ECLI:NL:RBOVE:2021:3793

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
ak_21_87
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het kappen van twee eiken in Staphorst; afweging van belangen tussen behoud van bomen en verzoek tot kap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over het kappen van twee eiken in Staphorst. Eiser had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om drie eiken te kappen, omdat hij stelde dat de bomen een gevaar vormden voor de stabiliteit van een muur van een naastgelegen perceel. De gemeente Staphorst verleende een vergunning voor het kappen van drie essen, maar weigerde de vergunning voor de eiken. Eiser ging in beroep tegen dit besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht het belang van het behoud van de bomen zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van eiser en de derde-partij. De rechtbank oordeelde dat de bomen deel uitmaken van een waardevolle houtopstand en dat de visuele beoordeling van de bomen door de gemeente voldoende was om de vergunning te weigeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de eiken beeldbepalend zijn voor de ecologie en het landschap in de omgeving. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de bomen zwaarder wegen dan de belangen van eiser en derde-partij om de bomen te verwijderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/87

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: [naam 1] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, verweerder,

gemachtigde: M. Fix.

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam 2] , te Staphorst.

Procesverloop

In een tweetal besluiten van 17 juni 2020 heeft verweerder naar aanleiding van een op
25 april 2020 door eiser ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van eiken en essen, enerzijds een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van drie essen (primair besluit 1) en anderzijds een omgevingsvergunning geweigerd voor het kappen van twee elzen en drie eiken (primair besluit 2)
.
In het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder onder overneming van het advies van de bezwarencommissie het bezwaar van derde-partij tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard, het primaire besluit 2 herroepen en mede op grond van een op 24 september 2020 ingediende (gewijzigde) aanvraag voor een omgevingsvergunning een ontheffing aan eiser verleend voor het kappen van twee elzen en besloten dat de omgevingsvergunning voor het kappen van drie eiken wordt geweigerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Derde-partij heeft de rechtbank een reactie doen toekomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
In het besluit van 30 juni 2021 heeft verweerder alsnog een omgevingsvergunning verleend voor één van de drie eiken.
Van de zijde van eiser zijn per e-mail van 18 september 2021 een aantal foto’s en een aanvulling op de beroepsgronden aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2021 op zitting behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 3] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door W.H. Remmelts en A.J. Pronk. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van, voor zover hier van belang, drie eiken op het perceel aan de [adres 1] te Staphorst. Het vellen van de eiken is volgens eiser noodzakelijk in verband met verzakking van de muur van de schuur op het naastgelegen perceel van derde-partij aan de [adres 2] te Staphorst. Tevens geeft eiser aan dat de kap van bomen noodzakelijk is omdat een damwand moet worden aangebracht en omdat de bomen in een slechte staat verkeren.
2. Verweerder heeft de gevraagde vergunning geweigerd, zij het dat er nadien alsnog een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van één van de drie eiken, omdat deze eik bij nameting op grond bleek te staan waar een vergund bijgebouw moet worden geplaatst. Verweerder is - kort gezegd - van mening dat de belangen die worden gediend met het behoud van de bomen, zwaarder wegen dan de belangen van eiser. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de bomen blijkens een beoordeling op 12 oktober 2020 ondanks enig dood hout in de kroon en waterlot aan de stamvoet, een goede vitaliteit en conditie bezitten en middels vakkundig onderhoud vitaal zullen blijven. Voorts maken de bomen blijkens het “Beleidsplan particuliere bomen gemeente Staphorst” onderdeel uit van een waardevolle singel en zijn ze beeldbepalend en van waarde voor de ecologie en het landschap. Daarnaast zijn de bomen door hun grootte en habitat beeldbepalend en van waarde voor het dorpsschoon van De Streek.
3. Eiser is het niet eens met verweerders besluit. In de eerste plaats stelt hij dat uit de “Bomenverordening gemeente Staphorst” van 1 april 2019 zou blijken dat:
- de eikenbomen zelf niet zijn aangemerkt als waardevolle boom, waardevol landschapselement of waardevolle bomenrij en dat het gebied waarbinnen de bomen staan, slechts een zekere mate van bescherming behoeft. Er zou slechts een licht regime gelden.
Verder stelt eiser dat:
