachte 1] heeft ingediend.
[fiscalist] , de fiscalist/belastingadviseur van [accountant] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gekeken naar de aftrekbaarheid van de btw op de aangekondigde aankoop van grond voor een ziekenhuis en dat hij met [accountant] discussie heeft gevoerd over de al dan niet aftrekbaarheid van de btw. Hij vermoedt dat hij destijds een inschatting heeft gemaakt en heeft geadviseerd om het aan de fiscus voor te leggen. Hij wist dat het restant van de koopsom op dat moment nog niet betaald was, en was waarschijnlijk van mening dat de omzetbelasting op het aanbetaalde deel mogelijk voor teruggave in aanmerking kwam. Op het restant van de koopsom niet. [18]
Ook [naam 1] heeft verklaard dat vanaf het eerste moment door [accountant] , [fiscalist] en verdachte discussie is gevoerd over de aftrekbaarheid van de btw op de eventueel aan te kopen bouwgrond in Boxmeer. [19]
Op 10 februari 2011, een paar minuten na ontvangst van de e-mail van de notaris met de conceptakte van levering en de daarbij behorende nota van afrekening en een dag voordat verdachte verzoekt om het passeren van de akte uit te stellen, heeft verdachte deze e-mail met bijlagen doorgestuurd aan [accountant] , met daarbij de tekst:
“ [accountant] volgens mij hebben wij wel wat aan deze factuur , lijkt je ook niet ??? [verdachte] ”.
Voorts heeft verdachte op 26 april 2011 de gemeente per e-mail gevraagd om de factuur van de grond met in de bijlage een voorbeeldfactuur waarin de btw is uitgesplitst over de koopprijs en aanbetaling, en de mededeling dat de factuur na ontvangst zo snel mogelijk wordt betaald. [20]
Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op het voorgaande niet anders zijn dan dat [accountant] , in zijn hoedanigheid als accountant, moet hebben geweten dat door de notaris enkel een conceptakte van levering was verstrekt en dat de levering van de grond niet had plaatsgevonden. Immers is een factuur van de gemeente niet nodig als er door de notaris een akte van levering is verstrekt. Door de volledige koopsom van de grond in vooraftrek te nemen, heeft [accountant] naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op medeplegen van het doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting.
Juridische toerekening feit 1 aan [bedrijf verdachte 1] B.V.
Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden zich voordoen: [21]
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangifte omzetbelasting is ingediend namens [bedrijf verdachte 1] . De verplichting om correcte aangiften omzetbelasting te doen is een verplichting van de belastingplichtige en in het onderhavige geval dus van [bedrijf verdachte 1] . Genoemde gedraging houdt verband met één of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Wet OB en heeft aldus plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Door het onjuist aangeven van de af te dragen omzetbelasting door [bedrijf verdachte 1] is de verboden gedraging daarnaast dienstig geweest in het door [bedrijf verdachte 1] uitgeoefende bedrijf of diens taakuitoefening.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verboden gedraging de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Feitelijk leidinggeven / medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte aan de gedragingen onder twee en drie feitelijke leiding heeft gegeven.
[bedrijf verdachte 1] is de normadressaat: zij is de belastingplichtige en de aangifte omzetbelasting is namens haar ingediend. Verdachte was op 1 april 2011 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf verdachte 3] en via die laatste rechtspersoon indirect formeel bestuurder van [bedrijf verdachte 1] . Verdachte was degene die [administratiekantoor] de opdracht heeft gegeven om de aangifte omzetbelasting voor [bedrijf verdachte 1] te verzorgen. Dit terwijl hij wist dat de levering van de grond nog niet had plaatsgevonden en het volledige bedrag op de koopsom van de grond niet in vooraftrek mocht worden genomen. Verdachte heeft dus opzet gehad op het doen van onjuiste aangifte omzetbelasting door [bedrijf verdachte 1] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging verricht door [bedrijf verdachte 1] , zoals hiervoor ten aanzien van feit 1 uiteen is gezet.
Feit 2
Na afloop van het boekjaar 2011 van [bedrijf verdachte 1] heeft [administratiekantoor] de opdracht gekregen voor het opmaken van de jaarstukken over dit boekjaar. Uit het uittreksel van de KvK blijkt dat de jaarrekening van 2011 op 25 januari 2013 is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. [22]
In de balans over 2011 is de ‘aankoop’ van de bouwgrond verwerkt als zijnde materiële vaste activa. [23] Dit is in de toelichting verantwoord als stand per 31 december 2011, bestaande uit
€ 330.000,00 aanschafwaarde + investeringen van € 3.275.585,00. De aanschaffingswaarde betreft € 3.605.585,00. Hierbij staat vermeld dat het de aankoop van een terrein ten behoeve van de bouw van een Oncologisch Ziekenhuis te Boxmeer betreft. [24]
Blijkens de toelichting grondslagen voor waardering activa en passiva vindt de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat plaats op basis van historische kosten.
