ECLI:NL:RBOVE:2021:3782

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
271256 KG RK 21-424
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kinderbeschermingszaak

Op 8 oktober 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. Het verzoek was ingediend tegen mr. G.M.J. Vijftigschild, die als rechter in een kinderbeschermingszaak optrad. De verzoeker, wonende te Zwolle, had op 20 september 2021 het wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat mr. Vijftigschild partijdig was en zich liet leiden door persoonlijke motieven. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2021 was verzoeker aanwezig, samen met zijn gemachtigde, terwijl mr. Vijftigschild niet verscheen. De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoeker beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had ook nieuwe feiten aangevoerd tijdens de behandeling, maar deze waren al bekend op het moment van indienen van het wrakingsverzoek, waardoor ze niet in de beoordeling konden worden meegenomen. De wrakingskamer concludeerde dat de klachten van de verzoeker onvoldoende onderbouwd waren en dat de beslissing van mr. Vijftigschild om bepaalde passages uit de reactie van verzoeker te retourneren niet als partijdig kon worden aangemerkt. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 271256 KG RK 21-424
Beslissing van 8 oktober 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Zwolle,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Op 20 september 2021 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mr. G.M.J. Vijftigschild, rechter in deze rechtbank en in haar hoedanigheid van kinderrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder C/08/270004 / JE RK
21-1524. Het verzoek is mondeling tijdens de zitting gedaan onder overlegging van een schriftelijke toelichting, zoals blijkt uit het proces-verbaal van wraking d.d. 20 september 2021.
1.2.
Mr. Vijftigschild heeft niet berust in de wraking. Zij heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 7 oktober 2021 behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, samen met zijn gemachtigde. Mr. Vijftigschild is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Via een videoverbinding hebben tevens mevrouw [naam] en mevrouw [naam] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Zwolle (hierna te noemen: de GI), de zitting bijgewoond.
Verzoeker en zijn gemachtigde hebben het verzoek ter zitting mondeling toegelicht. Ook hebben zij een schriftelijke reactie op de reactie van mr. Vijftigschild overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 20 september 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgehad van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige dochter van verzoeker, [dochter] .
2.2.
Enige tijd voor die zitting, namelijk op 10 september 2021, heeft de griffier verzoeker een brief gestuurd waarin, voor zover van belang, het volgende vermeld staat:
Uw reactie op de OTS rapportage van het Leger des Heils van 29 juli 2021, gedateerd op 24 augustus 2021 heeft de rechtbank in goede orde ontvangen.
De rechter ziet aanleiding de rapportage aan u te retourneren met het uitdrukkelijk verzoek enkele opmerkingen in uw passages te verwijderen nu deze de grenzen van de in het maatschappelijk verkeer betamelijke omgangsvormen overschrijden.
Het gaat hierbij om uw overwegingen in de volgende passages:
(…)
De rechter stelt u via deze weg in de gelegenheid voornoemde passages aan te passen. Indien u geen geschoonde versie instuurt zal de rechter overwegen uw reactie van 24 augustus 2021 niet tot de gedingstukken te rekenen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft -samengevat- het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Mr. Vijftigschild handelt in strijd met haar beroepseed en de aan het ambt van rechter verbonden beroepsregels, aangezien zij zich laat leiden door persoonlijke motieven, zich subjectief opstelt en zich baseert op een binnen het jeugdrecht en de jeugdzorg heersende ‘mentaliteit’ die niet zou mogen bestaan. Verzoeker mag die mentaliteit kennelijk niet benoemen, nu mr. Vijftigschild met haar brief van 10 september 2021 censuur heeft toegepast. Mr. Vijftigschild spant bovendien samen met de Raad voor de Kinderbescherming en de GI en heeft ter zitting van 20 september 2021 geen enkele kritische vraag gesteld aan de aanwezigen. Hier komt nog bij dat de beschikkingen en processen-verbaal van mr. Vijftigschild onprofessioneel en onvoldoende gemotiveerd zijn, alsmede in strijd met de wet, de jurisprudentie en de vaststaande feiten. De beschikkingen zijn afgegeven ter facilitering van de uitvoering van zeer ernstige misdrijven door de Raad voor de Kinderbescherming en de GI. Verzoeker heeft dan ook geen enkel vertrouwen in een objectieve behandeling van de lopende kwesties door mr. Vijftigschild.