- de eikenbomen door verzakking van de muur op het naast gelegen perceel van derde-partij een direct gevaar vormen voor de personen die in de daar aanwezige garage werkzaam zijn, en de goederen die zich in de garage bevinden. Zonder kap van de bomen kan de muur niet worden hersteld;
- het geconstateerde dode hout in de kroon en het waterlot aan de stam, gevolgen kunnen hebben voor de levensverwachting van de bomen;
- het nu een geschikt moment is om de bomen te verwijderen omdat men er na de herinrichting van het perceel aan de [adres 1] , waaronder de bouw van een woning, moeilijker bij kan komen;
- de beeldbepalende waarden van de houtopstand vrijwel verwaarloosbaar zijn;
- de bomen niet op de lijst van monumentale bomen van de gemeente Staphorst staan;
- de bomen evenmin zijn beschreven in het document waarin bomen staan vermeld die beeld- en sfeerbepalende zijn, cultuurhistorisch waardevol zijn, dendrologisch interessant zijn, monumentaal zijn, een bijzondere standplaats hebben of interessant zijn door groei- of snoeivorm;
- de kans bestaat op verminderde leefbaarheid in de omgeving vanwege expansie van de eikenprocessierups.
4. Op deze zaak is het volgende juridisch kader van toepassing.
4.1
Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
4.2
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de “Bomenverordening gemeente Staphorst” (Bomenverordening) stelt het college van burgemeester en wethouders een Groene Kaart vast die een samenhangend geheel bevat van de volgende houtopstanden en gebieden:
a. waardevolle boom;
b. waardevol landschapselement;
c. waardevolle bomenrij;
d. gebied waarbinnen houtopstanden staan die een zekere mate van bescherming behoeven (licht regime);
e. gebied waarbinnen houtopstanden staan die zonder vergunning gekapt kunnen worden (vrij regime).
Voorts is in artikel 3 (“Kapverbod voor waardevolle bomen”) het navolgende bepaald:
1. Het is verboden een waardevolle boom te vellen of te doen vellen.
2. Het bevoegd gezag kan ontheffing van het verbod genoemd in het eerste lid verlenen indien sprake is van onveilige situaties door instabiliteit en/of onvoldoende vitaliteit, schade of dreigende schade aan de omgeving of een andere situatie van zwaarwegend algemeen belang.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a. een bijzondere boom die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
b. dode bomen;
c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke cultuurmaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
4. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
5. Wanneer een bijzondere boom geheel of gedeeltelijk teniet is gegaan, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing, doet de eigenaar daarvan melding aan het bevoegd gezag.
Artikel 4 (“Kapverbod voor waardevolle houtopstanden”) bepaalt:
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een waardevolle houtopstand, landschapselement of bomenrij te vellen of te doen vellen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a. een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
b. dode bomen;
c. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte bomen;
d. onderhoudswerkzaamheden die noodzakelijk zijn met het oog op het voortbestaan van de houtopstand van het landschapselement.
3. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang gelet op de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
5. Wanneer een waardevolle houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet is gegaan, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning, doet de eigenaar daarvan melding aan het bevoegd gezag.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, wordt voor het vellen van een waardevolle boom of houtopstand slechts ontheffing verleend indien sprake is van een of meer van de volgende criteria:
a. de alternatieven om de boom te behouden zijn uitputtend onderzocht en gebleken is dat die niet aanwezig zijn;
b. er is sprake van een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat opweegt tegen het belang van duurzaam behoud van de beschermde houtopstand;
c. uit een boomdeskundig rapport blijkt dat instandhouding niet langer verantwoord is, gelet op het belang van voorkoming van letsel of ernstige schade.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kan het bevoegd gezag aan de ontheffing voorschriften verbinden.
Ten slotte kan het bevoegd gezag op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, de vergunning als bedoeld in de artikelen 4 en 5 weigeren in het belang van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid.
4.3
In het “Beleidsplan particuliere bomen gemeente Staphorst” is voorts opgenomen dat bomen die op de Groene Kaart met een rode lijn worden aangegeven, behoren tot de landschapselementen en een bijdrage leveren aan het groene karakter van de gemeente en dat het wenselijk is dat het aantal bomen in dit gebied vanuit een oogpunt van landschapskwaliteit en ecologie gelijk blijft.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1