De materiële vaste activa wordt gewaardeerd tegen de aanschafprijs (verkrijgingsprijs). [25]
Uit de verklaring van [naam 1] volgt dat hij de concept jaarrekening heeft opgesteld, welke vervolgens is besproken met verdachte en [accountant] . Zij zouden aan [naam 1] hebben aangegeven dat de post ‘Bedrijfsgebouwen en- terreinen’ per 31 december 2011
€ 3.605.585,00 moest bedragen. [26]
[naam 2] , aandeelhouder van [bedrijf verdachte 1] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een conceptbalans over 2011 heeft ontvangen waarin een grote post stond betreffende werk/projecten in wording. De grond in het project is in de definitieve balans geactiveerd. [naam 2] wilde een specificatie van die post. Deze heeft hij nooit ontvangen. [27]
Verdachte heeft op 26 juli 2012 een door [administratiekantoor] opgestelde Letter of Representation (LOR) ondertekend. [28] In deze LOR staat onder meer vermeld dat de onderneming eigenaresse is van alle in de balans opgenomen activa, dat er geen activa zijn bezwaard of in onderpand zijn gegeven behoudens hetgeen is vermeld in de samengestelde jaarrekening, dat de onderneming heeft voldaan aan alle bepalingen en overeenkomsten die een belangrijke invloed zouden hebben op de jaarrekening en dat “zij instemt met de door u aan ons overhandigde concept jaarrekening”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de grond op voornoemde wijze in de jaarrekening is opgenomen, omdat er zicht was op de levering. [29]
De rechtbank heeft onder feit 1 vastgesteld dat verdachte wist dat de grond niet was geleverd. Mede gezien de fiscale opleiding van verdachte en zijn voormalige functie als belastinginspecteur, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank moeten weten dat de grond niet als activapost op de balans mocht worden vermeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 3 primair
Verdachte wordt onder feit 3 primair verweten dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met [bedrijf verdachte 1] , de Belastingdienst heeft opgelicht, terwijl hij daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. De rechtbank constateert dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat niet verdachte, maar [bedrijf verdachte 1] de Belastingdienst heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen door voorbelasting op te voeren in de aangifte omzetbelasting. Bij bewezenverklaring van medeplegen in de voorliggende tenlastelegging, die gericht is op het feitelijk leidinggeven door verdachte aan strafbare feiten door de rechtspersoon, zou dat betekenen dat bewezen verklaard wordt het feitelijk leidinggeven aan het eigen (mede)plegen. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet mogelijk in strafrechtelijke zin feitelijke leiding te geven aan eigen gedragingen, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Feit 3 subsidiair
In het jaar 2015 is het faillissement van [bedrijf verdachte 1] uitgesproken, alsmede de faillissementen van de daaraan gelieerde vennootschappen [bedrijf verdachte 2] B.V., [bedrijf 5] B.V. en
[bedrijf verdachte 3] B.V. Al deze vennootschappen waren betrokken bij de ontwikkeling van het Hansa ziekenhuis. [30]
In de beschikbare administratie heeft de curator meerdere facturen aangetroffen, waarbij door diverse ondernemingen waarvan verdachte (indirect of middellijk) bestuurder is, richting [bedrijf verdachte 1] , de verantwoordelijke vennootschap voor het te realiseren Hansa ziekenhuis, is gedeclareerd. Een aantal van deze facturen zijn onder feit 3 subsidiair in elf gedachtestreepjes opgenomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, samen met andere personen uit het managementteam van [bedrijf verdachte 1] , aan [administratiekantoor] de opdracht heeft gegeven om de uitgaande facturen op naam van de betreffende ondernemingen aan [bedrijf verdachte 1] op te maken. [31]
Voordat de ten laste gelegde facturen worden besproken, stelt de rechtbank vast dat een aantal werkzaamheden met betrekking tot het Hansa project zouden worden verricht door derden en dat een aantal van hen middels hun onderneming een ‘no pay no cure’ overeenkomst heeft gesloten met de betreffende ondernemingen van het [bedrijven verdachte] concern. In deze overeenkomsten is opgenomen dat geen vergoeding verschuldigd is indien en zolang als [bedrijf verdachte 1] geen financiering heeft verkregen voor de aanschaf van de grond. Op deze manier konden de werkzaamheden voor het Hansa project alsnog doorgang vinden.
De volgende partijen hebben een ‘no cure no pay’ overeenkomst afgesloten:
- [bedrijf 1] B.V., vertegenwoordigd door [naam 3] en [bedrijf 7] B.V. d.d. 1 augustus 2010; [32]
- [bedrijf verdachte 8] B.V. en [naam 4] d.d. 30 december 2011; [33]
- [bedrijf verdachte 2] B.V. en [bedrijf 8] B.V., vertegenwoordigd door [naam 5] d.d. 1 december 2011; [34]
- [bedrijf verdachte 2] B.V. en [bedrijf 9] B.V., vertegenwoordigd door [naam 6] d.d. 10 januari 2011; [35]
- [bedrijf verdachte 2] B.V. en [bedrijf 10] B.V., vertegenwoordigd door [naam 7] d.d. 4 januari 2010; [36]
[bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 2] B.V. d.d. 1 november 2008; [37]
- [bedrijf verdachte 3] companies en [naam 8] d.d. 6 augustus 2012; [38]
- [bedrijf verdachte 2] B.V. en [bedrijf verdachte 5] , vertegenwoordigd door [naam 9] d.d. 5 januari 2010; [39]
- [bedrijf verdachte 6] B.V. en [bedrijf verdachte 5] , vertegenwoordigd door [naam 9] d.d. 15 augustus 2011; [40]
Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de beoordeling van de elf ten laste gelegde facturen in een andere volgorde bespreken.
[bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] )
De factuur van [bedrijf 1] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 28 juni 2013 en de factuur van [bedrijf 1] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 29 juni 2012
De eerste factuur heeft betrekking op werkzaamheden meerwerk Hotel Boxmeer juni 2013, verricht door [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] voor een bedrag van € 111.586,20. [41]
De tweede factuur heeft betrekking op werkzaamheden DO Hansa Clinics juni 2012 verricht door [naam 14] , [naam 11] en [naam 13] voor een bedrag van € 66.116,40. [42]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 1] een leverancier is van audio- en videomateriaal die zich onder meer bezighield met communicatielijnen en onderzoek naar de toepassingen hiervoor in de te bouwen zorginstellingen. [43]
[naam 15] , directiesecretaresse van [bedrijf verdachte 3] , heeft verklaard dat [bedrijf 1] al lang geen activiteiten meer verrichtte. [44]
[naam 10] , werkzaam als Business developmanager bij [bedrijf 5] B.V., heeft met betrekking tot de eerste factuur verklaard dat hij geen idee heeft waarom er werkzaamheden zijn gefactureerd die hij namens [bedrijf 1] zou hebben verricht. Hij heeft wel werkzaamheden verricht, maar niet zoveel uren als op de factuur staan. [naam 10] heeft geen idee wie deze uren heeft bepaald, hij heeft ze in ieder geval niet doorgegeven. Verder heeft hij verklaard dat hij niet zou weten wat [naam 11] en [naam 12] voor het Hansa hotel zouden hebben gedaan. Hij heeft niet met hen aan het Hansa hotel gewerkt. [naam 12] werkte deels op het secretariaat en deels bij [bedrijf verdachte 7] B.V. Zij had nog geen enkele werkervaring op het moment dat ze binnen kwam. [45]
[naam 16] heeft met betrekking tot deze facturen verklaard dat hij in 2010 met verdachte heeft afgesproken om op basis van ‘no cure no pay’ werkzaamheden te verrichten voor het Hansa project. In 2010 is een ‘no cure no pay’ overeenkomst opgemaakt namens [bedrijf 1] . Vanaf dat moment heeft hij zijn uren niet meer netjes bijgehouden en ook niet gefactureerd. Ook heeft hij [bedrijf 1] geen toestemming gegeven om voor hem te factureren. Hij wist niet dat [bedrijf 1] zijn werkzaamheden door factureerde. Ook heeft hij niet samengewerkt met de personen die staan vermeld op de facturen. Hij werkte alleen met verdachte, [naam 17] en [naam 7] . [46]
[naam 12] , voor 2013 werkzaam als internationaal projectmanager bij [bedrijf verdachte 3] en daarna bij [bedrijf verdachte 7] B.V., heeft met betrekking tot de eerste factuur verklaard dat zij geen idee heeft waarom de werkzaamheden namens [bedrijf 1] werden gedeclareerd. [naam 12] heeft verklaard dat zij nimmer voor [bedrijf 1] heeft gewerkt en dat ze geen idee heeft waar deze onderneming zich mee bezig houdt. Ook kan ze zich geen beeld vormen bij de in rekening gebrachte kantoorkosten. [47]
Bij de rechter-commissaris heeft [naam 12] verklaard dat zij voor het Hansa project vooral haalbaarheidsstudies voor het buitenland heeft verricht, maar dat dit geen werkzaamheden waren die betrekking hadden tot audio. [48]
[naam 11] heeft ten aanzien van de tweede factuur verklaard dat hij geen idee heeft wat wordt bedoeld met ‘DO werkzaamheden Hansa Clinics’. Het kan zijn dat hij in 2012 uren heeft gemaakt voor [bedrijf verdachte 1] , maar niet zoveel uren als vermeld op de factuur. Hij heeft geen idee welke werkzaamheden Huissen heeft verricht. Hij heeft nooit met hem samengewerkt. [naam 12] en [naam 14] deden dezelfde werkzaamheden als [naam 10] , maar ook niet zoveel uren als de facturen aangeven. [49]
[naam 11] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geen idee had hoe zijn uren werden
verantwoord. Hij heeft nooit uren gedeclareerd. [50]
[naam 7] , de adviseur op bouwgebied, heeft ten aanzien van deze facturen verklaard dat de personen vermeld op deze facturen niet inhoudelijk aan de bouwwerkzaamheden hebben meegewerkt. Hij weet niet wat voor werk deze personen hebben verricht, zoals staat vermeld op de facturen. Ze hebben in ieder geval niets in zijn opdracht gedaan. [51]
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat DOC-041f en DOC-056b valselijk zijn opgemaakt, omdat hierin werkzaamheden zijn opgenomen die niet of niet volledig door de betreffende personen zijn verricht.
[bedrijf verdachte 8] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 8] )
De factuur van [bedrijf verdachte 8] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 30 april 2013
Deze factuur heeft betrekking op de ontwikkeling Nurse-practitioner opleiding HBO in mei 2013 voor een bedrag van € 49.005,00. [52]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 8] zich onder meer bezig hield met het schrijven van een nurse practitioneropleiding, welke zou worden gebruikt binnen het nieuwe project. [naam 4] zou de opleiding schrijven, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd, ondanks de door Valentijn aangegeven bestede tijd die hij zou hebben gemaakt. In de periode 2011/2012 waren [naam 18] en [naam 19] adviseurs op dit vakgebied voor deze vennootschap. [53]
Volgens [naam 15] is [bedrijf verdachte 8] een oude [bedrijven verdachte] Ventures vennootschap, waar ooit de opleidingen in zaten. Dit bedrijf verrichtte al lange tijd geen activiteiten meer. [54]
[naam 19] , hoofd opleidingen binnen het UMCG, heeft ten aanzien van deze factuur verklaard dat hij zich ‘nul komma nul’ bij deze rekeningen kan voorstellen. Volgens [naam 19] is de Nurse-practitioner opleiding een bestaande opleiding bij de Hanze die hooguit voor het praktijkgedeelte op maat gemaakt zou kunnen worden. Normaal gesproken doet dit de superviserend medisch specialist die hiervoor € 3.000,00 per jaar krijgt (subsidie). Als het een apart ontwikkeltraject zou zijn, dan gaat het om drie maal het aantal contacturen voor ontwikkeltijd. Normaal staat daar voor onderwijs € 75,00 per uur voor, desnoods afgerond tot € 100,00. In het UMCG hoort onderwijs tot regulier werk. De specialist wordt niet zelf betaald, maar het bedrag gaat naar zijn afdeling. De bedragen op de getoonde facturen zijn volgens [naam 19] volstrekt belachelijke bedragen. [55]
[naam 4] , consultant op medisch gebied, heeft verklaard in het geheel geen werkzaamheden te hebben uitgevoerd in opdracht van [bedrijf verdachte 8] . In 2011/2012 heeft verdachte hem gevraagd om de leiding te nemen voor de opleiding Nurse practioner. Hier is nooit meer iets van gekomen. Na het opmaken van de ‘no cure no pay’ overeenkomst heeft hij nimmer een declaratie verstrekt, omdat hij geen werkzaamheden heeft verricht. [56]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat DOC-043b valselijk is opgemaakt, omdat hierin werkzaamheden staan vermeld die niet hebben plaatsgevonden dan wel zijn gedeclareerd tegen een niet zakelijke prijs.
[bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] )
De factuur van [bedrijf 3] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 29 april 2013
Deze factuur heeft betrekking op ICT begeleiding Hansa Clinics in de periode februari tot en met april 2013 voor een bedrag van € 108.046,22. [57]
Verdachte heeft verklaard dat de werkzaamheden van [bedrijf 3] erop gericht waren om voor het gehele health project subsidies te krijgen. Deze stichting schakelde hiervoor bedrijven in als [bedrijf 8] en [bedrijf 11] . [naam 5] was een werknemer van [bedrijf 8] en deed ICT-werkzaamheden voor [bedrijf 3] . [naam 10] verstrekte de opdracht aan [bedrijf 8] en voerde ook de werkzaamheden uit. [bedrijf 3] had geen personeel in dienst. [58]
[naam 15] heeft verklaard dat er niets meer in [bedrijf 3] zit en dat de stichting al lang niet meer actief was. [59]
[naam 5] , werkzaam als ICT consultant en mede-eigenaar van [bedrijf 8] B.V., heeft verklaard dat [bedrijf 3] hem niets zegt. De werkzaamheden op de betreffende factuur hebben betrekking op ICT-werkzaamheden, maar de uurvergoeding op de facturen is bij lange na niet het tarief waar hij voor werkt. Wanneer de facturen betrekking zouden hebben op zijn werkzaamheden dan klopt dit niet; hij heeft deze werkzaamheden niet verricht. [60]
[naam 10] heeft verklaard dat de werkzaamheden op de facturen in het geheel niet door [bedrijf 3] zouden worden gedaan. [naam 10] heeft geen idee door wie de facturen zijn opgemaakt en concludeert dat er sprake is van valse facturen. Er gebeurde namelijk niets binnen [bedrijf 3] . Er zijn nooit werkzaamheden verricht. De kantoorkosten op de factuur betreffen volgens [naam 10] ook ‘fake kosten’. [61]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen de werkzaamheden op deze factuur niet door de betreffende derden zijn verricht en tevens zijn gedeclareerd tegen een niet zakelijke prijs, waardoor DOC-045b valselijk is opgemaakt.
[bedrijf verdachte 2] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 2] )
De factuur van [bedrijf verdachte 2] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 30 april 2013
Deze factuur heeft betrekking op werkzaamheden van [naam 7] en [naam 6] in de periode januari tot en met april 2013 voor een bedrag van € 118.918,80. [62]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 2] zich bezig hield met consultancy op het gebied van healthcare, waaronder het verkrijgen van vergunningen, communicatie en het begrijpen van medische protocollen. Zij deed alles wat nodig is om de ziekenhuizen volledig werkend af te kunnen leveren. [bedrijf verdachte 2] maakte uitsluitend gebruik van derden en had vanaf 2011 geen personeel in dienst. [63]
[naam 6] heeft verklaard dat vanaf het moment dat de ‘no cure no pay’-overeenkomst is opgemaakt, geen facturen meer namens zijn onderneming [bedrijf 9] B.V. zijn ingezonden. [64] Verder heeft hij verklaard dat hij niet op de hoogte was van de omstandigheid dat door [bedrijf verdachte 2] een bedrag van € 105.000,00 exclusief btw is door gefactureerd aan [bedrijf verdachte 1] . Volgens zijn eigen urenoverzicht had hij nog een bedrag van € 36.400,00 te declareren. [65]
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf verdachte 2] voor de werkzaamheden van Bendervoet een winst van € 68.600,00 zou maken, terwijl beide laatste partijen een 'no cure no pay’- overeenkomst met elkaar zijn aangegaan.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat DOC-048a valselijk is opgemaakt.
[bedrijf verdachte 3] / [bedrijf verdachte 7] B.V (hierna: [bedrijf verdachte 7] )
De factuur van [bedrijf verdachte 3] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 28 februari 2014 en de factuur van [bedrijf verdachte 3] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 31 december 2014
Deze eerste factuur heeft betrekking op “werkzaamheden Hansa Clinics te Boxmeer, februari 2014”, verricht door [naam 11] en [naam 12] voor een bedrag van € 55.664,84. [66]
De tweede factuur heeft betrekking op “Werkzaamheden Hansa Clinics Boxmeer december 2014”, verricht door [naam 7] , [naam 11] en [naam 12] voor een bedrag van € 70.712,40. [67]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 7] zich vanaf 2010 met name bezig hield met licenties en alle business rondom het oncologische veld. [68] [naam 11] was fulltime bij [bedrijf verdachte 7] in dienst en werkte volgens verdachte alleen voor het ziekenhuisproject. [69] [naam 12] verrichtte via [bedrijf verdachte 3] activiteiten voor [bedrijf verdachte 7] . Zij werkte als bedrijfskundige bij het project. [70]
[naam 15] heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 7] zich in het geheel niet bezig hield met het nieuw op te zetten project van het te bouwen ziekenhuis. [71]
[naam 11] heeft ten aanzien van deze facturen verklaard dat hij voor het ziekenhuis in Boxmeer alsmede het hotel weinig heeft gedaan. Volgens [naam 11] kunnen de uren op de facturen die betrekking hebben op 2014 niet kloppen. Hij heeft wel werk voor ze gedaan, maar niet fulltime en ook niet in deze hoeveelheden. [naam 12] hield zich wel meer met deze projecten bezig, maar niet zoveel uren als op de facturen staan vermeld. Zij hielp hem ook nog bij de internationale projecten. [72]
[naam 11] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat alle uren moesten worden geboekt op het Hansa Project. Hij had geen idee hoe zijn uren werden verantwoord. Hij heeft nooit uren gedeclareerd. [73]
[naam 12] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in de fase van het afwikkelen van de Europese projecten heeft gehoord dat alle uren op Hansa moesten worden gezet, maar dat ze geen idee heeft hoe die uren werden verantwoord. Dijk heeft nooit uren gedeclareerd. [74]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat DOC-052b en DOC-052k valselijk zijn opgemaakt, omdat de uren die staan vermeld op deze facturen niet overeenkomen met het aantal daadwerkelijk gewerkte uren.
[bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] )
De factuur van [bedrijf 4] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 16 april 2012
Deze factuur heeft betrekking op de “Vaststelling Hospitality services programma Hansa Clinics te Boxmeer” voor een bedrag van € 41.650,00. [75]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [bedrijf 4] mensen inhuurde die de logistieke opzet van de keuken en de catering van het ziekenhuis moesten gaan onderzoeken en beoordelen. [76]
Bij de FIOD heeft verdachte verklaard dat door [bedrijf 4] een product werd geleverd aan bedrijven dat werd ingekocht vanuit Engeland, maar dat zij deze werkzaamheden destijds hebben afgestoten en overgedragen aan de heer [naam 21] die het bedrijf verliet om voor zichzelf te beginnen. [bedrijf 4] had vanaf 2011 geen personeel meer in dienst. Volgens verdachte hebben zij vanaf 2011 onder meer gebruik gemaakt van de diensten van [naam 22] , [naam 23] , [bedrijf 12] uit Veghel en de [bedrijf 13] uit Nieuwegein, welke hen ondersteunden in de expertise voor wat betreft ziekenhuis horeca, keuken en catering etc. [77]
[naam 15] heeft verklaard dat [bedrijf 4] ook onder [bedrijven verdachte] Ventures viel en zich bezig hield met schoonmaakmiddelen voor horeca. [bedrijf 4] had al lange tijd geen activiteiten meer. [78]
Gelet op de inconsistente verklaringen van verdachte over de werkzaamheden van [bedrijf 4] en zijn verklaring dat [bedrijf verdachte 1] de werkzaamheden van [bedrijf 4] in 2011 heeft afgestoten, concludeert de rechtbank dat de werkzaamheden op de factuur niet door [bedrijf 4] zijn verricht.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat DOC-054b valselijk is opgemaakt.
[bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] )
De factuur van [bedrijf 5] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 30 september 2013 en de factuur van [bedrijf 5] aan [bedrijf verdachte 1] d.d. 30 mei 2014
De eerste factuur heeft betrekking op werkzaamheden van kwartaal 3 van 2013, verricht door [naam 10] , [naam 24] , [naam 25] , [naam 26] en [naam 27] voor een bedrag van € 109.469,91. [79]
De tweede factuur heeft betrekking op “Werkzaamheden periode mei 2014” verricht door [naam 10] voor een bedrag van € 31.808,48. [80]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 5] zich bezig hield met de huur en verhuur van bedrijfs- en vergaderruimtes en met alles wat te maken heeft op het bouwkundig gebied, schoonmaak,
verstoppingen, onderhoud etc. [81] [naam 28] en [naam 24] waren werkzaam als facilitaire medewerkers en deden de praktische zaken. Beiden stonden volledig op de loonlijst bij [bedrijf verdachte 7] Support B.V. Hun werkzaamheden werden één op één doorbelast naar [bedrijf verdachte 1] .
[naam 25] en [naam 26] werkten parttime binnen [bedrijf 5] en hielden zich bezig met receptie-/secretariaatwerkzaamheden. [naam 27] zou volgens verdachte een soortgelijk geval zijn geweest. [82]
[naam 10] , manager van [bedrijf 5] , heeft met betrekking tot deze facturen verklaard dat hij zich met betrekking tot het Hansa project vooral heeft gericht op ICT-werkzaamheden. Naast hem waren [naam 29] en [naam 30] in dienst als receptioniste aan de balie. [naam 24] was de huismeester/conciërge, [naam 28] was de schoonmaker en [naam 27] was een oproepkracht voor de receptie.
[naam 10] heeft verklaard de betreffende facturen nooit eerder te hebben gezien. Dit terwijl hij de persoon is die alle uitgaande facturen van [bedrijf 5] controleerde en tekende. Volgens [naam 10] was het bedrijf nooit failliet gegaan als de bedragen, zoals vermeld op de facturen, bij [bedrijf 5] waren binnengekomen. [naam 10] heeft verder verklaard dat hij pas vanaf oktober 2013 volledig heeft gewerkt voor het nieuwe ziekenhuis. Hij heeft geen idee wie de uurtarieven namens hem heeft bepaald en wat voor soort werkzaamheden de andere personen hebben verricht voor [bedrijf verdachte 1] . Bovendien zou hij niet weten hoe de uren van de heer [naam 24] zouden moeten worden verantwoord, gezien zijn dagelijkse taken zoals huismeester en soms fungeren als chauffeur voor verdachte. [83]
[naam 24] heeft verklaard dat hij in 2008 als een soort conciërge in dienst is gekomen bij [bedrijf 5] . Zijn werkzaamheden bestonden uit het begeleiden van eventuele nieuwe huurders, het vervangen van lampen, vergaderingen regelen, koffie zetten en klanten of relaties halen of brengen. Dit soort werkzaamheden heeft hij altijd gedaan totdat hij in 2014 werd ontslagen, omdat het niet goed ging met het bedrijf. [naam 24] heeft verklaard dat hij niet van het bestaan van de facturen afwist en ook niet wist dat hij werd verhuurd namens bedrijven aan een ander bedrijf, of dat hij werkzaamheden verrichtte voor andere bedrijven. De bedragen op de facturen zijn veel hoger dan hetgeen hij verdiende. Het verschil tussen zijn gefactureerde werkzaamheden en hetgeen hij verdiende vindt hij een erg groot verschil. [naam 24] verdiende immers nog geen € 2.000,00 bruto per maand. [84]
Gezien de omstandigheid dat de uren die staan vermeld op deze facturen niet overeenkomen met de daadwerkelijk gewerkte uren en de tarieven in geen enkele verhouding staan tot het salaris wat zij verdienden, acht de rechtbank bewezen dat DOC-061a en DOC-061e valselijk zijn opgemaakt.
