Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten van veroordeelde en de officier van justitie
3.De bevoegdheid van de rechtbank
4.De ontvankelijkheid
5.De beoordeling
Beide arresten zijn onherroepelijk geworden, waarna het CJIB de zaken respectievelijk op 14 juni 2017 en in februari 2019 ter executie aangeboden heeft gekregen. Op 16 maart 2020 heeft het CJIB veroordeelde aangeschreven op zijn BRP-adres. Veroordeelde werd middels deze aanschrijving in de gelegenheid gesteld uiterlijk 16 april 2020 beide ontnemingsmaatregelen te voldoen, dan wel voor die datum een betalingsregeling voor de ontnemingsmaatregelen aan te vragen. Op 2 juni 2020 heeft het CJIB uit eigen beweging een voorlopige betalingsregeling aan veroordeelde toegekend, bestaande uit 12 maandelijkse termijnen van € 250,-. Deze regeling had betrekking op beide ontnemingsmaatregelen.
Op 29 juli 2020 ontving het CJIB een brief van mr. Onland, waarin hij verwees naar zijn brieven van 23 oktober en 3 december 2019. Veroordeelde zou niet in staat zijn enige betaling te kunnen verrichten in de ontnemingszaken. Het CJIB heeft deze brief ter kennisgeving aangenomen. Op 14 september 2020 nam veroordeelde telefonisch contact op het CJIB om kwijtschelding aan te vragen. Het CJIB heeft hierop meegedeeld dat een dergelijk verzoek bij de rechtbank kan worden ingediend. Het openstaande bedrag (van
beide ontnemingszaken) betrof op 27 september 2021 € 30.636,23.
6.De beslissing
wijst toehet verzoek tot
kwijtscheldingvan het te betalen bedrag aan