De rechtbank stelt vooreerst vast dat het geding thans alleen nog ziet op het verbod om twee eiken te mogen kappen. Het bestreden besluit heeft betrekking op drie eiken. Nadien is echter alsnog een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één van de drie eiken.
5.2
Voorts stelt de rechtbank vast dat in het bestreden besluit weliswaar slechts wordt aangegeven dat de omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de Bomenverordening wordt geweigerd, maar dat verweerder, naar niet van de zijde van eiser is bestreden, ter zitting gemotiveerd heeft aangegeven dat ook de in artikel 7 van de Bomenverordening genoemde waarden bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag zijn betrokken.
5.3
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4 van de Bomenverordening is de rechtbank van oordeel dat verweerder af kon gaan op de op 12 oktober 2020 door een ter zake deskundige medewerker van de gemeente gemaakte visuele beoordeling van de bomen. Daarbij is vastgesteld dat er bij de eiken weliswaar sprake is van dood hout in de kroon en waterlot aan de stamvoet, maar dat de eiken een voldoende goede vitaliteit en gezondheid bezitten.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat uit de door eiser ingezonden foto’s geen ander beeld naar voren komt en dat de bomen middels normaal onderhoud hun vitaliteit kunnen behouden. Dat de bomen dicht op de panden van het garagebedrijf van derde-partij staan, maakt nog niet dat zij een gevaar opleveren.
Hetgeen eiser daartegenover heeft gesteld, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
5.5
Ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Bomenverordening kan verweerder de vergunning weigeren indien één of meer van de in dat artikel genoemde waarden, waaronder de landschappelijke waarde, worden aangetast. In zijn besluitvorming over het al dan niet gebruik maken van deze weigeringsbevoegdheid, moet verweerder de belangen die worden gediend met het verlenen van de vergunning, afwegen tegen het belang van de waarde of waarden die daarmee worden geschaad. Daarbij komt verweerder een zekere beleidsruimte toe.
5.6
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder in redelijkheid de kapvergunning heeft kunnen weigeren voor zover het gaat om de twee thans nog resterende eiken. Ze is van oordeel dat zulks het geval is.
5.7
In dat verband stelt de rechtbank vast dat de bomen deel uit maken van een bomenrij die als rode lijn is aangegeven op de Groene Kaart als bedoeld in artikel 2 van de Bomenverordening. Die bomenrij wordt op de Groene Kaart aangeduid als “elzensingel”. Desondanks komt het de rechtbank niet onaannemelijk voor dat, zoals van de zijde van verweerder wordt gesteld, met de rode lijn is beoogd om aan te geven dat alles wat daar aan bomen en ondergewas staat (dus ook de in geschil zijnde eiken), moet worden gerekend tot de als “elzensingel” aangeduide waardevolle houtopstand.
5.8
Voor zover eiser de waarde van de bomenrij en daarmee haar karakter als waardevolle houtopstand in de zin van artikel 4 van de Bomenverordening heeft bestreden, is dit naar het oordeel van de rechtbank niet met stukken onderbouwd. Dat de bomen slechts gedeeltelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, laat onverlet dat zij gezien het feit dat in het gebied meerdere hoge bomenrijen voorkomen tussen boerderijen, een zekere beeldbepalende en cultuurhistorische waarde hebben.
5.9
Gelet op het onder 5.7 en 5.8 overwogene, is de rechtbank van oordeel dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat de eiken beeldbepalend zijn voor de ecologie, het landschap en het dorpsschoon, dat de eiken daarmee onderdeel uitmaken van een waardevolle houtopstand als bedoeld in artikel 4 van de Bomenverordening, en dat deze houtopstand derhalve ingevolge voornoemd artikel niet zonder vergunning kan worden geveld.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de vergunningverlening in de zin van artikel 7 van de Bomenverordening, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de door eiser en derde-partij gewenste vergunning te weigeren door het belang van het behoud van de bomen zwaarder te laten wegen dan het belang van eiser en derde-partij om de bomen te verwijderen.
5.11
Hetgeen overigens door eiser is aangevoerd, te weten de toekomstige ontwikkeling op het perceel en een eventuele expansie van de processierups, maakt dat niet anders.
5.12
Ook het gegeven dat volgens eiser één van de twee thans nog aanwezige eiken zich bevindt op grond waar een tweede vergunde schuur zal worden gebouwd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze informatie is pas ter zitting door eiser naar voren gebracht en betreft een situatie die ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet aan de orde was. Indien bij een door eiser aan te vragen nameting blijkt dat de door eiser verstrekte informatie juist is, zal verweerder op verzoek een besluit over het al dan niet mogen kappen van de betreffende eik moeten nemen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, rechter, in aanwezigheid van M.W. Hulsman als griffier op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.