Gelet op het feit dat de uren van het ondersteunende personeel ook in de daaropvolgende maanden volledig zijn doorgefactureerd aan [bedrijf verdachte 1] , acht de rechtbank ook deze facturen vals.
[bedrijf 6] B.V. (hierna: [bedrijf 6] )
De factuur van [bedrijf 6] aan [bedrijf verdachte 1] . d.d. 30 augustus 2013
Deze factuur heeft betrekking op werkzaamheden “Studies Surgial Vision for [bedrijf verdachte 1]
from [bedrijf 14] + UMCG ( [naam 31] ) Phase III and IV” voor een bedrag van
€ 145.200,00. [85]
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 6] zich bezig hield met een project voortkomend uit de Universiteiten van Groningen en München en nog een aantal kerninstituten waarbij ze fluorisentie in de bloedbaan brengen die oplicht bij een foute tumor. Hiervoor is een speciale camera ontwikkeld om foute cellen in beeld te kunnen brengen. De betreffende instituten factureerden hun werkzaamheden aan [bedrijf 6] die dit heeft door gefactureerd aan [bedrijf verdachte 1] , omdat [bedrijf verdachte 1] deze techniek in handen wilde krijgen. [86] De werkzaamheden werden verricht door [naam 31] en [naam 32] , verbonden aan het UMCG. [bedrijf verdachte 1] heeft een overeenkomst met het UMCG gesloten om technieken toe te passen die eerst door deze mensen gevalideerd moesten worden. Voor het verkrijgen van hun onderzoeksresultaten, moest [bedrijf verdachte 1] een dergelijk team inhuren. De directeur van [bedrijf 15] , de heer [naam 33] , besliste hierover. [87]
[naam 31] heeft verklaard dat hij via [naam 17] contact heeft gehad met [bedrijf 6] . De universiteit in München had een medisch apparaat ontwikkeld, welke het UMCG bruikbaar wilde maken. [bedrijf 6] had opdracht gegeven om dit te ontwikkelen. De kosten hiervoor bedroegen € 50.000,00, waarvan € 35.000,00 aanbetaald diende te worden. Het bedrag is aanbetaald en er is een factuur ontvangen. Er is echter nimmer geleverd. Later is er nog een factuur gestuurd door [bedrijf 6] , maar deze heeft men verscheurd en niet betaald. [naam 31] heeft verklaard dat tot aan de dag van vandaag niets is geleverd en dat hij nooit diensten heeft verricht en in rekening heeft gebracht namens het UMCG dan wel namens hemzelf aan [bedrijf 6] . [88]
[naam 33] , algemeen directeur bij [bedrijf 15] , heeft verklaard dat [bedrijf 15] via de Raad van Bestuur van het UMCG vanaf februari 2015 contact had met [bedrijf verdachte 1] . Verdachte had zich bij het UMCG gemeld als financier die 20 miljoen euro beschikbaar had voor een patronen faciliteit. [bedrijf 15] zou deze financiering regelen. Verdachte had aangegeven meer te willen financieren, maar dan wilde hij graag opleidingsfaciliteiten via het UMCG. [bedrijf 15] heeft een backgroundonderzoek laten doen naar de financiële situatie van verdachte. Zij hebben verdachte gevraagd aan te tonen dat hij de beschikking had over de financiën die hij had toegezegd. Dit bleef allemaal een beetje vaag. Begin april 2016 is de knoop doorgehakt om de zaak stop te zetten. Het bleef namelijk bij beloftes die niet waar konden worden gemaakt. Volgens [naam 33] heeft [bedrijf 15] nooit facturen opgemaakt richting verdachte dan wel één van zijn vennootschappen. De werkzaamheden op de betreffende factuur zeggen [naam 33] niets. [bedrijf 15] is hier op geen enkele wijze bij betrokken geweest. [89]
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat DOC-066b valselijk is opgemaakt, omdat hierin werkzaamheden staan vermeld die niet hebben plaatsgevonden.
Conclusie
Uit de voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de werkzaamheden welke door derden zouden zijn verricht, die door de betreffende personen echter nog niet gefactureerd hadden mogen worden, toch zijn gefactureerd aan de betreffende [bedrijven verdachte] -ondernemingen; in de diverse ‘no pay no cure’ overeenkomsten is immers vastgelegd dat deze derden niet zullen factureren zolang er geen financier voor het Hansa project is gevonden. Ondanks deze afspraak en in de wetenschap dat deze derden niet konden worden betaald omdat de betreffende [bedrijven verdachte] -ondernemingen en ook [bedrijf verdachte 1] niet beschikten over liquide middelen, is er in opdracht van verdachte door de betreffende [bedrijven verdachte] -ondernemingen, waarvan de meesten niet meer actief waren, wel doorgefactureerd aan [bedrijf verdachte 1] met forse opslagpercentages. Dit terwijl de derden hun gewerkte uren niet of nauwelijks hebben bijgehouden en/of doorgegeven. Er zijn werkzaamheden gedeclareerd ofwel tegen een niet zakelijke dan wel niet overeengekomen prijs, ofwel terwijl een groot deel van de gedeclareerde werkzaamheden niet of niet volledig zijn verricht of hebben plaatsgevonden, ofwel terwijl deze derden in het geheel niet hebben gewerkt voor de betreffende ondernemingen.