4.Het standpunt van mr. Vijftigschild

4.1.
Mr. Vijftigschild ziet niet in hoe haar optreden (de schijn van) partijdigheid heeft kunnen wekken en meent dat zij geen enkele aanleiding heeft gegeven tot het indienen van het wrakingsverzoek. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft mr. Vijftigschild de gang van zaken voorafgaand aan en tijdens de zitting van 21 september 2021 geschetst.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aan de door hem aangevoerde gronden voor wraking nog een aantal nieuwe feiten en omstandigheden toegevoegd. Zo heeft hij zich onder meer op het standpunt gesteld dat mr. Vijftigschild ter zitting van 20 september 2021 niet bereid bleek enige vraag van hem te beantwoorden, dat mr. Vijftigschild met een opmerking over het overlijden van de moeder van [dochter] blijk gaf alleen oog te hebben voor het belang van de stiefvader van [dochter] en dat mr. Vijftigschild heeft gesuggereerd dat hij een onverkwikkelijk contact heeft met de griffie.
5.3.
Op grond van artikel 37 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten in een wrakingsverzoek direct alle gronden voor de wraking naar voren worden gebracht. Uit die bepaling, in samenhang met lid 4, volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden die aan de verzoeker pas bekend zijn geworden nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. De bij de mondelinge behandeling van het wrakingverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden waren reeds bekend bij het indienen van het wrakingsverzoek en met deze gronden – waarop mr. Vijftigschild niet heeft kunnen reageren – kan daarom geen rekening worden gehouden.
5.4.
De wrakingskamer constateert dat het wrakingsverzoek deels is gericht tegen eerdere beslissingen van mr. Vijftigschild. Verzoeker legt aan dat verzoek immers onder meer ten grondslag dat de door mr. Vijftigschild gegeven beschikkingen onjuist zijn, omdat deze onder meer in strijd zouden zijn met de wet en de geldende jurisprudentie. De juistheid van een beslissing van een rechter kan op zichzelf echter niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. De wrakingskamer concludeert dan ook dat deze grond niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden.
5.5.
Verder noemt verzoeker als concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van mr. Vijftigschild kan worden afgeleid dat zij geen enkele kritische vraag heeft gesteld en dat zij met haar brief van 10 september 2021 censuur heeft toegepast. Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker toegelicht dat het verzoek van de GI niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed en dat juist daarom aanleiding bestond voor het stellen van kritische vragen. Dat deze uitbleven heeft hij als partijdig ervaren. Verzoeker stelt dat het achterwege blijven van dergelijke vragen maakt dat hij onvoldoende vertrouwen heeft in de kritische beoordeling door mr. Vijftigschild van het verzoek van de GI. Hij is zelf onvoldoende gehoord.
5.6
Voor zover al juist is dat mr. Vijftigschild ter zitting van 20 september 2021 inderdaad geen enkele kritische vraag heeft gesteld, levert dit naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende grond op om (de schijn van) vooringenomenheid aan te nemen, althans de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het is mogelijk dat mr. Vijftigschild reeds op basis van de gewisselde processtukken een helder beeld van de zaak had gekregen. Daarnaast kan het zijn dat eventueel nog bij haar levende vragen beantwoord zijn door hetgeen partijen in hun spreektijd naar voren hadden gebracht. De rechter is bij de mondelinge behandeling van zaken in beginsel vrij om datgene te vragen wat naar zijn of haar oordeel nodig is om een goede beoordeling van de zaak te kunnen geven. De conclusie van de wrakingskamer is dat ook deze grond niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden.
5.3.
In het feit dat mr. Vijftigschild aanleiding heeft gezien de reactie van verzoeker op de OTS rapportage van GI te retourneren en verzoeker te verzoeken daaruit bepaalde passages te verwijderen ligt naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin partijdigheid besloten of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Uit de brief van 10 september 2021 blijkt immers niets anders dan dat Mr. Vijftigschild met die brief de naleving van de fatsoensnormen heeft willen nastreven, hetgeen niet als een uiting van partijdigheid kan worden aangemerkt.
5.4.
De overige in het wrakingsverzoek opgenomen klachten betreffen stellingen of veronderstellingen die niet (tijdig) nader zijn geconcretiseerd of onderbouwd, zodat de wrakingskamer daaraan voorbij gaat.
5.5.
De conclusie uit het voorgaande is dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. van Holten, A.E. Zweers en H.M. Braam in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 8 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.