ECLI:NL:RBOVE:2021:3792
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om medenaturalisatie van eiser wegens strafrechtelijk verleden
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een verzoek om medenaturalisatie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. T. der Bedrosian, had een verzoek ingediend via zijn moeder, die eerder wel was genaturaliseerd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had het verzoek afgewezen op basis van het feit dat eiser een strafrechtelijk vergrijp had begaan, namelijk het accepteren van een transactievoorstel voor een werkstraf van 24 uur wegens handelen in strijd met artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht. Eiser stelde dat hij geen misdrijf had begaan, maar slechts een licht strafrechtelijk vergrijp, en dat er bijzondere omstandigheden waren die hem niet als een gevaar voor de openbare orde konden beschouwen.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek terecht was, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving en het beleid van verweerder vereisen dat bij een strafrechtelijk verleden, zoals in dit geval, de naturalisatie kan worden geweigerd. Eiser had weliswaar zijn straf uitgevoerd, maar de rechtbank concludeerde dat de omstandigheden waaronder hij het delict had begaan niet zodanig bijzonder waren dat verweerder van zijn beleid had moeten afwijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.