Ook voor het personeel dat in dienst was bij een andere [bedrijven verdachte] -onderneming zijn facturen aan [bedrijf verdachte 1] uitgeschreven, terwijl is gebleken dat een aantal van hen in het geheel geen dan wel voor minder uren werk heeft verricht voor het Hansa project. Daarnaast zijn bedragen gefactureerd die in geen enkele verhouding stonden tot het salaris wat men verdiende.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de administratie omstreeks 2004 of 2005 werd gedaan door [administratiekantoor] en dat daarvoor de administratie onderdeel was van de [bedrijven verdachte] groep. [90] Vanaf de oprichting van [bedrijf verdachte 1] waren zij belast met het verzorgen van de administratie. [accountant] was het enige aanspreekpunt voor verdachte bij [administratiekantoor] . Door medewerkers van [administratiekantoor] werden onder andere de aangiften, het verwerken van de administratie, het opmaken van de jaarstukken, het opmaken van de uitgaande facturen, correspondentie met de Belastingdienst verzorgd. Verdachte was namens [bedrijf verdachte 1] het aanspreekpunt voor de mensen van [administratiekantoor] en bevoegd om namens [bedrijf verdachte 1] opdrachten aan [administratiekantoor] te verstrekken. [91]
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de ontvangen overzichten met gewerkte uren wel moest verwerken in de facturen, omdat de directie van [bedrijf verdachte 1] en de aandeelhouders inzicht wilden houden wat de stand van zaken was. [92] Aan de hand van urenlijsten, die werden doorgegeven aan [administratiekantoor] , maakte [administratiekantoor] in “onze” opdracht facturen op. “Wij leverden dus de gegevens aan voor deze facturen, waarna de facturen werden opgemaakt door [administratiekantoor] .”, aldus verdachte. Globaal was verdachte op de hoogte van de gewerkte uren. Globaal hield verdachte dit wel in de gaten. [93]
De rechtbank komt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte alle onder 3 subsidiair genoemde facturen aan [bedrijf verdachte 1] opzettelijk valselijk heeft laten opmaken.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
de besloten vennootschap [bedrijf verdachte 1] B.V. op 1 april 2011 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van het jaar 2011 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebbende de besloten vennootschap [bedrijf verdachte 1] B.V. en haar mededader, opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen ingediende electronische aangifte omzetbelasting over genoemd kwartaal, voorbelasting opgevoerd vanwege de aankoop van grond terwijl die grond niet was geleverd, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2
hij als bestuurder van [bedrijf verdachte 1] B.V. op 25 januari 2013 in Nederland,
opzettelijk een onware balans en onware toelichting op één van deze stukken, openbaar heeft gemaakt,
immers heeft verdachte de jaarstukken 2011 van [bedrijf verdachte 1] B.V. door middel van deponering bij de Kamer van Koophandel, openbaar gemaakt;
3 subsidiair
hij in de jaren 2012 en/of 2013 en/of 2014 in Nederland meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten, onder meer
A. een factuur van [bedrijf 1] d.d. 28 juni 2013 gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en
B. een factuur van [bedrijf verdachte 8] B.V. d.d. 30 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en
C. een factuur van [bedrijf 3] d.d. 29 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en
D. een factuur van [bedrijf verdachte 2] B.V. d.d. 30 april 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en
E. een factuur van [bedrijf verdachte 3] d.d. 28 februari 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en
F. een factuur van [bedrijf verdachte 3] d.d. 31 december 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1]
B.V. ; en
G. een factuur van [bedrijf 4] d.d. 16 april 2012, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. ; en
H. een factuur van [bedrijf 1] B.V. d.d. 29 juni 2012, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. ; en
I. een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 30 september 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. ; en
J. een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 30 mei 2014, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. ; en
K. een factuur van [bedrijf 6] B.V. d.d. 30 augustus 2013, gericht aan [bedrijf verdachte 1] B.V. ;
valselijk heeft laten opmaken,
door hierin ten onrechte werkzaamheden te (laten) declareren bij [bedrijf verdachte 1] B.V., wetende dat de werkzaamheden nog niet gedeclareerd mochten worden en wetende dat de werkzaamheden niet (volledig) zijn verricht en de werkzaamheden te declareren voor een niet zakelijke dan wel overeengekomen prijs,
met het oogmerk om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 en 336 Sr en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2
het misdrijf:
het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware balans en een onware toelichting op een van die stukken;
feit 3 subsidiair
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat een afdoening met een gevangenisstraf van 36 maanden passend zou zijn, maar heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
De officier van justitie merkt als strafverzwarende omstandigheid aan dat verdachte in het verleden werkzaam is geweest als inspecteur bij de Belastingdienst. In het voordeel van verdachte houdt hij bij zijn strafeis rekening met de ouderdom van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten.
Mocht de rechtbank toch tot een strafoplegging komen, dan heeft hij bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop, de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte in persoon failliet is verklaard. Daarnaast verzoekt de raadsman rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte heeft gehandeld met goede bedoelingen en de intentie heeft om alle schulden te betalen.
Hij heeft primair verzocht om verdachte per feit de maximale taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Subsidiair heeft hij verzocht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen en hiervan een groot deel voorwaardelijk op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel van het strafblad van verdachte van 1 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank zal hiermee noch in strafverzwarende, noch in strafverminderende zin rekening houden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 9 juli 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in staat lijkt te zijn om zelfstandig zijn leven op orde te houden en op een sociaal maatschappelijk gewenste manier te functioneren. De reclassering ziet geen mogelijkheden om interventies aan te bieden. Een reclasseringstoezicht met bijbehorende interventies is dan ook niet geïndiceerd. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op de ontwikkelde oriëntatiepunten met betrekking tot fraudedelicten. Deze oriëntatiepunten geven als vertrekpunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,00 en
€ 1.000.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden. Voor een benadelingsbedrag van meer dan € 1.000.000,00 is een minimale gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt.
Het onterecht claimen van de teruggaaf omzetbelasting over de aankoop van bouwgrond leidt reeds tot een nadeelberekening van bijna € 600.000,00 (AMB-020). Dit bedrag dient nog vermeerderd te worden met het belastingnadeel dat is ontstaan door de onjuist gedane teruggaven omzetbelasting middels de valselijk opgemaakte facturen. Verdachte heeft zich echter ook nog strafbaar gemaakt aan het valselijk laten opmaken van een substantieel aantal facturen en het als bestuurder openbaar maken van een onware balans en toelichting daarop, waardoor aan derden een betere financiële situatie van [bedrijf verdachte 1] werd voorgespiegeld dan daadwerkelijk aan de orde was.
De rechtbank merkt bovendien als strafverzwarende omstandigheid aan dat verdachte een fiscale opleiding heeft genoten en in het verleden inspecteur bij de Belastingdienst is geweest, waarbij hij zich ook bezig heeft gehouden met de sectie ‘ondernemingen’.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden in beginsel gerechtvaardigd.
Bij de uiteindelijke bepaling van de op te leggen sanctie heeft de rechtbank tevens acht geslagen op in het algemeen de ouderdom van de zaak en meer in het bijzonder het feit dat sprake is van een behoorlijke overschrijding van de redelijke termijn. In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op de dag van de doorzoeking van de woning van verdachte, te weten 10 februari 2016. Dit betekent, uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren, dat verdachte in beginsel de afronding van zijn proces met een eindvonnis op (uiterlijk) 10 februari 2018 had mogen verwachten. De datum van dit vonnis is echter 14 oktober 2021, ruim drie jaar en acht maanden na het verstrijken van de redelijke termijn.
Alles overwegende, rekening houdend met zowel het tijdsverloop als de hiervoor genoemde overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, acht de rechtbank derhalve passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen administratie wordt teruggegeven aan verdachte.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen administratie.
De rechtbank zal de teruggave van de in beslaggenomen administratie aan de verdachte gelasten, aangezien de administratie niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 51 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2, het misdrijf:
het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware balans en een onware toelichting op een van die stukken;
feit 3 subsidiair, het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de
teruggavevan het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten de administratie van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en
mr. F.M.A. ’t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.
Buiten staat
Mr. F.M.A. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van het onderzoek van de Belastingdienst/FIOD, met nummer 54106 (onderzoek Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden of bijlages van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Uittreksel Kamer van Koophandel (DOC-112), pagina 966.
3.AMB-001, pagina 425, onderaan.
4.Uittreksel Kamer van Koophandel (DOC-112), pagina 970-971.
5.V-001-04, pagina 199, midden.
6.V-001-03, pagina 194-196.
7.DOC-990, pagina 538-545.
8.DOC-007, pagina 534-535.
9.DOC-014, pagina 558.
10.DOC-001, pagina 527 en AMB-003, pagina 442-445.
11.DOC-002, pagina 538.
12.DOC-004, pagina 531.
13.DOC-003, pagina 530.
14.DOC-009, pagina 537-546.
15.AMB-015, pagina 485, midden.
16.OPV, pagina 7.
17.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [fiscalist] bij de rechter-commissaris van 5 oktober 2017.
19.G-007-01, pagina 307.
20.Pagina 1028,
21.HR 25 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.
22.DOC-112, pagina 966.
23.DOC-016, pagina 569.
24.DOC-017, pagina 588.
25.DOC-016, pagina 570.
26.G-007-01, pagina 304, midden.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris van 10 juli 2019.
28.DOC-039, pagina 691.
29.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.
30.AMB-015, pagina 485, onderaan.
31.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.
32.DOC-040, pagina 692-693.
33.DOC-042, pagina 704-705.
34.DOC-044, pagina 716-718.
35.DOC-047, pagina 727-728.
36.DOC-076, pagina 918-919.
37.DOC-108, pagina 957-958.
38.DOC-109, pagina 960-961.
39.DOC-110, pagina 962-963.
40.DOC-111, pagina 964-965.
41.DOC-041f, pagina 699.
42.DOC-056b, pagina 774.
43.V01-002, pagina 188.
44.G-019-01, pagina 390.
45.G-018-01, pagina 384, midden.
46.G-012-02, pagina 348, 349, 353 en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 16] bij de rechter-commissaris van 12 januari 2020.
47.AMB-008, pagina 2, midden.
48.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris van 1 juli 2019.
49.G-022-01, pagina 403.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] bij de rechter-commissaris van 2 oktober 2019.
51.G-026-01, pagina 419.
52.DOC-043b, pagina 707.
53.V-01-002, pagina 188.
54.G-019-01, pagina 390.
55.G-021-01, pagina 399.
56.G-013-01, pagina 358-359.
57.DOC-045b, pagina 720.
58.V-01-002, pagina 188.
59.G-019-01, pagina 390.
60.G-014-01, pagina 366.
61.G-018-01, pagina 386.
62.DOC-048a, pagina 729.
63.V-01-002, pagina 189.
64.G-015-01, pagina 369.
65.G-015-01, pagina 370-371.
66.DOC-052b, pagina 747.
67.DOC-052k, pagina 756
68.V-001-02, pagina 189.
69.V-001-03, pagina 193.
70.V-001-03, pagina 193.
71.G-019-01, pagina 390.
72.G-022-01, pagina 403.
73.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] bij de rechter-commissaris van 2 oktober 2019.
74.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris van 1 juli 2019.
75.DOC-054b, pagina 763.
76.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021.
77.V-001-02, pagina 187.
78.G-019-01, pagina 390.
79.DOC-061a, pagina 784.
80.DOC-062e, pagina 792.
81.V-01-002, pagina 188.
82.V-001-03, pagina 193-194.
83.G-018-01, pagina 383-384.
84.G-023-01, pagina 406-407.
85.DOC-066b, pagina 816.
86.V-001-02, pagina 189.
87.V-001-03, pagina 194.
88.AMB-007, pagina 457.
89.G-025-01, pagina 413-414.
90.V-001-02, pagina 190.
91.V-001-04, pagina 199.
92.V-001-05, pagina 210.
93.V-001-05, pagina 211.